De dijken moeten wijken

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Worden de dijken langs de Durme afgebroken? Een werkgroep van Vlaamse en Nederlandse experts ziet niets dan voordelen: de kans op overstromingen wordt kleiner en de natuur kan haar evenwicht terugvinden. En we waren het bijna vergeten: de Antwerpse haven kan er veel beter van worden.

De Antwerpse haven moet uitgediept worden, vindt schepen Leo Delwaide (VLD). Een diepere haven betekent immers grotere schepen, meer vaste klanten en meer inkomsten. Maar ook: meer water, een hogere waterdruk en dus meer kans op overstromingen. De gemeenten langs de Schelde houden de adem in. Jarenlang heeft men geprobeerd om de stroom te temmen. Ze werd in een dwangbuis van dijken gestopt om onze huizen en landbouwgebieden te vrijwaren. Menselijke overmoed, is intussen gebleken, en mogelijk ontoereikend als de plannen van de Antwerpse haven worden uitgevoerd.

Er zit maar één ding op: de Schelde laten overstromen als ze dat wil, maar dan wel op een gecontroleerde manier. In totaal wil men een gebied van zo’n 2000 hectare aan de natuur teruggegeven in de vorm van een ‘gecontroleerd getijgebonden gebied’ (GGG). Bij vloed loopt het dus onder. Het is de bedoeling dat de Durme opnieuw haar vroegere bedding inneemt op het grondgebied van de gemeentes Hamme, Waasmunster, Lokeren en Temse. De realisatie van dat GGG vermindert de kans op overstromingen aanzienlijk, en het creëert belangrijke ecologische verbeteringen: een slikken- en schorrengebied, en zuiverder Schelde- en Noordzeewater. Ten slotte biedt het de nodige ruimte voor een verdere verdieping van de Schelde.

Die uitdieping heeft van de Antwerpse haven de hoogste prioriteit gekregen. Het havenbestuur stelt momenteel de resultaten van de pas afgelopen verdiepingsfase bij. De vorige berekening dateert van de lente van vorig jaar, toen de verdieping nog niet volledig was afgerond.

Aan de minzijde staat de kostprijs, die volgens de jongste stand van zaken 11,7 miljard frank zal bedragen. En waar moeten we met al dat slib heen? De onderhoudsbaggerwerken leveren per jaar 14 in plaats van 10 miljoen kubieke meter slib op. Het wordt steeds moeilijker om geschikte bergingsplaatsen te vinden.

Daartegenover staat het economische potentieel. In 1996, het laatste jaar voor de verdieping, liepen amper vijf zeeschepen met een diepgang van meer dan 15 meter Antwerpen aan. In 1999, toen de verdieping nog niet eens voltooid was, waren dat er al 46. Het aantal schepen dieper dan 38 voet (11,60 meter) steeg met 33% van 236 naar 314. Dat is vooral van belang voor grote containerschepen.

Volgens het Antwerpse Havenbedrijf hebben vijftien rederijen aangekondigd zo snel mogelijk met reuzen van 6000 twintigvoetcontainers naar de Scheldestad te willen komen.

De Antwerpse havenschepen Leo Delwaide eist een tij-ongebonden doorvaart van 14 meter, en pleit samen met de havenbesturen van Gent, Vlissingen en Terneuzen voor een ‘integraal vaarwegbeheer’ van de Schelde. Daarin zouden de aspecten van veiligheid, milieu en verdieping vastgelegd worden. Nederland en Vlaanderen besloten uiteindelijk om eerst een langetermijnvisie (LTV) uit te werken, die moet onderzoeken hoe de Schelde er over dertig jaar moet uitzien.

De drie oorspronkelijke werkgroepen van de LTV – veiligheid, natuurlijkheid en toegankelijkheid – kregen inmiddels het gezelschap van een vierde, die de morfologie, de fysieke kenmerken van de rivier, bestudeert. De vier werkgroepen worden verondersteld om hun conclusies in één eindrapport te bundelen en voor te leggen aan de Technische Scheldecommissie. Begin volgend jaar volgt er een inspraakronde, en heeft de politiek het laatste woord.

Het spectaculairste voorstel

komt van de werkgroep Veiligheid. Die onderzocht hoe een nieuwe overstromingsbeleid nagenoeg dezelfde veiligheid kan opleveren als het Sigma-plan van weleer. Dat plan, een gevolg van de overstromingen van 1976, voorzag in dijkverhogingen en in een stormstuw in de monding van de Westerschelde. De dijken zijn voor 70% afgewerkt, maar de stuw werd in de jaren ’80 afgevoerd wegens te duur in aanleg en onderhoud. Toch kan hij gecompenseerd worden door de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden. Zo zou het Durme-project de waterstand van de Schelde met 50 tot 60 centimeter doen afnemen, en zelfs met één meter bij stormweer.

Het bekendste overstromingsgebied is dat in de polders van Kruibeke-Bazel-Rupelmonde. Het oorspronkele plan daarvoor lokte terecht veel verzet uit. Het idee van een potpolder – een betonnen bak van 600 hectare die af en toe eens onder water wordt gezet – blonk niet uit in ecologische doordachtheid. Maar nu de plannen geëvolueerd zijn naar een gecontroleerd overstromingsgebied, is ook Agalev voor het concept gewonnen.

Ook het nieuwe Wase overstromingsgebied kan op instemming van de milieubeweging rekenen. Ze ziet de kans schoon om in één klap een stuk dichter te komen bij de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied bij wil creëren. Ook de Nederlandse staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Monique De Vries, vond het tijdens een recente toespraak voor de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel “onvermijdelijk dat we een deel van de ruimte teruggeven die we in het verleden aan de rivier hebben ontnomen”. Nog een positief argument: door de creatie van een schorren- en slikkengebied zou het chemische onevenwicht van de Schelde gevoelig worden verminderd. Nu produceert het Schelde-estuarium nagenoeg evenveel CO2 als het volledige chemische complex rond Antwerpen.

De groene steun

mag dan al een zegen zijn voor het havenwezen, de landbouwsector zal er minder opgezet mee zijn. Opvallend is dat het debat rond havenuitbreiding vaak niet draait rond milieu tegen economie, maar om landbouw tegen industrie. Dat verzet van de landbouw zou nog veel heviger kunnen worden als de langetermijnplannen van de werkgroepen erdoor komen. Zo bestaat de denkpiste om een overloopdijk te bouwen tussen Wester- en Oosterschelde (zie kaart). Het Scheldewater zou bij hoge waterstanden deze vroegere zeearm instromen, waardoor je een nieuw Verdronken Land van Saeftinge creëert. Terzijde: het niveau van dat natuurgebied is de jongste dertig jaar twee meter gestegen, wat de status van ‘verdronken land’ steeds meer relativeert. Ook de Prosperpolder en de Hedwigepolder, benoorden Doel, worden opnieuw genoemd als overstromingsgebieden.

Er kleven enkele ernstige bedenkingen aan al die plannen. Ten eerste gaat het project veel geld kosten. Zeer voorlopige ramingen spreken nu al van minimum 8 miljard frank. Ten tweede zal er alweer moeten worden onteigend. Ten derde liggen er drie bruggen in het gebied, waaronder de Mira-brug, die het decor vormde voor de gelijknamige film. Die verbindingen zullen op een of andere manier moeten behouden blijven. Ten vierde zal de uitwerking vele jaren in beslag nemen. Binnen de administratie wordt in de eerste plaats aangedrongen op extra studiewerk. Er moet dus bij de bevoegde ministers worden aangeklopt om daarvoor geld te vinden.

En dan is er ook het voorlopige rapport van de werkgroep Morfologie, onder leiding van VUB-professor Jean-Jacques Peters. Peters en zijn internationale experts wijzen erop dat de twee voorgaande verdiepingen (1970 en 1997) de morfologie van de stroom niet al te sterk hebben beïnvloed; zeker niet in vergelijking met andere menselijke ingrepen zoals inpolderingen. Voor Peters is het estuarium een gegeven dat zichzelf constant ontwikkelt.

Sommige milieubewegingen, gesteund door vorsers van Technische Universiteit Delft, interpreteren natuurbehoud als ‘bevriezing van de huidige toestand’. Niet noodzakelijk, vindt Peters: het huidige meergeulensysteem van de Schelde evolueert sowieso naar een eenvoudiger morfologie. Door een goede baggerstrategie kan de natuurlijkheid van de rivier volgens hem zelfs verder worden bevorderd.

Dat niet iedereen deze conclusie zal delen, is een understatement. Voor Birgit Dauwe van de Zeeuwse Milieufederatie zal de langetermijnvisie geen voldoende basis vormen voor een beslissing. “We moeten eerst precies weten wat de gevolgen zijn van de huidige Scheldeverdieping. We hopen dat de twijfels die daarrond bestaan in het slotdocument worden verwoord. Bovendien worden de hoeveelheden baggerspecie dermate immens dat ze niet meer binnen het ecosysteem zullen kunnen worden gestort. Er zijn grenzen aan de mogelijkheden. Ook die van de groei.” Volgens Dauwe is de druk van het Antwerps Havenbestuur om zo snel mogelijk tot resultaten te komen, enorm. Schepen Delwaide heeft al meermaals te kennen gegeven geen studies-om-de-studies te willen, en vaart te willen zetten achter het geheel. Vanuit milieustandpunt zou het bovendien zinniger zijn om een verdieping te spreiden in de tijd. In die zin veroorzaakt de vertragingspolitiek van de milieubewegingen uiteindelijk een tegengesteld effect: de schade van een drastische ingreep is immers veel groter.

Maar Delwaide is nog veel minder gebaat bij overhaast studiewerk dat de milieubewegingen voldoende munitie biedt om hun gelijk te halen bij de Europese Commissie.

En dan is er naast de haven, de groenen en de boeren nog een vierde speler in het spel: Nederland. Volgens enkele bronnen zou het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat officieus enkele onderzoekers hebben benaderd om, zonder ernstige wetenschappelijke basis, een aantal negatieve elementen op te nemen in het onderzoek, om zo een snelle vooruitgang te hypothekeren. Dat de verdieping Antwerpen concurrentiëler zou maken tegenover de reus Rotterdam, zal daaraan wellicht niet vreemd zijn.

MIRA-BRUG

De Durme krijgt haar bedding terug.

luc huysmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content