De achilleshiel van de copytax
Er hangt nogal wat Belgen een gloednieuwe belasting boven het hoofd. Maar hoe die precies gecontroleerd zal worden, blijft voorlopig een groot raadsel.
Met ingang van dit jaar moeten alle bezitters van een fotokopieerapparaat een zogenaamde copytax betalen. Die is verschuldigd voor elke kopie die gemaakt wordt van een auteursrechtelijk beschermd werk. In de enge betekenis van het woord is deze copytax weliswaar geen belasting. Maar voor wie ze moet betalen, zal ze allicht wel de gevoelswaarde van een belasting hebben. Vandaar dat deze nieuwbakken heffing terecht in deze rubriek onder de loep genomen wordt.
De oorsprong van de copytax is terug te vinden in de nieuwe auteursrechtenwet die enkele jaren geleden werd doorgevoerd. Die verbiedt in principe het nemen van kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken. Maar zij staat het kopiëren in bepaalde omstandigheden toch toe. Zo is bijvoorbeeld de reproductie van artikelen toegestaan, voorzover zij uitsluitend bestemd is voor privé-gebruik. Hetzelfde geldt voor de reproductie van korte fragmenten uit boeken enzovoort. Dat privé-gebruik moet overigens niet al te letterlijk worden genomen. Daarmee is niet alleen de situatie bedoeld waarin een privé-persoon een fotokopie neemt voor zijn schoonmoeder of voor zichzelf; maar ook de situatie waarin bijvoorbeeld een bedrijf ten behoeve van zijn eigen medewerkers fotokopieën neemt. Een bedrijf dat een abonnement heeft op Trends, en dat bijvoorbeeld onderhavig artikel ter informatie wil meedelen aan verschillende van zijn interne medewerkers, mag dus fotokopieën nemen.
HEFFING.
Maar hoe meer fotokopieën er worden gemaakt, hoe minder de uitgevers verkopen. En hoe lager de vergoedingen en de auteursrechten zijn die aan de oorspronkelijke auteurs kunnen worden betaald. Vandaar dat men van de nieuwe auteursrechtenwet gebruik heeft gemaakt om een bijzondere heffing in te voeren op de reproductie van auteursrechtelijk beschermde werken. Die heffing moet – via een nog te ontwikkelen verrekeningsmechanisme – ten goede komen aan de uitgevers en aan de auteurs.
Eigenlijk gaat het om twee heffingen. Ten eerste, een forfaitaire heffing op het kopieerapparaat zelf (in de regel naar aanleiding van de aankoop ervan). En ten tweede een vergoeding die evenredig is aan het aantal gemaakte kopieën en die – voor zwartwitkopieën – maximaal 1 frank per bladzijde bedraagt. De inning gebeurt door Reprobel, de vennootschap die met het beheer van heel dit stelsel is belast.
VERGOEDINGSPLICHTIGEN.
Die tweede heffing is voor de praktijk van bijzonder belang, omdat zij eigenlijk alle bezitters van fotokopieerapparaten tot vergoedingsplichtigen promoveert. Zij is in principe namelijk verschuldigd door alle personen – natuurlijke of rechtspersonen – die kopieën van auteursrechtelijk beschermde werken maken.
In de praktijk is het uiteraard onbegonnen werk om iedereen die af en toe eens een fotokopie maakt, bij de inningsprocedure te betrekken. Vandaar dat de maker van de kopieën niet meer als vergoedingsplichtige wordt beschouwd, zodra hij kopieën maakt op apparaten die hem gratis of tegen vergoeding ter beschikking worden gesteld door derden (copycenters enzovoort). Het zullen dan deze laatsten zijn die de heffing verschuldigd zijn (met dien verstande dat zij die heffing uiteraard zullen mogen doorrekenen aan de klant).
VASTSTELLING.
De copytax zal dus in principe verschuldigd zijn door iedereen die een kopieerapparaat voor eigen gebruik ter beschikking heeft, en door alle instellingen die kopieerapparaten ter beschikking stellen van derden (bibliotheken, copycenters, warenhuizen enzovoort). Het probleem is alleen dat niet alle kopieën de heffing verschuldigd maken. Mocht dit laatste wel het geval zijn, dan zou de heffing zeer eenvoudig zijn: men zou dan alleen maar de teller in het oog moeten houden, en het aantal kopieën vermenigvuldigen met de heffing per blad.
Maar zo eenvoudig werkt de copytax dus niet. Zij is immers alleen maar verschuldigd zodra men kopieën maakt van auteursrechtelijk beschermde werken. Een bedrijf dat een kopieerapparaat gebruikt om bijvoorbeeld eigen interne documenten te fotokopiëren, is daarvoor uiteraard geen copytax verschuldigd. Idem voor een particulier die een fotokopie neemt van zijn bankuittreksels, of van de belastingbrief die hij ingevuld heeft.
MECHANISME.
Een juiste heffing vergt bijgevolg een zeer precieze telling van het aantal kopieën dat van auteursrechtelijk beschermde werken wordt gemaakt (boeken, partituren, tijdschriftartikelen enzovoort).
Maar ook dat zal in veel gevallen onbegonnen werk zijn. Vandaar dat in de mogelijkheid is voorzien om af te stappen van het werkelijk aantal belastbare kopieën en in plaats daarvan te werken met ramingen, waarover met Reprobel bovendien overeenkomsten afgesloten kunnen worden. Die ramingen zullen onder meer kunnen gebeuren aan de hand van vergoedingsroosters die door de beheersvennootschap uitgewerkt zullen worden; en die voor verschillende sectoren – op basis van allerlei criteria – een benaderende idee zullen geven van het percentage kopieën dat op beschermde werken slaat. Een en ander staat allemaal te lezen in een zeer ingewikkeld Koninklijk Besluit van 30 oktober 1997 dat op 7 november 1997 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd.
CONTROLE.
Een vraag die onmiddellijk rijst, is uiteraard wat er gebeurt met bedrijven die bijvoorbeeld alle medewerking weigeren; of die aan Reprobel (niet naar waarheid) melden dat zij geen kopieën maken van auteursrechtelijk beschermde werken; of die het aantal kopieën bewust minimaliseren.
Kortom, over welke controlemiddelen beschikt de beheersvennootschap om het juiste aantal kopieën vast te stellen? Wanneer een instelling zoals Sabam – de Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers – controle uitoefent op de openbare uitvoering van audiovisuele werken, dan heeft zij het relatief gemakkelijk. Publiek uitgevoerde muziek kan men horen. Fotokopieerapparaten daarentegen werken vrijwel geruisloos, en staan in heel veel gevallen opgesteld op plaatsen die voor het publiek niet toegankelijk zijn.
De controle op de copytax lijkt dan ook geen eenvoudige zaak te worden. In de zeer complexe reglementering die rond de copytax uitgewerkt is, leest men nergens dat de mensen van de beheersvennootschap vrije toegang hebben tot de lokalen waar kopieerapparaten opgesteld staan. De beheersvennootschap mag aan de vergoedingsplichtige wel inlichtingen vragen; en desnoods ook aan de firma’s die zich bijvoorbeeld bezighouden met het onderhoud van kopieerapparaten. Maar tenzij misschien ten aanzien van bedrijven die scrupuleus logboeken bijhouden van alle kopieën die op hun apparaten worden gemaakt, lijkt de beheersvennootschap nauwelijks gewapend om zelfs maar bij benadering vast te stellen hoeveel belastbare kopieën bijvoorbeeld een bepaald bedrijf op zijn eigen fotokopieerapparaten maakt.
Het ligt dan ook voor de hand dat de beheersvennootschap zal pogen om met zoveel mogelijk vergoedingsplichtigen overeenkomsten af te sluiten over het aantal belastbare kopieën dat zij maken, en dus over de omvang van de copytax die zij verschuldigd zijn. Dergelijke overeenkomsten hebben bovendien het voordeel van de eenvoud. Maar voorzover men kan zien, kan niemand tot zo’n overeenkomst gedwongen worden.
SANCTIES.
Voor vergoedingsplichtigen die hieruit zouden besluiten dat zij de copytax aan hun spreekwoordelijke laars kunnen lappen, moet wel gewaarschuwd worden voor de sancties. De auteursrechtenwet zegt immers dat de bepalingen van hoofdstuk XI van het BTW-Wetboek van toepassing zijn ten aanzien van overtredingen op de copytax. Hoofdstuk XI van het BTW-Wetboek heeft het enerzijds over administratieve geldboeten, en anderzijds over strafrechtelijke sancties. Wie het niet nauw neemt met de copytax, kan dus strafrechtelijk vervolgd worden. En hij riskeert ook administratieve boeten. Inzake BTW geldt, dat bij iedere overtreding van de verplichting de belasting te voldoen, een geldboete kan opgelegd worden die gelijk is aan het dubbel van de ontdoken of niet tijdig betaalde belasting.
Een en ander betekent allicht dat ook de copytax – bij niet of niet tijdige betaling – verdubbeld kan worden.
Maar vooraleer er van administratieve boeten en strafsancties sprake kan zijn, is uiteraard om te beginnen vereist dat het bewijs van de overtreding geleverd wordt. Inzake BTW beschikt de belastingadministratie daartoe over een heel arsenaal van controle- en bewijsmiddelen. Inzake de copytax gelden alleen de bewijsmiddelen van gemeen recht, en de processen-verbaal die door de daartoe gemachtigde personen worden opgesteld (art. 74 van de auteursrechtenwet). Processen-verbaal opstellen over het gebruik van een kopieerapparaat, en vooral over het aantal belastbare kopieën dat daarop wordt gemaakt, is evenwel geen evidentie; zeker niet als men te maken heeft met apparaten die niet publiek opgesteld staan. Wedden dan ook, dat de controle de achilleshiel van de copytax wordt?
Jan Van Dyck is fiscalist.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier