De beste adresjes in Parijs
Wie denkt dat alleen chauvinistische Fransen Parijs een prachtstad vinden, heeft het verkeerd voor. Ook Belgen durven wel eens een lofzang aan te heffen op de schier eindeloze luister van de Lichtstad. Wij spoorden – een ‘baguette’ onder de arm en een ‘groene Michel’ in de mondhoek – richting Parijs. Op zoek naar de favoriete plekjes van gewezen Alcatel-topman Jo Cornu, stilist Chris Mestdagh en cultuurcoördinator Paul Van den Berghe.
Dat Parijs veel meer te bieden heeft dan de door ons gekoesterde clichés (u weet wel: het gedroomde decor voor een stormachtige liefdesaffaire), is iets waar u Jo Cornu, jarenlang de nummer twee van het Franse telecombedrijf Alcatel, stilist Chris Mestdagh en cultuurcoördinator Paul Van den Berghe niet meer van hoeft te overtuigen. Als ervaren Parijs-kenners weten deze heren maar al te goed dat de stad ook op economisch, cultureel en commercieel vlak een prominente rol speelt.
Dat ontwerper Chris Mestdagh er geregeld verblijft, hoeft niemand te verbazen. Parijs blijft de modehoofdstad bij uitstek. Elk seizoen weer verzamelen ‘s werelds grootste couturiers er op de eindeloos ogende catwalks. Wie een beetje naam of ambitie heeft, komt hier zijn collectie showen in de – vaak ijdele – hoop een plaatsje te veroveren naast Parijse couture-iconen als Chanel, Dior, Laroche of Gaultier.
Paul Van den Berghe, programmator bij het cultureel centrum De Pianofabriek, heeft zich in ieder geval weinig illusies gemaakt over een exuberante modecarrière. Als ex-zanger van het wereldvermaarde koor Collegium Vocale – dat nog steeds wordt geleid door de in Parijs residerende Phillipe Herreweghe – had Van den Berghe er tijdens zijn talloze verblijven andere dingen aan het hoofd. Repeteren, platen opnemen of concerten geven bijvoorbeeld, iets wat de bariton ruim 32 jaar met hart en ziel deed.
Jo Cornu ten slotte – onze derde gids en de gewezen chief operating officer bij Alcatel – werkt er nog steeds halftijds. Hij woont al meer dan vijftien jaar in deze swingende metropool. “Geen wonder dat ik Parijs beter ken dan Brussel of Antwerpen. Ik zou het weliswaar mijn thuis niet willen noemen, maar ik durf wel te stellen dat ik er overal mijn weg ken.”
1. Vervoer
Over de aangenaamste en efficiëntste manier om vanuit ons land in Parijs te geraken, bestaat al jaren geen discussie meer. Met de sneltrein natuurlijk. In tachtig luttele minuten wordt u vanuit Brussel geruisloos naar de Gare du Nord geflitst, waar u zich meteen in het kloppende hart van de stad bevindt. Alleen een hardnekkige hardliner waagt zich nog met de wagen door de talloze knooppunten van de Parijse periferie.
Als u toch tot die laatste categorie behoort, houd er dan rekening mee dat u zowel de ochtend- als avondspits maar best kunt vermijden. Tenminste, als u niet verlekkert bent op urenlang aanschuiven tussen wagens met hoofdzakelijk zwart-gele nummerplaten en gele koplampen. Een tip: neem wat aangepaste reisliteratuur mee als u met de wagen komt: een zwaarmoedige roman van Jean-Paul Sartre of Albert Camus bijvoorbeeld, wereldberoemde Parisiens die zich vanuit de talloze rokerige nachtclubs van Saint-Germain-des-Prés over het existentiële leed van deze wereld bogen
2. Hotels
Zodra u aangekomen bent, zult u er allicht niet tegen opzien om een verblijfplaats te zoeken. Gelukkig is er wat logies betreft keuze in overvloed, gaande van een heerlijk romantisch hotelletje tot een decadent duur maar weelderig designerhotel. Wat dat laatste betreft, verwijst ontwerper Chris Mestdagh graag naar de onlangs volledig hertekende Pershing Hall, een voormalig hoofdkwartier van de Amerikaanse generaal Pershing.
Tegenwoordig valt er in dat hotel nog maar weinig militair decorum te bespeuren. Onder de vakkundige leiding van de legendarische Andrée Putman – zowat de grootmoeder van alle stilisten en interieurarchitecten – werd het gebouw herschapen in een uiterst stijlvol hotel met een gesatureerd kleurenpalet, een bonte mix aan materialen en een eclectische look. Ondanks de talloze stilistische referenties aan oudere stijlen – van art deco tot neoklassiek – beschikt de Pershing Hall over alle moderne faciliteiten: DVD, internet en screening room… Wie een van de amper 26 kamertjes wil huren, reserveert best enkele maanden op voorhand. En spaart misschien ook best enkele maanden op voorhand: een overnachting kost hier immers minstens 380 euro.
“Ik ben er dan ook nog nooit geweest,” lacht de even mode- als prijsbewuste Mestdagh, “maar qua interieur is het gewoon absolute topklasse. Al hoef je natuurlijk niet meteen zo veel neer te tellen om in een mooi designerhotel te verblijven. Ook in de buurt van Saint-Germain-des-Prés vind je tal van sfeervolle hotels. De Bel-Ami kan ik je bijvoorbeeld aanbevelen.” Dit hippe hotel – gebouwd in de jaren twintig en gerenoveerd in zachte pasteltinten die zorgen voor een minimalistische en informele lounge-sfeer – ligt bovendien op wandelafstand van de Notre Dame en het Louvre. Voor een single-bed in dit strak gestileerde viersterrenhotel betaalt u echter nog steeds 229 euro.
Een stuk goedkoper maar minstens even gezellig is hotel Prima Lepic, dat zich midden in de kunstenaarswijk Montmartre bevindt. “Tijdens onze tournees met het Collegium Vocale verbleven we meestal daar,” herinnert Paul Van den Berghe zich. “Het is een zeer sympathiek hotel met vriendelijk personeel. Bovendien heerst er een ongedwongen sfeer en is het uitstekend gelegen, vlakbij de Moulin Rouge en de Sacré-Coeur.” Prima Lepic is dan ook wat men – met een beetje goede wil én een handvol vooroordelen – kan bestempelen als een typisch Frans hotel: eenvoudige kamers met rustiek meubilair, een interieur boordevol knipogen naar het vorige fin-de-siècle, een wat roestige loodgieterij én een knusse lounge versierd met muurschilderingen, kunstbloemen en namaak druiventrossen. Overnachten in dit hotel waar onaangetaste nostalgie en Franse flair worden verenigd, kan al vanaf 120 euro.
3. Culinair
Hoewel elk Frans hotel meestal beschikt over een degelijke keuken – Parijs heeft op culinair gebied een reputatie hoog te houden – raden onze drie gidsen aan zeker een avondje te tafelen in een van de talloze gereputeerde restaurants. In tegenstelling tot wat u zou kunnen vermoeden, hoeft een gastronomische ontdekkingstocht door Parijs bovendien geen astronomische bedragen te kosten. Tenminste, als u zich niet blind laat leiden door de beruchte sterrengids van Michelin.
“Een restaurant met Michelinsterren biedt natuurlijk kwaliteit,” vertelt Jo Cornu. “Maar je betaalt meteen een smak geld en wat er op je bord komt, kun je ook bij ons vinden. Daarom geef ik de voorkeur aan bistro’s of restaurants met een uniek interieur. En in Parijs vind je er echt verschillende waar het dineren een belevenis is, alleen al wegens het fraaie decor.” Een voorbeeld waar Cornu graag naar verwijst, is Le Train Blue, het puike restaurant van de monumentale Gare de Lyon, in 1900 ontworpen door architect Marius Toudoire. Het restaurant dankt zijn faam vooral aan de weelderige fresco’s, de rijke ornamenten, beelden, sierlijsten, kroonluchters en meubels. Geen wonder dat de stationsrestauratie in 1972 aan de Parijse monumentenlijst werd toegevoegd. En dat onder meer op advies van filmpionier René Clair. Minstens even klassiek in Le Train Blue is echter de saucisson lyonnais met gebakken aardappels in peterselie. Voor een menu betaalt u er ongeveer 40 euro.
Voorts tipt Cornu op een bezoekje aan Le Procope, een uit 1686 daterend café-restaurant aan de Boulevard Saint-Germain waar beroemde schrijvers als La Fontaine, Oscar Wilde en Voltaire indertijd hun innerlijke mens kwamen versterken. Bovendien werd in dit voormalige badhuis de allereerste koffie op Franse bodem geserveerd. Een lekker driegangenmenu, met een Frans wijntje erbij, kost er tegenwoordig 30 euro, ook al klagen sommige fijnproevers dat de keuken van Le Procope de jongste jaren te veel toegeeft aan de eisen van de toeristen die er over de vloer komen. Over het museale interieur – waar drie eeuwen geschiedenis van Molière tot Verlaine wordt geëtaleerd – loopt daarentegen niemand te zeuren.
“Een uitstekende manier om culinair afscheid te nemen van Parijs is de Terminus Nord, een klassiek restaurant dat zich vlak tegenover de Gare du Nord bevindt,” vult Van den Berghe aan. “Je kunt er lekker eten, de bediening is er vlot en efficiënt én bovendien zijn de prijzen er zeer redelijk.” Specialiteiten van het huis – een zeebanket, zuurkool en andere brasserieschotels – kunnen al vanaf 25 euro. “En als het nog sneller en goedkoper moet, dan kan ik je de couscous végétarien van de snackbar in de Rue des Abesses aanbevelen. Voor 5 euro heb je er ook lekker gegeten.”
Dat is lang geen evidentie in het mondaine Parijs, een stad die zich nog steeds welwillig wentelt in chic en glamour. “Vroeger was het inderdaad moeilijk om eenvoudig te eten,” bevestigt Mestdagh. “Daarom waag ik me steeds vaker aan de internationale keuken. En Parijs heeft wat dat betreft heel wat te bieden. Zeker de jongste jaren is het een erg kosmopolitische stad geworden, ook op andere gebieden trouwens.” Liefhebbers van de Aziatische keuken moeten volgens Mestdagh beslist binnenglippen bij Le Yen, een authentiek en discreet soba-restaurant in de Rue Saint-Benoit waar het kale zen-interieur alleen wordt opgevuld met hongerige Japanse businesslui.
4. Cultuur
Naar Parijs trekken om er alleen maar te eten, te drinken en te slapen zou natuurlijk zonde zijn. Ook op cultureel gebied heeft de stad aan de Seine heel wat te bieden. “Je kunt er gewoon de hele kunstgeschiedenis doorlopen,” vertelt Cornu enthousiast. “Voor oudere kunst begin je in het Louvre, voor de impressionisten ga je naar het Musée d’Orsay – mijn lievelingsmuseum overigens – én voor liefhebbers van moderne kunst is er enerzijds het Centre Pompidou, maar ook het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, dat soms ten onrechte wordt vergeten. Parijs biedt – kortom – het beste wat er op kunsthistorisch gebied te vinden is.”
Ook Mestdagh en Van den Berghe kunnen deze stelling volmondig beamen, al plaatst elk van hen eigen accenten. Zo gaat de voorkeur van Mestdagh uit naar het Centre Pompidou, een futuristisch en indertijd fel gecontesteerd bouwwerk dat in 1977 werd opgetrokken door de architecten Rogers en Piano. Het centrum – met zijn kenmerkende wirwar aan pijpen en buizen, glazen muren en felle kleuren – herbergt onder meer een muzikaal onderzoekscentrum, een bibliotheek, een fraai ingericht restaurant en een verdieping voor tijdelijke tentoonstellingen rond actuele kunst. Het meest bezochte deel blijft echter het Musée National d’Art Moderne op de vierde verdieping. Daar vindt u een uitstekend en vooral erg educatief overzicht van de moderne kunst, gaande van het fauvisme tot de pop-art. De imposante collectie biedt dan ook topwerken van Matisse, Chagall, Picasso, Kandinsky, Duchamp, Miró en nog een hele reeks anderen.
Geen wonder dat het Centre Pompidou sinds de jaren zeventig fungeert als ontmoetingsplaats voor studenten, kunstenaars en bohémiens. Doorgaans is het er dan ook behoorlijk druk. “Wie even aan die drukte wil ontsnappen, trekt best naar het Musée Rodin,” suggereert Van den Berghe. “Deze prachtige villa met een mooie tuin vormt een oase van rust temidden de stad. En bovendien valt er natuurlijk ook heel wat moois te zien.” Het Musée Rodin – gelegen vlak naast het megalomane Hotel des Invalides – biedt een exhaustief overzicht van het oeuvre van Auguste Rodin, die zich sinds zijn dood in 1917 heeft opgewerkt tot de invloedrijkste beeldhouwer ter wereld. De beroemdste beelden van de meester – De Denker en De burgers van Calais – vindt u in de prachtige tuin die deze achttiende-eeuwse villa omzoomt.
Wie helemaal niet houdt van de plastische kunsten maar zich toch cultureel wil uitleven, vindt in Parijs overigens sowieso iets naar zijn smaak. Ook op het gebied van theater, cabaret of opera behoort Parijs tot de wereldtop. Probeer bijvoorbeeld maar eens le Caveau de la République, zoals Cornu suggereert, een intiem café-theater waar ze meestal spitse politieke voorstellingen brengen, boordevol ironie en snedige oneliners. Enige voorwaarde: uw Frans moet sterk genoeg ontwikkeld zijn om de dubbele bodems te doorgronden.
Ook voor cinefielen is Parijs een paradijs. Zo kunt u in de meer dan honderd bioscopen wekelijks kiezen uit meer dan driehonderd films. Naast de nieuwste titels, die er meestal eerder worden vertoond dan bij ons, is er vooral een gigantisch aanbod aan filmklassiekers. Ze worden vaak in onooglijke zaaltjes en op onmogelijke uren vertoond. Een aanrader volgens filmliefhebber Van den Berghe is alvast Le Latina, een gezellige bioscoop in de Rue du Temple waar ze vooral zuiderse films draaien en waar ook een balzaal bij hoort die tijdens het weekend vol stroomt met zweterige lijven van salsa- en merenguedansers.
“Het Parijse uitgaansleven biedt te veel om op te noemen,” aldus Cornu. “Daarom is de Pariscope of l’Officiel des Spectacles, wekelijkse stadsagenda’s die je in elke kiosk kunt kopen voor minder dan een halve euro, verplichte lectuur.”
Het moge duidelijk zijn: in Parijs valt er meer te zien, te proeven en te beleven dan u in uw kortstondige leven op kunt. Zelfs het beklimmen van de Eiffeltoren of een rondvaart op de Seine met les bateaux mouches loont beslist de moeite. En dat ondanks hun wel erg hoge prentkaartenfactor. “Parijs is een fantastische stad, maar ik zou er nooit willen wonen: gewoon té veel vibraties,” bekent Van den Berghe. Het is ook altijd wat.
Dave Mestdach [{ssquf}]
Wie even aan de Parijse drukte wil ontsnappen, trekt best naar het Musée Rodin, een prachtige villa met mooie tuin naast het Hotel des Invalides. Een oase van rust temidden de stad.
In tegenstelling tot wat u zou kunnen vermoeden, hoeft een gastronomische ontdekkingstocht door Parijs geen astronomische bedragen te kosten.
Parijs is een synoniem van kunst. Voor oudere kunst begint u in het Louvre, voor de impressionisten gaat u naar het Musée d’Orsay én voor moderne kunst naar het Centre Pompidou of het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier