DAVID RICARDO
WAS EEN REUS.
“De mindere van Adam Smith inzake kennis in de breedte, ekonomische intuïtie en beoordeling van de mensen en hun akties, was hij echter duidelijk de meerdere van Adam Smith op het gebied van analytisch vermogen. Met David Ricardo zien we voor de eerste keer een teoreticus aan het werk die zijn hypotesen klaar en duidelijk formuleert zodat een aantal makro-ekonomische konklusies kunnen worden afgeleid. Terwijl Smith voortdurend voorbeelden aandraagt, bouwt Ricardo modellen, ” aldus Jürg Niehans in zijn briljante boek “A History of Economic Theory” (John Hopkins University Press, 1990).
Niehans typeert perfekt het onderscheid tussen twee van de drie peetvaders van de klassieke ekonomie, namelijk die periode van de ekonomische wetenschap die zich situeert tussen de publikatie in 1776 van “An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations” van Adam Smith en het einde van de negentiende eeuw. Naast Adam Smith (1723-1790) en David Ricardo (1772-1823) was de derde grote klassieker John Stuart Mill (1806-1873).
In tegenstelling tot Adam Smith was David Ricardo helemaal geen academicus, maar een man die als makelaar en financier een fortuin verzamelde. Hierdoor kon hij iets na zijn veertigste verjaardag gaan rentenieren en zich toeleggen op wat steeds meer zijn aandacht en interesse was gaan weerhouden, namelijk de politieke ekonomie. In 1817 publiceerde hij zijn “Principles of Political Economy and Taxation” dat, alhoewel moeilijk toegankelijk, vrij snel Smiths “Wealth of Nations” verdrong als meest gebruikte handboek.
Terwijl Smith zich vooral verdiepte in de krachten die de rijkdom van een land bepalen, spitste Ricardo zich toe op de inkomensverdeling tussen kapitalisten, grondbezitters en arbeiders. Door hun spaar- en investeringsaktiviteiten trekken de kapitalisten de kar van de ekonomische groei terwijl Ricardo de grondbezitters als niet-produktieve parasieten ziet. Vandaar ook in het begin van de negentiende eeuw zijn gloeiend verzet tegen de Corn Laws die de toevoer van buitenlands graan zouden moeten afremmen. Ricardo argumenteerde dat dit protektionisme de winsten van de grondbezitters zou verhogen ten koste van die van de produktieve kapitalisten.
David Ricardo introduceerde diverse begrippen die sindsdien gemeengoed geworden zijn in de ekonomische wetenschap. Tot de meest bekende behoort het komparatieve voordeel wat, vertaald naar de internationale handel, inhoudt dat niet de absolute maar wel de komparatieve kostenniveaus bepalend zijn voor de totstandkoming van zinvolle internationale handelsstromen.
Tevens ontwikkelde Ricardo de basis van wat Nobelprijswinnaar James Buchanan in 1976 de Ricardiaanse ekwivalentie is gaan noemen. Buchanan deed dat in een repliek op een eerder verschenen artikel van Harvard-ekonoom Robert Barro die Ricardo’s inzichten in dat artikel van onder het stof had gehaald. Nochtans had Ricardo nog tijdens zijn leven de hele idee al terug naar de prullemand verwezen, vooral op basis van praktische gronden. Dit blijkt overduidelijk uit zijn traktaat “Funding System” dat terug te vinden is in “The Works and Correspondence of David Ricardo”, uitgegeven door Piero Sraffa.
DAVID RICARDO De meerdere van Adam Smith op het gebied van analytisch vermogen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier