‘DE BELGISCHE ARBEIDSMARKT PRESTEERT ONDERMAATS’
Als de Belgische arbeidsmarkt het even goed zou doen als die van Oostenrijk of Nederland, dan zouden hier tussen 775.000 en 1 miljoen extra banen moeten zijn, zegt econoom en socioloog Ive Marx. De recente regeringsmaatregelen om de arbeidsmarkt flexibeler te maken krijgen dan ook applaus van hem, “maar er zijn nog te veel wettelijke barrières voor laagbetaalde banen”.
Toen de federale regering vorige maand een akkoord bereikte rond een aantal maatregelen om de arbeidsmarkt flexibeler en goedkoper te maken, zoals nachtwerk in e-commerce, meer flexibele werktijden en een verlaging van het brutominimumloon voor jongeren, kreeg ze goede punten van econoom en socioloog Ive Marx (Universiteit Antwerpen).
Het resultaat was wel dat Marx vanuit linkse hoek sterk bekritiseerd werd. Lange tijd gold hij in die kringen nochtans als een referentie, onder andere door zijn onderzoek rond armoedebestrijding. “Wat ik over de regeringsmaatregelen getweet en gezegd heb, zijn standpunten die ik al vroeger in columns heb ingenomen”, zegt hij. “Maar plots kregen die veel aandacht en vaak negatieve reacties. Het debat over de werking van de arbeidsmarkt verloopt zeer verkrampt. Als een bedrijf zoals Caterpillar sluit of herstructureert, zoals ING, dan ontstaat een nooit geziene mediahysterie omdat banen verloren gaan. Blijkbaar gebeurt dat enkel in België. Dat is natuurlijk erg voor die mensen, maar dat is de dynamiek van een economie. Er gaan ook veel andere banen verloren in kmo’s die onder de radar blijven. De heftige reacties wijzen erop hoeveel schrik we hebben gekregen voor economische verandering en hoe defensief we geworden zijn. Aan de andere kant worden we dan weer bijna euforisch als er een paar duizend jobs bijkomen.
Er kwamen vorig jaar netto meer dan 40.000 banen bij, berekende de Nationale Bank. In 2016 wordt hetzelfde resultaat verwacht. Is dat geen goed nieuws?
IVE MARX. “Er worden inderdaad banen gecreëerd. Maar als je het bredere plaatje bekijkt is er een probleem. Met dezelfde tewerkstellingsgraad als Nederland zou België nu 1 miljoen banen extra tellen. In vergelijking met Oostenrijk zijn er 775.000 te weinig. Eigenlijk moeten we vaststellen dat de Belgische arbeidsmarkt gigantisch aan het onderpresteren is.”
Waarom maakt u de vergelijking met Oostenrijk?
MARX. “Die economie vertoont opvallende parallellen met België. De Oostenrijkers werden net als wij zwaar getroffen door de twee olieschokken in de jaren zeventig. Oostenrijk heeft dat aanvankelijk op dezelfde manier aangepakt als België door bepaalde sectoren in problemen te subsidiëren. Mensen werden via vervroegde pensionering van de arbeidsmarkt gehaald om plaats te maken voor jongeren. De greep van het sociaal overleg op de arbeidsmarkt was ook zeer sterk. Bovendien was de Oostenrijkse arbeidsmarkt gebaseerd op het model van de kostwinner. Om die banen te beschermen werden atypische banen ingeperkt. Maar midden jaren negentig heeft Oostenrijk een bocht genomen. De arbeidsmarkt werd flexibeler en er werd meer aandacht besteed aan activering. Die bocht leidde tot de creatie van nieuwe jobs.
Is het gebrek aan flexibiliteit de oorzaak van de relatief lage Belgische werkzaamheidsgraad van 67 procent?
MARX. “Het is te complex om één reden te zoeken. Er spelen elementen aan de aanbodkant en aan de vraagkant van de arbeidsmarkt. Macro-economisch kun je natuurlijk niet om het beleid van loonmatiging heen, dat een aantal landen heeft gevoerd. Nederland koos daarvoor in 1982 na de akkoorden van Wassenaar en dat beleid werd versterkt onder de paarse regering. De reële stijging van de uitkeringen werd zelfs beperkt. Onlangs heeft Duitsland hetzelfde gedaan. België heeft daarentegen altijd een gevecht geleverd met die loongroei. Vakbonden haalden het onderste uit de kan. De wet op het concurrentievermogen heeft de loongroei wat binnen de perken gehouden, maar België heeft nooit een consistent beleid van loonmatiging gevoerd. Daarnaast spelen microfactoren een rol.”
Zoals?
MARX. “Ik heb het over de uitbouw van een segment van laagbetaalde arbeid. Lage lonen zijn salarissen die in verhouding tot het nationale gemiddelde laag zijn. Volgens de OESO is een laag loon lager dan tweederde van de mediaan. Welnu, in België ontvangt 5 procent van alle werkenden een laag loon, terwijl dat in Duitsland 25 procent is, in Nederland 20 procent en in Oostenrijk 15 procent. De discrepantie is enorm. Rigide arbeidsmarktregels rond nachtarbeid en tijdelijke arbeid houden laaggeschoolden van de arbeidsmarkt. Er zijn gewoon nog te veel wettelijke barrières voor laagbetaalde banen.”
Critici zeggen dat die tijdelijke contracten of uitzendbanen wel vaker voorkomen in Nederland en Duitsland, maar dat dat geen volwaardige banen zijn.
MARX. “In die landen zijn er ook meer volwaardige banen. Critici vergeten dat er een belangrijke doorstroming is vanuit die tijdelijke banen naar een vaste job. Dat is zeer belangrijk voor jongeren. Een flexibele of atypische baan is misschien niet optimaal, maar biedt betere perspectieven dan lange tijd afhankelijk te blijven van een uitkering. Die banen zijn zeer divers. Je vindt ze vooral in de detailhandel, logistiek en horeca.”
Kan de beslissing om een lager brutominimumloon voor jongeren in te voeren voor meer jobs aan de onderkant van de arbeidsmarkt zorgen?
MARX. “Jongeren hadden vroeger al een lager minimumloon. De sociale partners hebben dat afgeschaft en nu wil de regering dat opnieuw invoeren. Het probleem in België is niet dat ons brutominimumloon van 1500 euro te hoog is. Er werken trouwens maar een paar procent Belgen tegen dat minimumloon.
“In verhouding tot het mediaanloon (3414 euro bruto, nvdr) is dat minimumloon internationaal gezien niet uitzonderlijk hoog. Wel uitzonderlijk is het niveau van de laagste lonen in de cao’s. Die liggen een stuk boven het minimumloon. In de chemie tot 30 procent hoger. Dat is ook een reden waarom er zo weinig laagbetaald werk is in België. We moeten in eerste instantie nadenken over hoe we de sectorale minimumlonen omlaag krijgen om laaggeschoolden of mensen met een migratieachtergrond aan een baan te helpen.”
Zitten in die laagbetaalde banen geen working poor?
MARX. “Working poor is een ingewikkeld begrip. Er zijn weinig werkende armen. De harde kern zijn alleenstaande ouders. Mensen met een baan, maar met een relatief laag inkomen die er niet mee rondkomen. Ze hebben het ook moeilijk om uit die situatie te ontsnappen. Ze werken niet voltijds, ze kunnen zeer moeilijk promotie maken. Toch hangen laagbetaald werk en armoede eigenlijk heel zwak samen. Een op de tien of een op de acht mensen die laagbetaald werken, leeft ook in armoede. De laagbetaalden zijn meestal de tweede of de derde werkende in een gezin: een partner of een van de kinderen.”
Volgens de statistieken leeft 15 procent van de Belgen onder de armoedegrens. Wie zijn dat?
MARX. “Zoals gezegd de alleenstaande ouders, maar vooral mensen zonder een baan. Het percentage van werkloze huishoudens, waarin geen enkel gezinslid op actieve leeftijd werkt, is in België een van de hoogste van de Europese Unie: 13,1 procent, tegenover een EU-gemiddelde van 10 procent. Voor een stuk heeft dat te maken met de vervroegde uittreding, waardoor de partners vervroegd gepensioneerd zijn. Maar ook in de groep 25- tot 55-jarigen zijn er gezinnen waarin niemand werkt. Dat is verontrustend.
“Langdurig leven van een uitkering is niet aantrekkelijk. Onze uitkeringen zijn niet hoog. Als norm voor de armoedegrens geldt 60 procent van het mediaaninkomen. Dat komt voor een alleenstaande neer op 1080 euro, voor een volwassene met twee kinderen is dat ongeveer 1700 euro. Daarmee rondkomen om huur, voeding, verwarming, kledij en verzekeringen te betalen? Nipt, en dat is het dan. Opgroeien in armoede hypothekeert de levenskansen aanzienlijk.”
Een ander gevoelig thema is de inkomens- en vermogensongelijkheid. Hoe zit het daarmee?
MARX. “De globale inkomensongelijkheid in België is niet erg toegenomen. De rijkste 20 procent heeft ongeveer vier keer meer van het globale inkomen dan de armste 20 procent. Dat is een relatief kleine ongelijkheid. De vermogensongelijkheid is een stuk groter. 40 procent van de vermogens zit bij de 10 procent rijkste Belgen. In Duitsland is de concentratie groter, in Scandinavië zitten de vermogens bij een aantal honderden families en in de VS is de vermogensongelijkheid echt extreem.
“Een pleidooi voor een meerwaardebelasting lijkt me zinvol. Arbeid en consumptie worden belast, waarom geen meerwaarden uit aandelen? Veel andere landen hebben dat. Maar de implementatie ervan is een andere kwestie.”
In welke mate leidt het monetaire beleid van de centrale banken tot meer ongelijkheid? Gepensioneerden die voor een deel van hun pensioen aangewezen zijn op een spaarboekje, zien de waarde ervan dalen. Maar het geld dat de centrale banken in de economie pompen, gaat naar aandelen en die zijn vooral in handen van de rijken.
MARX. Er zijn meerdere elementen in het verhaal. Veel van het Belgische vermogen zit in onroerend goed. We zijn woningbezitters. De overheid heeft dat jarenlang fiscaal gestimuleerd. Een eigen woning is een aparte pensioenpijler geworden. Het rendement op spaarboekjes is nooit echt hoog geweest en we leven nu toch in een periode van relatief zwakke inflatie. Maar inderdaad: de aandelen doen het goed. Die zijn geconcentreerd aan de top: 50 procent van de aandelenmassa zit bij 1 procent van de bezitters.”
Kent u Thomas Piketty?
MARX. “We zijn onze carrière rond dezelfde tijd gestart. Zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw is fantastisch. Ik had nooit gedacht dat hij zoiets zou realiseren. Zijn werk is atypisch en gedurfd. Je moet de Franse arrogantie hebben om een boek te durven schrijven met grafieken die van het jaar nul tot 2100 gaan. De data zijn volgens mij empirisch gevalideerd. Dat die topinkomens groeien en er een groeiende concentratie van vermogens is, wordt niet betwist. De vraag is of we dat kunnen extrapoleren, waardoor we zouden terugkeren naar 19de-eeuwse situaties van vermogensconcentratie. Dat valt af te wachten.”
ALAIN MOUTON, FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT
“Met dezelfde tewerkstellingsgraad als Nederland zou België nu 1 miljoen banen extra tellen”
“Het percentage van werkloze huishoudens is in België een van de hoogste van de Europese Unie: 13,1 procent, tegenover een EU-gemiddelde van 10 procent”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier