De dreiging van de verborgen boodschap
“De Amerikaanse dollar ging in de loop van 2007 verder omlaag alhoewel zijn reële wisselkoers zich allicht nog altijd boven het fundamentele niveau ervan op middelllange termijn situeert”, zo leest een typisch zinnetje uit de jongste World Economic Outlook van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). U en ik zouden eenvoudig zeggen dat een verdere daling van de dollar waarschijnlijk is. En er dan in één gedachtestroom aan toevoegen dat dit bijkomende druk legt op de stilaan manifest sputterende motor van de economische groei in euroland.
Bij de mededelingen van de belangrijkste centrale bankiers gaat elk woord op de weegschaal van de juiste relevantie. Zover zijn we nog niet met analyses van instellingen als het IMF, maar het evolueert ook wel in dezelfde richting. De jongste Outlook bevat nog diverse andere voorbeelden van de “verborgen boodschap”. Misschien wel de belangrijkste terzake lijkt ons de visie van het IMF over de te verwachten inflatie.
Op diverse plaatsen in de volumineuze Outlook wijzen de bollebozen van het IMF op het dreigende inflatiegevaar. De kredietcrisis die sinds augustus jl. de financieel-economische wereld in haar ban houdt, verplichtte de belangrijkste centrale banken tot versoepeling van het monetair beleid en/of uitstel van een verder verkrappend beleid. Hoewel men de onvermijdelijkheid van deze zwenkingen inziet, maakt het de IMF-analisten duidelijk ongerust. Ze pleiten er dan ook voor om zo gauw de situatie het enigszins toelaat snel terug het pad van de monetaire vestrakking te gaan bewandelen.
Vooral als gevolg van hogere energie-, grondstoffen- en voedselprijzen zit in een aantal opkomende landen, met China op kop, de inflatie duidelijk in de lift. Gegeven de toenemende verstrengelingen in de wereldeconomie lijkt enige doorvloeiing van die inflatie naar het Westen toe onvermijdelijk. Bovendien valt op basis van de klassieke economische analyse te vrezen dat de monetaire gang van zaken van de jongste jaren in het Westen (sterke aangroei van de geldhoeveelheid en forse toename van het verstrekte kredietvolume) zich finaal toch ook moet gaan uiten in een stuk bijkomende inflatie op het vlak van goederen en diensten. De bezorgdheid van het IMF is dus begrijpelijk.
De internationaal groeiende inflatievrees krijgt voor België een extra dimensie. Vergeten we immers niet dat België nog altijd met het automatische mechanisme van loonindexering opgescheept zit. Hogere inflatie betekent dan ook onvermijdelijk én snel een stijging van de loonkosten. Omdat onze loonkosten al met ten minste 10 % uit koers liggen ten opzichte van onze buurlanden, zal een nieuwe, intern gegenereerde verhoging van die loonkosten de internationale competitiviteit van onze bedrijven voort ondergraven. Bovendien kunnen bij zo’n oploop van de loonkosten, diezelfde ondernemingen niet anders dan bij hun investeringen te kiezen voor besparingen op arbeid.
Begin jaren 1980 zag België ook een versnelde degradatie optreden van zijn relatieve positie inzake loonkosten. De werkloosheid schoot omhoog en de begrotingstoestand liep compleet uit de hand. Met de devaluatie van de Belgische frank begin 1982, kon men met één beweging die handicap grotendeels ongedaan maken. Het eurogegeven maakt dat die optie vandaag gewoon niet meer op het bureau van de beleidsmakers ligt. Een proactief beleid dat voorkomt dat men in de onvermijdelijkheid van een onmogelijkheid (de devaluatie) terechtkomt, is dus het enige alternatief. Niet alleen zitten we nog mijlenver van een nieuwe regering af, de wonden die de voorbije weken geslagen zijn, maken dat men zich weinig begoochelingen mag maken over de cohesie en de slagkracht die er zal uitgaan van het oranje-blauwe kabinet, dat algemeen als het enige ernstige model voor een federale regering wordt beschouwd. En dus zijn er erg goede redenen om echt ongerust te worden over de Belgische situatie.
de auteur is ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET VKW.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier