De Britten blijven of gaan
De kans is groot dat het referendum in het Verenigd Koninkrijk over het lidmaatschap van de Europese Unie (EU) op 23 juni de komende dagen en weken meer en meer de politieke en financiële berichtgeving zal domineren. Het gaat dan ook niet over een fait divers: een brexit of niet maakt echt wel een verschil. Wat de animositeit nog vergroot, is het feit dat de opiniepeilers er niet uit zijn wat het zal worden. Het verschil tussen het ja- en het neekamp is zelden significant genoeg om een duidelijke voorspelling te doen over de uitslag.
Al moet dat toch enigszins worden genuanceerd. Als we kijken naar de gokkantoren, dan zien we dat ongeveer zeven op de tien weddenschappen worden afgesloten op het blijven van het Verenigd Koninkrijk in de EU. Daar zit meestal de redenering achter dat de gemiddelde Brit in het stemhokje toch met zijn verstand voor continuïteit zal kiezen en het avontuur zal willen vermijden.
Cruciaal wordt de opkomst. In Nederland zagen we enkele maanden geleden ook dat vooral het neekamp in het referendum over het handelsverdrag met Oekraïne gemotiveerd was om te gaan stemmen, en zo de uitslag naar zich toe wist te trekken. Dat bevestigde andermaal het beeld dat de EU momenteel geen wervend verhaal is dat de gemiddelde Europeaan enthousiast maakt. Bovendien deed de Britse economie het de jongste jaren gemiddeld beduidend beter dan de Europese. Een gewonnen zaak is het zeker niet.
Opluchting of onzekerheid
Het probleem is echter dat het neekamp het niet eens is over wat er moet gebeuren. Natuurlijk kunnen ze moeilijk op tegen de studies van het Internationaal Monetair Fonds en de OESO die op lange termijn (tegen 2030) een serieuze impact op de groei zien. Ook al zijn die studies wellicht overtrokken en veeleer het betere nattevingerwerk, getuige de grote vork waarmee wordt gewerkt om de impact op het bruto binnenlands product weer te geven (-2,7 tot -7,7%). Als een brexit wordt vermeden, mag zowel voor het Britse pond (GBP) als voor de Britse beurs een matige opluchtingsrally worden verwacht. Matig omdat de Footsie100-index dit jaar al veel beter heeft gepresteerd dan bijvoorbeeld de Eurostoxx50-index (-2 versus -10%). Het pond verloor dan wel 7 à 8 % tegenover de euro (EUR), maar amper 2 % tegenover de Amerikaanse dollar (USD).
Als het neekamp het haalt, volgt een moeilijke overgangsperiode, die veel onzekerheid zal veroorzaken. Dat zal de Britse groei drukken – de Bank of England vreest zelfs voor een recessie – door minder investeringen in afwachting van wat de onderhandelingen met de EU opleveren over een bilateraal verdrag (zoals met Zwitserland), een lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte (zoals met Noorwegen). Of misschien volgt er geen specifieke overeenkomst. In elk geval zal het GBP dan verder afbrokkelen, maar meer nog ten aanzien van de andere munten zoals de USD, de JPY en de CHF dan tegenover de EUR. Een brexit is evenmin goed nieuws voor de groei in de eurozone. Ook de Britse beurs zal eronder lijden en de Footsie100-index dreigt dan zijn relatief betere prestatie van het jaar minstens kwijt te spelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier