De bruidsschat van tante nonneke
Over de bankrekening van parochies, priesters en paus doen de wildste geruchten de ronde. Hoe ziet ze er echt uit? Geert Delbeke brengt het geld van de katholieke Kerk in kaart, zowel dat van vroeger als van vandaag.
Tot zowat halverwege de vorige eeuw bracht een kandidate naar het klooster een bruidsschat mee. Het bedrag was afhankelijk van de status van het klooster en het leven dat de religieuze er zou leiden. Voor een kanunnikes of koorzuster liep de som vrij hoog op. Wie in dezelfde abdij intrad als werkzuster, hoefde niet bijster veel mee te brengen. De bruidsschat droeg bij tot het levensonderhoud van de religieuzen, maar vormde ook een garantie voor de vrijheid van de ingetreden vrouw. Als zij uittrad, kon zij op haar verzoek de inbreng van destijds meenemen. Na de Tweede Wereldoorlog stierf het gebruik stilaan uit. Toch bracht een karmelietes twintig jaar geleden bij haar intrede nog altijd ongeveer 5000 euro mee. Dat bedrag lag voordien heel wat hoger. In andere congregaties werd nog slechts een som voor het levensonderhoud van de eerste maanden gevraagd. Momenteel eist geen enkel klooster nog zo’n toegangsgeld.
Het bestaan van een bruidsschat voor nonnen vonden we terug in Het geld van de Kerk, waarin de Kortrijkse theoloog en gepensioneerde tv-programmamaker Geert Delbeke ons rondleidt in de financiële keuken van de katholieke Kerk. Voor het financiële huishouden van de kloosters en abdijen heeft de auteur een apart hoofdstuk uitgetrokken, omdat hun gewoonten sterk verschillen van de tradities in de parochies en bisdommen. Kloosters en abdijen vormen ook vanuit financieel perspectief een eigen – bonte – wereld: “De praktische materiële en financiële inrichting van kloosters toont een even grote verscheidenheid als er orden en congregaties zijn. En in ons land zijn er dat meer dan 300.”
Wie betaalde de kathedraal? In een eerste deel verkent Delbeke de financiële geschiedenis van de Kerk, van de eerste christenen, via de katholieke macht tijdens de Middeleeuwen tot de drastisch veranderde situatie vandaag. Vooral de intriges en de ontsporingen tijdens de Middeleeuwen blijven tot de verbeelding spreken. Toch kon een religieuze zich ook toen niet altijd alles veroorloven op financieel gebied: “In de Franse stad Laon brengen de burgers in 1112 de bisschop om, omdat hij voor de bouw van de nu nog altijd fascinerende vroeggotische kathedraal te zware financiële lasten had opgelegd.”
In Antwerpen kreeg de bouw van de Onze-Lieve-Vrouwekerk wel de steun van het volk. De allerrijksten en machtigen bleven evenwel afzijdig. Grote kooplui, vorsten, abten en bisschoppen droegen niet bij tot de financiering van de kathedraal. Achteraf schonken ze wel kunstwerken waarmee ze hun naam konden vereeuwigen, maar de echte financiers bleven anoniem. Vooral de doorsnee koop- en ambachtslieden zorgden voor schenkingen, erfenissen en legaten voor “de kerk van de onafhankelijke burgers”. Veel Antwerpenaren zorgden ervoor dat na hun overlijden ook hun mooiste kleren of sieraden terechtkwamen bij de kerkfabriek, die ze dan te gelde maakte. Er waren ook inkomsten van de markten op het kerkdomein. Ondertussen werd de kerkfabriek meer en meer eigenaar van huizen en winkels.
Uit de rekeningen van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk valt ook af te lezen dat er midden zestiende eeuw een forse religieuze crisis woedde: “In het jaar voor de Beeldenstorm, die op 20 augustus 1566 het interieur en nagenoeg alle kunstwerken van de kerk vernietigt, brengen de devoties nauwelijks nog 4% op van wat zij 30 jaar voordien opleverden.”
Kerkbelasting. Uiteraard gaat Delbeke de hedendaagse controverse niet uit de weg. Momenteel is de katholieke Kerk in België één van de zes erkende religies. Ze ontvangt 80% van de middelen die de overheid ter beschikking stelt voor erediensten en levensbeschouwingen. Toch telt België niet eens meer 15% kerkgangers. Op geregelde tijdstippen, zeker in een regering waar voor het eerst in bijna een halve eeuw geen katholieke partij zetelt, wordt openlijk gevraagd of we niet moeten overschakelen naar een ander systeem. In Italië, bijvoorbeeld, wijst de burger de belasting toe aan de eredienst van zijn keuze. In Frankrijk en Nederland wordt met vrijwillige bijdragen gewerkt.
Hier wordt vooral verwezen naar de Duitse kerkbelasting. Als een belastingplichtige lid is van een erkende eredienst, dan betaalt hij maandelijks automatisch een bijdrage aan die dienst. Dat bedrag wordt samen met de belasting door de werkgever afgehouden van het brutoloon. Bij zelfstandigen komt het bij de voorafbetalingen en uiteindelijk ook op de belastingbrief.
Ook een Belgische katholiek die in Duitsland werkt, betaalt kerkbelasting. Pittig detail: elk jaar ontvangt het bisdom Luik ongeveer vijftien verzoeken om geschrapt te worden uit het doopregister. Zowat de helft is afkomstig van Belgen die in Duitsland werken. Wie geen kerkbelasting meer wil betalen, moet immers bewijzen dat hij officieel uitgetreden is.
Luc De Decker [{ssquf}]
Geert Delbeke, Het geld van de Kerk. Davidsfonds, 290 blz., 19,95 euro.
Elk jaar ontvangt het bisdom Luik ongeveer vijftien verzoeken om geschrapt te worden uit het doopregister. Zowat de helft is afkomstig van Belgen die in Duitsland werken en er geen kerkbelasting willen betalen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier