De blik van een echte goeroe
87 is hij al, maar nog veruit de “jongste” en helderste geest in het overbevolkte universum van managementdenkers : Peter F. Drucker. Vandaag heeft hij ontnuchterende visies in petto : de (rijke) managers realiseren zich niet hoe de haat, minachting en woede die hun saneringen wekken, nog voor enorme problemen zullen zorgen, de multinationals vertonen ernstige zwakheden, het zakenleven is té afhankelijk van computers. En : Europa wordt niet snel opnieuw een mogendheid, de problemen zitten te diep.
Claremont (Californië).
“Mijn eerste basisidee voor dit bedrijf, in 1981, was afkomstig van Peter Drucker : het besluit om de nummer 1 of 2 te worden in elk van onze activiteiten of er gewoon mee te kappen.” Als de man die zo getuigt, Jack Welch blijkt te zijn, voorzitter van ‘s werelds grootste bedrijf General Electric (GE), dan kan dat tellen. Ook Andrew Grove van Intel, zelf een beetje een business hero, stelt onomwonden dat Drucker een van zijn helden is : “Hij schrijft en denkt met intense klaarheid een baken temidden een troep verwarde modezaaiers.” 28 boeken pende Peter F. Drucker tot nog toe, over maatschappelijke, politieke, economische ontwikkelingen en over management. Zijn “Concept of the Corporation” uit 1946 was een eerste grote doorbraak in de managementtheorie, die hij toen met een onontdekt en onontgonnen “Zwart Continent” vergeleek. De titels van zijn recentere bestsellers Managing for the Future (’92) en Post Capitalist Society (’93) klinken u allicht vertrouwd in de oren.
Zijn sterkte ? Helderziendheid ? Nee. “Ik maak geen voorspellingen. Ik kijk enkel uit het venster en zie wat er is maar nog niet opgemerkt wordt,” antwoordt Drucker tijdens ons gesprek bij hem thuis, in Claremont, Californië. Wat hij vandaag ziet, blijkt ontnuchterend te zijn.
Zo is hij weinig optimistisch voor Europa, het continent waar hij geboren werd (1909, Wenen), studeerde (doctoraat internationaal en publiek recht) en werkte (als redacteur buitenlandse zaken en economie voor de Frankfurter General-Anzeiger, na Hitlers machtsovername in 1933 als financieel analist in Londen) tot hij in ’37 definitief naar de VS vertrok.
Peter Drucker : “Europa’s belangrijkste probleem vandaag is dat het uit zijn sociale structuur gegroeid is. Ik kan me geen enkele andere reden indenken waarom er geen opstoot van vitaliteit is geweest.” MIT-econoom en boegbeeld van de progressiviteit, Lester Thurow, voorspelde dat Europa de supermogendheid van de jaren ’90 zou zijn. Het wekt bij Drucker een glimlach op. Daarvoor zitten de problemen te diep. Zo is hij ten zeerste verontrust over het feit dat in heel wat Europese landen de bevolkingscijfers dalen.
Europa bespaart op baby’s
“Tegen het einde van de volgende eeuw zullen er geen Italianen meer overblijven en slechts heel weinig Spanjaarden ook heel weinig Japanners, trouwens. De voortplantingsratio is tot bijna 1 gedaald in Europa en tot 1,5 in Japan,” zegt hij. “Er zal niet genoeg volk zijn om te werken. Er zullen alleen oudere mensen zijn. Er zullen niet genoeg producenten zijn. De belangrijkste reden voor de terugloop van de geboorten is de enorme last die rust op de schouders van de actieve bevolking die een oudere gepensioneerde bevolking moet ondersteunen die nog fris en gezond is. U kan de sociale zekerheid van oudere mensen niet terugschroeven, want dat is tegen de wet. Dus besparen de Europeanen maar op wat ze kunnen controleren, namelijk op het krijgen van baby’s.”
Terwijl anderen knoeien met veronderstellingen over de sociale zekerheid en belastingvoeten, gaat Drucker recht naar de kern van het pensioenprobleem : “In alle industrielanden zal de pensioenleeftijd opgetrokken moeten worden tot 75 jaar. De meeste mensen die de 65 halen, zijn nog best in staat om te functioneren. De hele huidige discussie over de financiering van de sociale zekerheid is naast de kwestie. Het gaat niet over geld, het gaat over productie.”
Drucker herinnert eraan dat ook voor de Amerikaanse economie voorspoed niet eeuwig is : “Bij de volgende recessie zal er een golf van verbittering en minachting ontstaan tegen de leiders van de superbedrijven die zichzelf miljoenen betalen. Bij elke belangrijke economische terugval in de Amerikaanse geschiedenis waren de ‘schurken’ de ‘helden’ uit de voorgaande boom.” Het stuit hem tegen de borst dat de media mensen ophemelen die reusachtige bonussen opstrijken nadat ze duizenden arbeiders afdankten. “Er zijn maar weinig directeurs,” zegt hij, “die zich kunnen voorstellen welke haat, minachting en woede daardoor geschapen wordt niet in de eerste plaats onder de arbeiders, die toch al geen hoge hoed ophadden van de bazen, maar onder hun kaderleden en vaklui. Ik weet niet welke vorm het zal aannemen, maar de afgunst die hun enorme rijkdom zal oproepen zal voor problemen zorgen.”
Met iemand als Microsofts Bill Gates loopt Drucker niet hoog op. “Ik ben niet geïnteresseerd in beroemdheden,” zegt hij, en voegt eraan toe : “Als al de superrijken zouden verdwijnen dan zou de wereldeconomie dat zelfs niet merken. De superrijken zijn irrelevant voor de economie.” Maar wie zal, zonder die rijken, de economische groei financieren en iedereen een hogere levensstandaard bezorgen ? Drucker : “De gecombineerde geldinbreng van privé-beleggers, pensioenfondsen en pensioenplannen van alle individuen samen is de snelst groeiende geldbron. De belangrijkste kapitaalbron is de doorsnee beleggingsfonds-transactie van 10.000 dollar. De particuliere financieringseenheid vormt de belangrijkste bron van economische ontwikkeling. Mijn Japanse tuinman vraagt me elke dag de Wall Street Journal bij te houden zodat hij de markt kan volgen.”
Een kwarteeuw geleden zag Drucker al in dat privé-pensioenplannen en bedrijfs- en openbare pensioenfondsen de overwegende eigenaars zouden worden van de Amerikaanse economie. Hij voorspelde ook de revolutie in de ondernemingscontrole die nu nog aan de gang is. Een van Druckers huidige voorspellingen kan een schok geven aan diegenen onder u die zitten met winsten uit beleggingsfondsen en blue chip-aandelen : de reuzenbedrijven, waarvan een groot deel de S&P 500 bepalen, stevenen af op moeilijkheden, zegt Drucker. Ze zullen niet langer in staat zijn om de besten en de schrandersten aan te trekken om hun management-rangen te komen versterken. “De meeste van mijn vroegere studenten zijn het beu voor grote ondernemingen te werken, ze schakelen na een paar jaar over naar kleine en middelgrote bedrijven. Daar voelen ze zich veel gelukkiger.” Een ander probleem met die grote bedrijven is, volgens Drucker : ze vinden van zichzelf dat ze multinationaal zijn, maar in werkelijkheid zijn ze dat niet. “Er zijn er heel wat die autonome buitenlandse vestigingen hebben, eerder dan een centrale leiding. Zeldzaam zijn diegene die een geïntegreerd deviezenbeheer hebben. Globalisatie en diversificatie gaan niet samen,” zegt hij. Uitzonderingen ? Hij noemt Coca-Cola dat er nauwelijks aanspraak op maakt transnationaal of gediversifieerd te zijn.
Chinese clans hebben de toekomst
Als het niet de grote S&P-ondernemingen zijn, wie worden dan de globale organisaties van de toekomst ? Chinese clans. “De Chinezen zullen waarschijnlijk de familie uitbouwen tot een moderne vennootschap, steunend op banden die persoonlijk zijn eerder dan onpersoonlijk zoals in het westerse bedrijfsleven. De overzeese Chinezen zijn al uitgegroeid tot multinationals en sleutelfactoren op een heleboel belangrijke markten. Zij zijn het die de echte controle uitoefenen op de nieuwe industrieën en de groeiende markten van het Chinese vasteland. Ze werken zoals de Chinezen altijd gewerkt hebben en altijd verplicht waren te werken gelet op het Chinese overheidssysteem en de afwezigheid van een juridisch kader. Alles is opgebouwd rond clans waarbij elke invloedrijke functie bemand wordt door mensen die te vertrouwen zijn omdat hun grootouders uit hetzelfde obscure dorpje kwamen en omdat ze hetzelfde subdialect spreken. De ondernemingen die door die clans geleid worden zijn al multinationals met heel wat filialen, zowel in de VS of Canada als in Indonesië of de Volksrepubliek.”
Zijn er dan geen natuurlijke grenzen aan dat soort groei ? Ze kunnen immers niet onbeperkt familieleden blijven opsnorren ? “Dat is een uitdaging voor hen,” antwoordt Drucker. “Niet-clanleden in de managementstructuur binnenbrengen. En dat op eenzelfde vertrouwensbasis en met een even grote loyauteit ten opzichte van de groep. Vooralsnog proberen ze aan dat probleem een mouw te passen met huwelijken. Maar dat is niet genoeg. Afgezien van dat probleem dat eigen is aan alle familiebedrijven werkt de clanstructuur, gebaseerd op vertrouwen eerder dan op contracten, echter merkwaardig goed.”
Waar blijft Japan temidden van dat alles ? In de penarie. Drucker is pessimistisch als het over de Japanse multinationals gaat. De structuur van de keiretsu de clusters van verbonden ondernemingen is een hinderpaal voor modern management, preciseert hij. “De Japanse topmanagers managen niet,” zegt hij. “Er bestaan geen richtlijnen naar beneden toe.”
Toch ziet Drucker voor Japan nog een grote mogelijkheid : “Als het totaal verouderde financiële systeem eindelijk hervormd zal zijn en de privé-beleggers bevrijd zullen zijn van reglementeringen, moet Japan normaal gezien de snelst groeiende financiële markt in de wereld worden.”
R. LENZNER, S. JOHNSON
Forbes
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier