DE DERDE MAN
ECONOMICS 301.
De universiteit van Chicago behoort inzake economie tot de meest toonaangevende ter wereld. Essentieel in de Chicago-aanpak is de nadruk, in alle geledingen van het onderwijs en de research, op de klassieke prijstheorie. Elke student krijgt terzake zijn finale brainwash in de cursus Economics 301. Het mag kenschetsend heten voor het belang dat aan deze materie in Chicago gehecht wordt, dat in de voorbije driekwart eeuw slechts drie mensen deze cursus doceerden : Jacob Viner, Milton Friedman en Gary Becker.
Jacob Viner (1892-1970) was niet alleen een absolute autoriteit inzake internationale economie en de geschiedenis van het economisch denken. Hij anticipeerde tevens in de jaren 1933-’34 reeds quasi volledig de fameuze General Theory van John Maynard Keynes, verschenen in 1936. Overigens behoorde Jacob Viner tot het zeer selecte kringetje van economen dat door de grote Keynes echt gerespecteerd werd.
Milton Friedman (1912-) behoort tot de meest omstreden economen van deze eeuw. Het brede publiek kent Friedman van zijn monetarisme en zijn over de decennia heen even onverbloemd gebleven verdediging van de vrijemarkteconomie. Wat daarbij al te makkelijk vergeten wordt, is het feit dat Friedman ook een briljant economisch researcher was die bijvoorbeeld op het vlak van consumptietheorie en welvaarteconomie baanbrekende bijdragen leverde.
Tussen het trio Viner, Friedman en Becker lopen diverse banden. Milton Friedman behoorde tot de studenten van Jacob Viner in het Chicago van de jaren dertig. In 1946 verhuisde Viner naar Princeton University aan de Amerikaanse Oostkust waar Gary Becker zijn cursus volgde. Mede onder invloed van Viner trok Becker naar Chicago voor zijn doctorale studies. Milton Friedman overtuigde hem er onder meer via Economics 301 van dat de meer sociologisch getinte problemen die Becker wenste te bestuderen best via de klassieke prijstheorie onder het analysemes konden gaan.
In zijn doctoraal proefschrift analyseerde Becker vanuit economich perspectief het fenomeen discriminatie en dit zowel op het vlak van ras en geslacht als bijvoorbeeld religieuze overtuiging. Hoewel zijn onderzoek méér dan boeiende conclusies opleverde, kreeg Becker emmers kritiek over zich en dit veel meer, zo merkte zijn Chicago-collega George Stigler fijntjes op, “van mensen die het werk niet gelezen hadden dan van anderen die dat wel gedaan hadden”. Immoreel, onethisch, academisch onverantwoord is het om zo’n diep-menselijk drama als discriminatie te lijf te gaan met de onderkoelde techniek van de economische analyse, zo catalogeerden velen het werk van Becker.
Exact dezelfde verwijten weerklonken toen hij in 1964 zijn boek Human Capital, in 1968 het artikel Crime and Punishment, in 1973 het artikel The
Theory of Marriage en in 1981 het boek A Treatise on the Family publiceerde. Blijkbaar ontging het de Becker-kritikasters in elk van die, en nog vele andere, gevallen dat Gary Becker een puur wetenschappelijke analyse zonder de minste waarde-oordelen of vooringenomendheden bracht. “Het was inderdaad soms om moedeloos van te worden,” zo zegt Becker nu, “maar ik stel vast dat steeds meer andere wetenschappers, ook niet-economen, mijn methodiek beginnen toe te passen in hun werk.”
Terugblikkend op ruim 40 jaar economische research maakt de 66-jarige Gary Becker de volgende bemerking : ” Bertrand Russell zei ooit dat hij de inspanningen die hij diende te leveren bij het schrijven van zijn Principia Mathematica hem dermate hadden uitgeput dat hij nadien nooit meer in staat was tot zwaar intellectueel werk. Welnu, mijn zwaarste intellectuele inspanning was zonder twijfel A Treatise on the Family. Het heeft me ruim twee jaar gekost eer ik daar mentaal én fysisch van hersteld was. Toch moet ik toegeven dat mijn werk omtrent human capital tot nu toe de grootste impact had op de economische wetenschap.”
In de voetsporen van de peetvader van het concept human capital, Theodore Schultz (nog een Chicago-Nobelprijswinnaar Economie), ontwikkelde Becker deze theorie verder en publiceerde in 1964 het boek Human Capital, nog altijd door velen beschouwd als een basiswerk van en voor de moderne economische analyse. De human capital-theorie zorgde voor een revolutie in het denken rond onder meer economische groei en de problematiek van de ontwikkelingslanden. De basisidee is er één die Becker doortrok in heel zijn werk : mensen verrichten activiteiten en doen investeringen niet zomaar in het wilde weg, maar wel op basis van een afweging van kosten en baten, materiële zowel als niet-materiële.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier