“De business draait weer op volle toeren”

In de Big Apple is 11 september 2001 alweer vergeten. Business as usual. “We leven in een stad die snel overeind krabbelt,” menen de Belgische ondernemers ter plaatse. “In zes maanden is New York herrezen. In Europa zou de verwerking van zo’n mokerslag tien jaar hebben aangesleept.”New York (VS).

New York (VS).

Op 11 september 2001 piekte hun verkoop. “Nog nooit zoveel puntzakjes frieten met Belgische mayonaise verkocht. Iedereen zat vast in Manhattan en moest hierlangs passeren om de stad te verlaten.” Annik Lamin meldt het zonder een zweem van cynisme. Medio 1998 opende de 28-jarige vertaler-tolk samen met haar Schaarbeekse vriend Skel Islamaj een frituur aan Broadway. B.Frites slokte een investering van 400.000 dollar, en werd een synoniem van Belgische frieten met mayonaise in New York.

B.Frites is niet het enige Belgische spoor in Manhattan. In de buurt van 14th street ontwikkelde zich spontaan een voedingscluster, ook wel Little Belgium genoemd. Vooral chocolade, pralines, brood, gebak en bier geven er de toon aan. “België is in, het is hip,” meldt Denis Pirard, marketing- en communicatiemanager van Le Pain Quotidien. De patisserieketen van entrepreneur Alain Coumont bouwt sinds 1997 zijn in België beproefd concept uit in de Verenigde Staten. Met vandaag zes winkels in New York, twee in Los Angeles. Half juni opent een derde winkel in de City of the Angels. “Het imago van België is goed: joviaal, open, een klein landje. Bovendien staan onze producten hoog aangeschreven.”

Ze lijken wel de laatste der Mohikanen, de kolonie van naar schatting 10.000 geëmigreerde Belgen in het noordoosten van de Verenigde Staten. Met nauwelijks verholen trots gewagen ze van de “unieke kwaliteiten” van het koninkrijk aan de Noordzee. De afstand versterkt het nationalisme. De start van een dagelijkse – en Belgische – luchtvaartlijn tussen Brussel en New York door VG Airlines wordt vooral door de immigranten toegejuicht. Naast B.Frites en Le Pain Quotidien, zijn dat ook La Petite Abeille, een trio restaurants van Philippe Jadot. Nabij New Brunswick huisvest Johnson & Johnson een colonne van Vlaamse expats. Goed voor een continue instroom van zowat vijftien gezinnen. Peter Michaels maakte van De Markt één van de hipste brasseries van New York. Het ruime gamma Interbrew-bieren verklaart mee het succes. Hoegaarden, Leffe, Stella ontpopten zich tot erg populaire bieren in het noordoosten van de Verenigde Staten. En dat geldt ook voor merken van andere brouwers zoals Chimay of Duvel. Die laatste van brouwer Moortgat gaat ook voor 10 dollar nog vlot over de toonbank.

Vechten tegen bureaucraten

“Belgisch bier is chic, het is een synoniem van luxe. Maar het heeft wel jaren geduurd voor die producten werden aanvaard,” tempert een behoedzame Marc Sonck het enthousiasme. De directeur van the Belgian tax center huist op de 36ste verdieping van de KPMG tower aan 345 Park Avenue. Het panorama wordt gedomineerd door betonglazen wolkenkrabbers, roerloos hangen helikopters boven de trotse torens, in de ochtendzon wriemelt het autoverkeer stapvoets op Queensborough Bridge. Vanuit de ondergrond klimt het geloei van sirenes, het onophoudelijke getoeter van auto’s.

Al twee decennia is Marc Sonck actief als fiscaal spitstechnoloog bij een van de final four. Recentelijk maakte hij de overstap naar KPMG, waardoor hij in New York belandde. Sonck geeft zowel Amerikaanse als Belgische investeerders advies. “Het succes van het Belgische bier is voor een groot stuk te danken aan de internationalisering van Interbrew. Maar de nodige licenties, documenten, en vergunningen werden pas na jaren afgeleverd. Vooral de productie van artisanale bieren werd jarenlang niet aanvaard. De regelgeving voor voeding en dranken is zeer streng, met allerlei procedures die je moet volgen, en die geen ruimte laten voor flexibiliteit.”

De Belgische frietkraam op Broadway heeft ervaring met die procedures. Het begon met de friteuse. De Food & Drug Administration (FDA) begreep niet waarom een gewoon Amerikaans toestel onmogelijk opkon tegen een echte Rubbens. Mayonaise noopte eveneens stempels en formaliteiten. Maar het Belgische bintje mag New York niet binnen, het werd de aardappelsoort Maris Piper.

Bureaucratie, de fameuze red tape, geldt niet alleen voor vergunningen. Ook de Amerikaanse belastingwetgeving vertrekt vanuit een totaal ander concept dan de Europese. Sinds 11 september 2001 verstrengden bovendien de formaliteiten inzake import van goederen en immigratie. “Het is vandaag makkelijker om een bedrijf op te richten dan je persoonlijke papieren in orde te brengen,” zucht Marc Sonck. Een vennootschap creëren kan je immers binnen het etmaal. Zeker in de staat Delaware, met zijn zeer liberale vennootschapswetgeving.

Denis Pirard van Le Pain Quotidien ziet steeds meer zandkorrels sluipen in zijn logistieke raderwerk. Het bedrijf importeert immers zowat al zijn grondstoffen uit België: meel, confituur, koffie, chocolade. Dat heet een doelbewuste keuze voor hoogkwalitatieve producten, die niet te vinden zijn op de Amerikaanse markt. Dat beleid begint te wegen, want de vertragingen bij de douane slepen sinds 11 september 2001 soms dagenlang aan. “De verscherpte veiligheidsmaatregelen leiden tot een nog moeilijker invoer en een nog omslachtiger logistiek proces,” bevestigt Wouter Van Gulck, de 32-jarige trade commissioner in New York voor Flanders Investmentand Trade. “Maar de Operation Safe Commerce van de Amerikaanse overheid, die de inspectie verplaatst naar de haven van uitvoer, zal allicht soelaas bieden. Ook al stel ik me vragen bij de norm van tien procent die zou moeten worden gecontroleerd. Zeker als je weet dat vandaag misschien één procent daadwerkelijk wordt gescreend. Scherper toezicht is nu eenmaal onvermijdelijk in de strijd tegen de terreur.”

Nieuwe politiestaat

Hoe reëel is die terreur waarop de media oeverloos hameren? De voorbije twaalf maanden verloren bijna 200.000 bewoners van New York hun job. De euforie van de dotcommers kreeg met de aanslag op het World Trade Center zijn nekslag. En toch krioelt Times Square van de massa’s, reusachtige beeldschermen schreeuwen er de American dream, de consumptiedrift in Macy’s, Toys ‘R’ Us en Virgin Megastore draait op volle toeren.

Ver boven het gewoel, op de 33ste verdieping van Times Square nummer vijf, wuift Werner Huygen de angst weg. “Terreur? Daarmee ben ik niet bezig. Terreur verlamt mijn activiteiten niet. Business komt first, en die business draait sinds januari weer op volle toeren. Hoeveel alerts hebben we gehad sinds september? Geen idee, ik let er niet meer op. De Verenigde Staten is sinds 11 september nog een beetje meer een politiestaat geworden. New Yorkers zijn het gewoon dat de helikopters boven hun hoofd toeren, dat hun paspoorten te pas en te onpas worden gecontroleerd.”

De analyse van Werner Huygen, hoofd van de Belgian tax desk en partner bij Ernst & Young, wordt voor een groot stuk bijgetreden door de andere Belgische zakenlui die Trends in de Big Apple interviewde. Terreur mag het dagelijks functioneren niet belemmeren. Blijf werken, winkelen, uitgaan. Al heeft ieder zo zijn nuances. “De terreur wordt verborgen,” merkt Denis Pirard van Le Pain Quotidien. “Je leeft erin, dus spreek er niet over. Don’t ask, don’t tell. Dat maakt het makkelijker. New York is een stad die snel overeind krabbelt. In zes maanden is de stad herrezen. In Europa zou de verwerking van zo’n mokerslag tien jaar hebben aangesleept.”

“New York heeft de slag verwerkt. Iedereen is weer druk bezig,” analyseert LudwigHoogstoel, managing director corporate financial services bij ING Capital LLC. “Veiligheid is een deel van het dagelijks leven geworden. Elke dag rijden duizenden bestelwagens door de tunnels naar Manhattan. Al wat je nodig hebt, is één bestelwagen met explosieven, en de tunnel is weg. Europa moet weten dat dit ook in Brussel en Parijs kan gebeuren. Zeker nu de Verenigde Staten zich beter verdedigt. Heel wat terroristen komen uit Europa. Een aanslag in Europa is alleen maar een kwestie van tijd.”

War of the Worlds

Bij de vraag of hij angst heeft voor de dagelijkse terreur schiet Geert Cauwenbergh ongewild in een lach. In de universiteits- annex slaapstad Princeton, op vijftig kilometer van New York, geniet de Mechelaar aan de rand van zijn zwembad van de blakende zon. De laatste daad, de naam terreur waardig, dateert uit 1938. Geert Cauwenbergh woont immers op een steenworp van Grower’s Mill, een moerassig gebied dat het Amerikaanse leger in 1938 op zoek naar Marsmannetjes uitkamde. Volgens het hoorspel War of the Worlds van OrsonWelles waren de ongewenste bezoekers in Grower’s Mill geland. “Nee, de terreur zal blijven. De wereld loopt zodanig mank dat de kans op aanslagen heel groot is. Maar dit is geen Russische roulette. De kans op een kogel is één op zes; die op een aanslag één op een miljoen. Dat is dus een relatief klein risico. En 11 september heeft vandaag geen impact meer op het investeringsklimaat in de Verenigde Staten.”

Geert Cauwenbergh spreekt uit ondervinding. Want half mei haalde de Mechelaar 46 miljoen dollar durfkapitaal op voor zijn bedrijfje Barrier Therapeutics Inc. De vijf investeerders – JP Morgan, TL Ventures, Perseus Soros, Baker Tisch en het Vlaamse KBCSecurities – beloofden bovendien geld voor een tweede financieringsronde. Met de omgerekend 49 miljoen euro wil Cauwenbergh nieuwe geneesmiddelen voor huidbescherming op de markt brengen. Want de professor in de dermatologie leidde tot voor kort de afdeling huidziektes bij Johnson & Johnson. In 1994 verhuisde Cauwenbergh naar de Verenigde Staten, omdat J & J zijn wereldwijde R&D inzake dermatologie concentreerde in Skillman nabij New York. Cauwenbergh had die promotie onder meer te danken aan de ontwikkeling van het antischimmelpreparaat sporanox. Net geen blockbuster, haalde sporanox tijdens zijn topjaren een verkoop van 900 miljoen dollar.

“Is die 46 miljoen dollar veel geld? Kijk, bij J & J had ik jaarlijks een budget van 35 miljoen dollar. Alleen voor dermatologie,” relativeert de zaakvoerder van Barrier Therapeutics. “Fondsen voor durfkapitaal beschikken in Amerika over veel meer middelen dan in Europa. Amerikaanse fondsen hebben 750 miljoen tot anderhalf miljard dollar. Een Europees fonds, met zijn 150 miljoen dollar, is hier klein bier. Als Europa wil meespelen op de wereldmarkt, zullen de fondsen groter moeten worden.”

Geert Cauwenbergh ziet nog meer verschillen. “Amerikaanse investeringsfondsen werken sneller en koppelen dat aan competentie. De meeste fondsen hebben overigens eigen wetenschappers. Ik ben uren op de rooster gelegd, niet alleen door financiers, maar ook door professoren in de dermatologie. Die hebben zelfs doctor Paul Janssen een half uur lang in zijn woning in Vosselaar lastig gevallen. Maar in Europa groeperen de fondsen uitsluitend financiers, bankiers, boekhouders. Zij vinden een projectie van het omzetcijfer de volgende tien jaar erg belangrijk. Je moet zelfs de kwartaalcijfers en de evolutie van de cashflow de eerste vijf jaar geven. Maar dat is natuurlijk gedeeltelijk in de kristallen bol kijken. In de Verenigde Staten moet je dat dus niet. Wél zijn de criteria voor financiering sinds 11 september 2001 strenger geworden. Vroeger kreeg je vijf tot zeven jaar de tijd voor de ontwikkeling van producten. Vandaag moet je binnen drie, maximaal vier jaar omzet genereren.”

Mekka van de financiën

Geert Cauwenbergh is niet helemaal negatief over de Europese fondsen voor durfkapitaal. Gimv en KBC Securities krijgen goede punten mee. “Maar het economisch klimaat is in de VS iets dankbaarder dan in Europa. Niet dat de Amerikaanse entrepreneurs het buskruit hebben uitgevonden. Maar in deze omgeving – een tiende van de bevolking heeft het ondernemersbloed – komt business beter tot uitdrukking.”

“Amerikanen zijn de motor van de economie in de wereld,” beaamt Werner Huygen van Ernst & Young. “Nergens vind je zoveel gedreven zakenlui, nergens vind je zoveel kapitaal verzameld. Dit is het Mekka van de financiën, de financiële barometer van de zakenwereld. Er is geen tweede New York, geen tweede Amerika. Achter alles schuilt een businessidee. Iemand die zich jouw vriend noemt, heeft meer dan waarschijnlijk zakelijke bijbedoelingen. Het gaat hier om kapitaal ophalen, op elke hoek van de straat draait het om geld. Je creëert een bedrijf, en na vijf jaar verkoop je het via de beurs. Voor Belgische ondernemers is dat een vreemde situatie. De Belg wil baas blijven in eigen winkel. Hoeveel Belgische families trokken naar de beurs om geld te vinden?”

Belgen hebben wel nog meer pijnpunten, zoals de bescheidenheid en schroom om het verkooptalent ten volle uit te spelen. “De Amerikanen zijn van nature geneigd tot grootschaligheid,” merkt Ludwig Hoogstoel van ING Capital. “Je vindt makkelijker 20 tot 100 miljoen dollar dan een half miljoen dollar. Op voorwaarde dat je een zakelijk concept meteen over het hele Amerikaanse grondgebied uitsmeert.” Vanuit dat perspectief wordt het succes van de Belgische speciaalbieren slechts een folkloristische anekdote. “Hét Belgische bier is Interbrew.” Bier verkopen impliceert distributiekanalen hebben en gooien met reclamebudgetten.

Speelt het gebrek aan grootschaligheid ook Broadways frietkraam B.Frites parten? De idee om op termijn uit te breiden via franchisezaken hebben Annik Lamin en Skel Islamaj voorlopig uitgesteld. “Als kleine Belgische zaak is het heel moeilijk om aan het nodige startkapitaal te geraken. Zelfs de Belgische banken die hier aanwezig zijn, en die het concept dus snappen, zijn niet geïnteresseerd in kleine horecazaken,” zucht Skel Islamaj.

En dus zocht het Vlaamse ondernemersduo zijn toevlucht tot privé-kapitaal, dat wél makkelijk te krijgen is. “Bij manier van spreken op iedere hoek van de straat,” vertelt Skel Islamaj. “Maar je moet sterk in je schoenen staan wil je je oorspronkelijk concept bewaren. Onze investering van 400.000 dollar werd voor de helft via een Amerikaanse partner ingebracht. En die wil gewoon harde dollars verdienen. Of je nu Belgische frieten of Italiaanse pasta verkoopt, zal hem worst wezen. Dat leidt dus tot discussies over de dure Belgische friteuse of importmayonaise. Maar we blijven in ons concept geloven. We hameren op kwaliteit, op termijn zullen we zeker slagen.”

Oeverloze discussies met Amerikaanse kapitaalverschaffers omzeilde Le Pain Quotidien van bij de start. “Het aandeelhouderschap van Le Pain Quotidien blijft Belgisch,” zegt Denis Pirard ( nvdr – de keten is in handen van de industriële bakker Groep Van de Kerkhove). “Belgen hebben een veel groter besef van kwalitatieve grondstoffen. We zullen bijvoorbeeld nooit alleen omwille van de rentabiliteit grondstoffen uit China invoeren.” Volgens Pirard rijzen er bij Le Pain Quotidien trouwens geen financieringsproblemen. De gegenereerde cashflow is ruim voldoende voor de opening van nieuwe winkels. “Er is een grens aan onze groei. Le Pain Quotidien is een keten van patisseriewinkels met kwalitatieve producten. We hebben totaal andere klanten dan bijvoorbeeld Kentucky Fried Chicken of McDonald’s. Voor 2002 plannen we nog twee winkels in New York en Los Angeles. In 2003 volgen Boston en Washington. En misschien volgt dan nog Chicago en Florida. Maar we willen geen 500 winkels in de Verenigde Staten, want dat zou ons hele concept kapot maken.”

Maar ook Le Pain Quotidien staat natuurlijk te koop – een positie als nichespeler binnen een grote groep zou Pirard best bevallen. De vraagprijs wordt er niet bij vermeld, maar Ludwig Hoogstoel geeft alvast een richtsnoer voor de orde van grootte. “In Europa is men rijk als men drie miljoen dollar heeft. Dat is voor een Amerikaan pas een begin. Hij is rijk vanaf 100 miljoen dollar,” grijnst de managing director van ING Capital.

Lieven Desmet, Wolfgang Riepl

wolfgang.riepl@trends.be

“De kans op een aanslag bedraagt één op een miljoen. Dat is dus een relatief klein risico.”

“Het gaat hier om kapitaal ophalen, op elke hoek van de straat draait het om geld.”

“Je wordt zo oververzadigd van die alerts. De Verenigde Staten zijn meer dan ooit een politiestaat geworden.”

“Als kleine Belgische zaak is het heel moeilijk om aan het nodige startkapitaal te geraken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content