De Brusselse economische paradox: de troeven en gebreken van onze hoofdstad
Het Brussels Gewest levert 20 procent van het bbp en profiteert van de aanwezigheid van internationale instellingen. Maar tegelijk jaagt de mobiliteitsknoop de bedrijven weg. De bevolkingstoename zou een economische impuls moeten zijn, maar intussen trekt de middenklasse wel weg. Drie troeven en drie gebreken van Brussel op een rij.
TROEVEN
EU- en internationale instellingen
De waarde van het merk Brussel werd ooit in een internationale studie op 470 miljard dollar geschat. Een cijfer waar Olivier Willocx, de topman van de Brusselse werkgeversorganisatie Beci, nog altijd graag mee uitpakt. Het gaat in tegen het beeld van het Brussels Gewest als hellhole, een schuiloord voor moslimfundamentalisten, toenemende verpaupering, hoge werkloosheid, een lamentabele infrastructuur en een constant verkeersinfarct.
Brussel is nog altijd een internationale aantrekkingspool. De aanwezigheid van Europese en andere internationale instellingen levert rechtstreeks en onrechtstreeks 100.000 banen en 13 procent van het bbp op, zo blijkt uit cijfers van Voka Metropolitan. Andere cijfers: 5400 diplomaten, 979 buitenlandse journalisten, 20.000 lobbyisten, 29 internationale scholen die 23.000 leerlingen opvangen. Het totale aantal expats in Brussel wordt op 150.000 tot 200.000 geschat en groeit met 2 procent per jaar. In rankings is Brussel de zesde Europese zakenstad. In wereldwijde rankings van steden die aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders staat Brussel op de 22ste plaats.
Belgische groeimotor
Voor 10,5 procent van de bevolking draagt het Brussels Gewest bij tot 18,2 procent van het Belgische bbp. Er zijn 693.832 werkkrachten in Brussel, van wie zo’n 365.000 pendelaars uit Vlaanderen en Wallonië. De Brusselse economie is vooral een diensteneconomie. Tegen 2022 zouden commerciële diensten goed zijn voor 71 procent van de toegevoegde waarde van het gewest. De financiële sector alleen al zal dan 17 procent van de regionale toegevoegde waarde voor zijn rekening nemen.
Wie groeimotor zegt, zegt veel nieuwe bedrijven. 2017 was het vierde recordjaar op rij voor het aantal startende ondernemingen in België. In Vlaanderen nam het aantal starters met 1,6 procent toe, in het Brussels Gewest daalde het licht (-0,6%). Toch is Brussel niet op de sukkel. De lichte daling is te begrijpen als we die afzetten tegen de sterke groei van het aantal ondernemingen in 2016. Toen werden er in Brussel 12.000 nieuwe ondernemingen opgericht, een stijging met 8 procent.
Toenemende bevolking
Een troef is de bevolking: vorig jaar telde Brussel 1.191.604 inwoners, een stijging met 52.750 inwoners in vijf jaar. In de eerste tien jaar van deze eeuw is de bevolking met 100.000 toegenomen. Dat is vooral het gevolg van een toename van de niet-Belgische onderdanen. Tegen 2060 zouden er nog eens 300.000 bijkomen. Meer mensen betekenen meer groei, want er wordt meer geconsumeerd, meer geïnvesteerd en er is meer kans dat nieuwe ondernemingen worden opgericht.
Zoals uit punt 2 blijkt, kent Brussel inderdaad periodes dat het aantal nieuw opgerichte bedrijven sterk toeneemt. Het is de Europese regio met het hoogste aantal nieuwe bedrijven per inwoner. Maar Beci waarschuwt: de kwaliteit van de nieuwe ondernemingen is vaak ondermaats.
GEBREKEN
Hoge werkloosheid, dalend inkomen
De toename van de Brusselse bevolking is ook een probleem, onder andere omdat veel Brusselaars lager geschoold zijn. Dat is deels het gevolg van een inefficiënt onderwijssysteem. 20 procent van de Brusselse jongeren verlaat de school zonder diploma. En dat terwijl 56 procent van de openstaande vacatures in Brussel gericht is op hooggeschoolden. In Vlaanderen is dat 38,5 procent en in Wallonië 37,6 procent. Een gevolg is dat de jeugdwerkloosheid in Brussel met 24 procent zeer hoog is. De algemene werkloosheidsgraad daalt wel al een aantal jaren: van 20 procent in 2014 tot 16,5 procent. Maar de problemen blijven: 80 procent van de Brusselse werklozen heeft geen kennis van een andere landstaal. 10 procent heeft slechts een elementaire kennis van een van de landstalen.
De nog altijd hoge werkloosheid maakt dat de Brusselse inkomens blijven dalen. In 1989, bij de oprichting van het Brussels Gewest, was het gemiddelde inkomen van de Brusselaar gelijk aan het Belgisch gemiddelde. Nu ligt het 22 procent lager.
Komt er nog bij dat de Brusselse middenklasse wegtrekt. De middeninkomens maakten in 2000 nog 34 procent van de bevolking uit, nu nog 28 procent. Het aandeel armen (inkomen lager dan 20.000 euro per jaar) steeg van 58,6 tot 63,8 procent.
De mobiliteitsknoop
Een van de redenen voor de stadsvlucht van de middenklasse is het verkeersinfarct in en rond Brussel. Vorig jaar stonden bestuurders gemiddeld 41 uur in de file, of 12 procent van de totale rijtijd. Brussel heeft 30 procent meer files dan andere Europese steden van dezelfde omvang, blijkt uit cijfers van studiebureau Inrix. Daar komt bij dat de infrastructuur op veel plaatsen ondermaats is, met het betonrot in de tunnels als pijnlijkste voorbeeld.
Ook bedrijven trekken weg door de mobiliteitsknoop. Jaarlijkse halen ondernemingen zo’n 2500 banen weg uit Brussel. Volgens een rapport van Voka Metropolitan laat een oplossing op zich wachten omdat “de spreiding van bevoegdheden een hinderpaal is voor de uitvoering van grensoverschrijdende ingrepen zoals de aanpassing van de ring, de uitrol van het Gewestelijk expressnet, de aanleg van transitparkings en logistieke zones.”
Een institutioneel imbroglio
Negentien gemeenten, zes politiezones, een gewestregering, een parlement met 89 verkozenen, de gemeenschappen die actief zijn op het Brussels grondgebied: het gewest heeft een institutioneel waterhoofd. Lokale mandatarissen willen niet dat aan hun privileges wordt geraakt. De fusie van de gemeenten is taboe, net als de overheveling van lokale bevoegdheden naar het gewest. Nochtans hebben de beleidsniveaus het steeds moeilijker het hoofd boven water te houden, ondanks een herfinanciering van het gewest met 400 miljoen euro. De dalende fiscale capaciteit van de Brusselse bevolking (zie gebrek 1) speelt het gewest en de gemeenten parten. Door het krimpen van de middenklasse zouden de Brusselse overheden jaarlijks 261 miljoen euro aan belastingen mislopen.
De Brusselse regering probeerde dat te counteren met een taxshift: de lasten op arbeid en de personenbelasting werden verlaagd in de hoop de middenklasse in Brussel te houden. De taksen op vastgoed (vaak eigendom van niet-Brusselaars) worden verhoogd. Voor een evaluatie van die mini-tasxhift is het nog te vroeg.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier