De donkere kantjes van de ‘eerlijke handel’
De Franse econoom Christian Jacquiau heeft een onderzoek gevoerd naar de gebruiken in de fair-tradebusiness. Daaruit blijkt dat eerlijke handelaren minder deugdzaam zijn dan men zou geloven. Nog het meest onder vuur ligt de grootste onder hen: Max Havelaar.
Het recente succes van de eerlijke handel (zie kader: Eerlijke handel in cijfers) heeft de Franse econoom Christian Jacquiau ertoe gebracht om een kritische blik te werpen op het doen en laten van de fair-trademerken. Hij beschrijft zijn drie jaar durende onderzoek in het boek Les coulisses du commerce équitable, waarin hij een aantal slogans uit de eerlijke handel in een breder perspectief plaatst.
“Volgens Max Havelaar – de organisatie die een keurmerk verleent aan ‘eerlijk geproduceerde koffie en bananen’ – slagen de kleine producenten er dankzij de eerlijke handel in om 50 miljoen euro per jaar meer te verdienen,” zegt Christian Jacquiau. “Dat is geen onaanzienlijk bedrag, maar het moet wel verdeeld worden over een miljoen aangesloten begunstigden.” De Fransman berekende dat een ‘eerlijke producent’ amper 50 euro per jaar of 4 euro per maand meer verdient dan wie zijn producten via de klassieke kanalen verdeelt.
“Dat zijn slechts indicatieve gemiddelden,” weert Laurence de Callataÿ van Max Havelaar België af. “De helft van de producenten en arbeiders in de eerlijke handel zijn nauwelijks vier jaar geregistreerd. Bovendien loopt niet hun volledige productie langs het kanaal van de eerlijke handel.”
Om toe te treden tot het netwerk van de eerlijke handel moeten landbouwers over de nodige middelen beschikken. “Het kost de producenten 2000 tot 2500 euro om het Max Havelaarlabel te krijgen,” stelt Christian Jacquiau vast. “Op die manier wordt het deel van de landbouwbevolking dat echt in nood zit, uitgesloten. Het systeem beperkt dan ook de toegang tot degenen die zichzelf rond een coöperatie kunnen organiseren en het bevordert de monocultuur.”
Zelfverklaard monopolie
Heel wat waarnemers, zoals de Franse consumentenorganisatie Que Choisir, zijn van oordeel dat Max Havelaar geen label is. “Het is een commercieel merk, dat overigens beschermd wordt door het Franse Institut Nationale de la Propriété Industrielle (INPI),” zegt Christian Jacquiau. “Bovendien roept het zichzelf eigenmachtig uit tot keurmerk van de eerlijke handel. Dat zelfverklaarde monopolie mist elke juridische basis.”
In een advies uit 2005 heeft de Belgische overheid gepoogd om dat riskante terrein te ontmijnen door bepaalde voorafgaande voorwaarden te koppelen aan de lancering van een label: onafhankelijke certificatie- en controleorganismen, door de overheid erkend lastenboek en duidelijke informatie over de toegevoegde waarde van de producten.
Max Havelaar lijkt die weg nu te volgen. Christian Jacquiau verwijt de organisatie echter dat ze jarenlang haar lastenboeken opstelde terwijl ze terzelfder tijd de rol van controleur vervulde. Sinds 2003 bestaan er twee afzonderlijke structuren die een einde moeten maken aan die cumulatie van functies: er is de Fair trade Labelling Organisation International (FLO), die gericht is op onderzoek en steun aan de producenten, en er is de FLO-Cert, die de controle- en certificatietaken bewaakt. Dat is echter onvoldoende, zegt de Franse econoom. Hij vindt het onaanvaardbaar dat de activiteiten van FLO-Cert en FLO onder dezelfde koepel samengebracht worden. “Degene die certificaten aflevert, moet de uitoefening van strikte controles zien te rijmen met de ontwikkeling van de omzet.”
Het hangt er nu van af hoe de Belgische wetgever zal reageren. Er werden intussen al drie wetsvoorstellen ingediend om de eerlijke handelsactiviteit juridisch te omkaderen. De kernvraag daarbij is of het Max Havelaarmodel als referentie moet worden genomen.
Max Havelaar verliest zijn ziel
“Zoals de eerlijke handel vandaag door gevoerd wordt, overstijgt hij nauwelijks het niveau van liefdadigheid,” zegt een ontstemde Christian Jacquiau. “De eindverbruiker betaalt een beetje meer zodat de producenten in het Zuiden aan de kost kunnen komen. Dat staat gelijk met het muntstukje in de hoed van een bedelaar. Daartegenover staat dat er van de distributeurs niets gevraagd wordt. Die blijven nochtans aanzienlijke winsten boeken door de druk op de kleine producenten aan te houden.”
Max Havelaar wil echter de gerichtheid op de grootdistributie niet aan de orde stellen: “Hoe meer de producenten uit het zuiden verkopen, hoe groter de financiële stromen worden en hoe meer middelen ze ter beschikking krijgen om te investeren in hun toekomst,” aldus Laurence de Callataÿ.
Dreigt de eerlijke handel haar ziel te verliezen door zich alleen op schaalvergroting te concentreren via de grootdistributie? “Oorspronkelijk stuurde fair trade aan op een rechtvaardiger verdeling van de prijs,” zegt Christian Jacquiau. “Hij moest toelaten om het afzetkanaal van een product beter te vergoeden. Dat gold niet alleen voor de producenten, maar ook voor de tussenpersonen zoals fabrikanten, transporteurs en de werknemers van de distributie. Daar komt niets van in huis. Hoogstens overlaadt men de westerse consument met schuldgevoelens. Hij krijgt de simpele boodschap dat hij het onrecht kan rechttrekken dat de producenten aangedaan wordt door het roofzuchtige gedrag van koffiebranders en distributeurs.”
Christian Jacquiau, Les coulisses du commerce équitable, Editions Mille et une nuits, 2006.
Pierre-Yves Warnotte
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier