Cultuurmaker tussen de loodsen
Hij is dirigent, cultuurmaker, evenementenbouwer en crosst met zijn ensemble I Fiamminghi de globe af. Maar daaraan heeft Rudolf Werthen nog lang niet voldoende. Zopas opende hij op de terreinen van Tour & Taxis in Brussel de Art Cube. “Dit is mijn nieuwe droom, mijn werkplaats, mijn studio. Beschouw het als mijn cultuurcentrummetje voor jong en oud. Ik word cultuurmaker tussen de loodsen.”
Tussen de vorkheftrucks en de tonnen producten die klaarstaan om op vrachtwagens te worden geladen, staat een zwarte doos. Dit is de Art Cube, de ‘club’ van Rudolf Werthen die enkele weken geleden zijn deuren opende op de terreinen van Tour & Taxis aan het Brusselse kanaal. Via een zwarte slurf komen bezoekers in een bar annex lounge terecht. Vandaar kunnen ze zich een weg banen naar de eigenlijke cubus: een opplooibaar podium voor 300 personen dat Werthen oorspronkelijk liet bouwen voor een reeks tangoavonden in Gent, maar uiteindelijk uitgroeide tot een duurzaam project… in Brussel.
“De Art Cube is mijn nieuwe droom,” zegt de 56-jarige dirigent, cultuurmaker, evenementenbouwer, criticus van het muziekvak en de kat die altijd weer komt. “Het is mijn werkplaats, mijn studio, mijn cultuurcentrummetje voor jong en oud. In Deurle had ik geen plaats en ben ik te ver van de actie. Hier is er plaats voor video, dans, jazz, tango, salsa en experimentele film. Ik geef aan talent in Brussel – en de stad barst van het talent – een vrij podium op een locatie met toekomst. Ackermans & van Haaren, de eigenaar van de site Tour & Taxis, heeft me voorgesteld om cultuurmaker te worden tussen de loodsen. Dit is een win-winsituatie en een anti-elitair initiatief.”
Daarmee heeft Rudolf Werther er een nieuwe uitdaging bij. De man leidt immers ook nog het evenementenbureau Finale. Van het nieuwe Chelsea Museum in Lower Manhattan is hij muzikaal adviseur. Voor een grote Europese onderneming produceert Werthen een ‘Vier Seizoenen’, die muziek, film, levensgeest en promotie combineert. En natuurlijk staat hij nog altijd aan het hoofd van het ensemble I Fiamminghi. Die laatste formatie keerde intussen – “door de centenproblematiek hebben we de ambitie om een groot orkest te worden, moeten schrappen” – terug naar zijn wortels: een kamerorkest dat dingen durft met dansers, zangers, video’s en ruimten.
We ontmoetten Werthen tussen de loodsen van Tour & Taxis en hadden met hem een open gesprek over een sector in crisis, muzikantenhandel, gratis tickets, populaire kitsch en Europese fiedelaars.
TRENDS. De muzikale cultuur wordt gesubsidieerd. Leiden subsidies tot sleur en ondoelmatigheid?
RUDOLF WERTHEN (I FIAMMINGHI). “De Belgische markt is kapot door de toelagen en nu slaat de internationale markt dezelfde weg in. Dat remt de natuurlijke verandering en uitzuivering. Ik heb geleerd uit de subsidiestrijd van I Fiamminghi. Eerst waren de subsidies zeer hoog en plots te laag om te overleven. In 1987 zei ik al: er moeten meer managers komen bij de orkesten. Dat veroorzaakte toen bittere reacties, maar kijk nu eens. Elk behoorlijk orkest heeft vandaag zijn Hugo Vandamme als voorzitter. Je kan overleven zonder toelagen, maar dan moet je volledig anders werken. Bovendien moeten voorwaarden dan voor iedereen gelden. Er zal minstens evenveel creativiteit ontstaan en zich ontwikkelen, maar dan niet kunstmatig gestimuleerd.”
Bestaat er een privé-markt, een vraag naar concerten voor ondernemingen of rijke burgers?
WERTHEN. “De subsidies leiden tot een ontoelaatbare concurrentievervalsing op de markt. Een verzekeringsmaatschappij vroeg ons om op te treden. Wij berekenden een prijs, gebaseerd op het loon van de muzikanten, de repetitietijd, de verzekering, de verplaatsing enzovoort. Na de offerte daalde een stilte neer. Later hoorde ik dat de verzekeraar een bekend Vlaams orkest met negentig man inhuurt, dat driemaal minder kost dan wij met 25 man. Is dat ernstig voor een privé-concert? Ondanks die discriminatie spelen we voor privé-klanten. Als I Fiamminghi als niet-gesubsidieerd ensemble naar een theater stapt en zegt: kunnen we die en die muziek brengen, dan kost mij dat viermaal meer dan een gesubsidieerd gezelschap. Met 10 miljoen euro aan subsidies kun je je concerten bijpassen, alhoewel die som dient om de werkingskosten te compenseren. Ik begrijp dat de overheid omwille van de cultuurspreiding het publieke circuit helpt, maar dat mag de vraag niet besmetten.”
Scoren de Belgische symfonieorkesten over de grenzen?
WERTHEN. “Neen, er zijn Belgische orkesten die niet eenmaal per jaar op invitatie spelen in het buitenland. Als je tournee gesubsidieerd wordt door de Vlaamse overheid, is het makkelijk om in Tokio of Los Angeles op te treden. Maar dat zegt niks over de waarde en het nut van je muziekmachine. Als Japan je wil hebben en de kosten betaalt, is dat een correcte toetssteen. Dat hebben we geleerd met I Fiamminghi. Wij reizen en spelen over de hele wereld zonder toelagen.”
Gaan de grote orkesten voor de bijl?
WERTHEN. “De grote symfonieorkesten zijn dinosaurussen en sterven uit. Zij herkauwen een kapot gespeeld repertoire waar de jeugd voor bedankt. In de voorbije eeuw zijn er tienduizend symfonieën geschreven in Europa en hoeveel belanden er daarvan op de podia? Je ziet in Vlaanderen de noodzakelijke pogingen om te fuseren. Ik denk aan het Vlaams Radio Orkest en de Beethoven Academie en de inkrimping van het spelersaantal dat daaruit zal volgen. Deze fusie is niet de laatste in Vlaanderen. Internationaal gaat het nog harder, want het concertpubliek vergrijst. Je krijgt zelfs voor uitstekende symfonische orkesten geen reeks van drie opeenvolgende concerten meer verkocht. De zalen zitten wel vol, maar het aantal voorstellingen zakt en het totale aantal bezoekers halveert. We zijn bezig met creaties die ten dode zijn opgeschreven. De grote symfoniestukken live uitvoeren is een aftandse situatie. Iedereen vindt het te duur om een concert te bezoeken, terwijl het in ons land nog steeds redelijk betaalbaar blijft. Ik ben vaak te gast in het buitenland. De buitenlandse symfonische orkesten hebben het allemaal moeilijk als ze niet creatief programmeren. De Vlaming Serge Dorny van het London Philharmonic Orchestra boert niet slecht omdat hij concerten doet, filmclips en promotiemateriaal aanmaakt en niet alleen maar bezig is met Brahms en Beethoven.”
Betaalt er nog wel iemand voor een concertbezoek?
WERTHEN. “Mensen die naar een concert gaan zonder te zijn uitgenodigd en dus zelf hun ticket kopen, worden inderdaad een uitzondering. Sommige bedrijven kopen voor een concert van het Festival van Vlaanderen vijfhonderd tickets voor de klanten. Doet men hen er een plezier mee of komen ze alleen voor de receptie? Dat houdt wel een cultureel patine in stand, maar de fundamentele vraag is: welke cultuur dient te overleven en hoe moet de overheid dat eventueel steunen? Door de schepping of de reproductie te stimuleren? De consumptiemaatschappij is muzikaal zo slecht opgevoed dat zij bij het routineuze genre blijft hangen. Toch betoelagen de overheden in Vlaanderen, België en Nederland kunstenexperimenten die volledig afwijken van het klassieke zijn en denken. De kunstenmakers moeten bewijzen dat ze gewone dingen exhibitionistisch aankunnen. Ik pleit niet tegen het experiment. Ik wijs wel de aberratie, het épater le bourgeois af.”
Kennen de beleidsmakers de situatie?
WERTHEN. “De Vlaamse beleidsmensen hebben deze evolutie niet door. Zij steunen op adviseurs en dat zijn vaak de experts van de bestaande orkesten die vechten voor hun lijfsbehoud. De politici handelen dus inefficiënt bij hun pogingen om het symfonieorkest een reddingsboei aan te bieden. Als er veel middelen zijn, heb ik geen bezwaar tegen een brede steun. Maar die vele middelen ontbreken, dus je moet keuzes durven maken.”
Dalen de productiekosten door de goedkope orkesten van Oost-Europa? Blijven de marges behouden?
WERTHEN. “Ja en neen. Je hebt vandaag het verschijnsel van a dollar a day-muzikanten. Die drukken de kosten en duwen de westerse ensembles uit de markt. Er lopen duizenden goede spelers op de markt die zich aanbieden voor 1 tot 10 dollar per dag en dan nog het vijftig- tot vijfhonderdvoudige opstrijken van hun wedde thuis. Een organisator uit Litouwen koopt een oude bus, stouwt die vol met spelers, instrumenten en eten en rijdt in één ruk door naar Lissabon. Naast de contrabas liggen de groenten en het fruit. Ter plekke kruipen ze in het goedkoopste hotel met vier mensen op één kamer en ze brengen concerten tegen 1250 euro voor het hele gezelschap. Voor veel organisatoren is dit een uitgelezen formule om te concerteren met mensen die vaak goed spelen. Dat is muzikantenhandel zoals mensenhandel. Ook in Amerika zijn er om die reden al behoorlijke orkesten om zeep gegaan. Ik ken reuzentournees van zestig concerten in de VS met een orkest dat 2000 dollar kost voor één avond, alles inbegrepen, terwijl het Metropolitan Orchestra 10.000 dollar plus kosten vraagt.”
Ziet de toekomst er voor muziekmakers donker uit?
WERTHEN. “Mensen vragen mij: ‘Rudolf, mijn dochter of zoon wil muziek studeren en is verliefd op viool’. Wat moet ik antwoorden? Zullen die afgestudeerden over vijftien jaar een job hebben? De Vlaamse conservatoria zitten vol met relatief weinig Belgen en veel buitenlanders. Waar belanden die met onze routineuze opleiding?”
Komt er een nieuw paradigma?
WERTHEN. “Laten we geen concertzalen bouwen, maar multidisciplinaire ruimten die niet alleen voor concerten worden gebruikt. Meer en meer kunstenaars zoeken elkaar op, over de grenzen van de dans, de zang, de muziek, het witte doek. De muziek hinkt altijd wat achterop omdat muzikanten getraind zijn op het pure uitvoeren.”
Is er een buitenlands rolmodel?
WERTHEN. “In het Finse Turku ben ik gastdirigent van het schitterende stadsorkest. De beleidsmensen daar hebben een voorliefde voor het creëren en uitvoeren van nieuwe composities. Er is een jong publiek, want de concerten zijn niet te duur. In België probeert de overheid via subsidies soms nationale componisten op te dringen. Dan diep je met tegenzin iets op uit het archief. Het stof ligt erop en de geest is eruit weggevlucht.”
Dat het niet allemaal kommer en kwel is, bewijzen toch de Proms?
WERTHEN. “De Proms zijn een knap commercieel product met een snuif muziek voor iedereen. Ik dirigeerde zelf ook al Proms. De stichters zijn pientere ondernemers die pop, klassiek en meezingers handig mixen. Maar dit feest is commercie. Noem het geen kunst. Een rimram van makkelijke melodieën van Katchatourian en Rossini is zoutloze culturele kost. Daar is niks mis mee, je gaat er tweemaal naartoe als student en later bezoek je de Proms nog een keertje met je kinderen.”
Is Rudolf Werthen anno 2002 een andere muzikant dan in 1985?
WERTHEN. “In 1985-1990 speelde ik zelf nog viool en dat tot 200 keer per jaar. Ik heb door die overdaad artrose in de schouder gekregen, een typische beroepsziekte voor violisten. Jammer, driemaal jammer, ik mis dat erg. Toen was het leven hectisch met verantwoordelijkheid voor I Fiamminghi, de Vlaamse Opera, televisieprogramma’s, internationale concerttournees om Vlaanderen op de kaart te zetten. Ik doe nu mijn eigen ding. Ik kan gerichter en creatiever werken dan ooit. Het Chelsea Museum in New York bijvoorbeeld viel uit de lucht via een grote internationale kunsthandelaar die me vroeg om adviseur te worden voor muziekprojecten die zouden aansluiten bij de beeldende kunst die in dat nieuwe privé-museum in de 22ste straat zal worden getoond. Dat is toch zalig.”
Frans Crols [{ssquf}], fcrols@trends.be
“De Proms zijn een knap commercieel product. Maar noem het geen kunst. Je gaat er tweemaal naartoe als student en later bezoek je de Proms nog een keertje met je kinderen.”
“Mensen vragen mij: ‘Rudolf, mijn dochter of zoon wil muziek studeren’. Wat moet ik antwoorden? Zullen die afgestudeerden over vijftien jaar een job hebben?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier