Crisis in Wall Street treft heel New York
New York overleefde de aanslagen van 11 september 2001, maar overleeft het ookde bankencrisis? 15 % van de rijkdom van de stad komt van de financiële sector,en die gaat moeilijke tijden tegemoet. New York moet de broeksriem aanhalen.
Toen vorige week de zakenbank Lehman Brothers bescherming tegen haar schuldeisers moest vragen, ging er een golf van leedvermaak door New York. Amerikanen gebruikten daarbij het Duitse woord Schadenfreude. Eindelijk moest een van de ‘grote heren’ boeten voor het risicovolle beleid van de voorbije jaren. Maar toen American International Group (AIG) in beeld kwam als volgend slachtoffer, lachte niemand. Een implosie van AIG zou miljoenen Amerikanen van hun inkomsten beroven omdat tal van financiële producten in rook zouden opgaan. Ineens besefte elke New Yorker dat een crash van Wall Street een armoedeval voor iedereen zou betekenen. Een ander Duits woord verscheen in de media: Angst.
De week van de grote nervositeit speelde de New Yorkers parten. Tony is makelaar bij een firma die dure appartementen verhuurt. Hij praat snel en leidt dagelijks twintig klanten langs het beste aanbod. “Het wordt almaar moeilijker huurcontracten te verkopen”, zegt hij in de taxi waarmee hij van het ene naar het andere appartementencomplex rijdt. “Iedereen is onzeker. Als het mis gaat in Wall Street, slaat de malaise toe.”
New York drijft nog altijd op de ‘bouwboom’ die enkele jaren geleden begon. Projectontwikkelaars besloten dankzij het goedkope krediet tientallen nieuwe torenflats in Manhattan op te trekken. Van Upper East Side tot Lower Manhattan, overal liggen bouwputten omgeven door hoge kranen.
Melkkoe
Appartementen werden de nieuwe melkkoe in Manhattan. Maar met de crisis in de hypotheekmarkt en een langzaam stijgende dollar begon de vraag te dalen. Een appartement bij het mooi gelegen Columbus Circle kost al snel 8 tot 10 miljoen dollar (5,5 tot 6,8 miljoen euro). In Upper East Side kan de prijs oplopen van 10 tot 15 miljoen dollar. De enige New Yorkers die zulke appartementen konden kopen, waren de grote bazen van de zakenbanken in Wall Street. Zij streken jaarlijks miljoenen dollars op aan salaris, met nog eens een veelvoud aan bonussen.
De klap in Wall Street heeft gevolgen voor de hele stad. Jonge beginners bij zakenbanken verdienen 100.000 tot 150.000 dollar per jaar, en moeten het vooral hebben van de jaarlijkse bonussen. Een appartement met één slaapkamer huren, kost in Manhattan al snel 3000 tot 4000 dollar. Maar eind dit jaar verwacht Wall Street weinig bonussen. “Het wordt het jaar van bye bye bonus”, zegt makelaar Tony.
In de New Yorkse financiële sector werken 206.000 mensen, maar veel jobs zijn in gevaar. Personeelsverenigingen of vakbonden zijn niet bekend in Wall Street. Wie veel verdient en veel risico neemt, loopt ook zelf veel risico. Ontslag op staande voet is deel van het risicovolle beroep. Het beeld van de gevallen helden met kartonnen dozen maakte indruk in New York. Lehman Brothers heeft zijn hoofdzetel in Midtown, bij Times Square, nadat op 11 september 2001 het hoofdkwartier werd vernield door de terreuraanslagen. Na de aanslag trokken verschillende banken van Lower Manhattan naar Midtown. Dat leek veiliger. Lehman Brothers kocht een gebouw voor 750 miljoen dollar en vestigde er een deel van zijn 10.000 werknemers. Andere filialen werden aan de andere kant van de Hudson in New Jersey neergezet.
Londen komt opzetten
New York overleefde 11 september 2001. Financiële dienstverlening bleef de kernactiviteit van de stad en New York bleef de hoofdstad van de zakenbanken. In 2005 werden in de VS voor 51 biljoen dollar aan aandelen verhandeld; in Europa was dat 38 biljoen en in Japan 20 biljoen. New York stond aan de top, maar in januari 2007 stelden burgemeester Michael Bloomberg en de Democratische senator Chuck Schumer in een rapport vast dat New York terrein verloor. De Amerikaanse financiële sector groeide in de periode 1995-2005 met 6,5 %, maar in het Verenigd Koninkrijk met 8,4 %. Londen werd een geduchte concurrent. Aangezien de financiële sector zorgt voor 10 % van het bnp van de staat New York en 15 % van het bnp van de stad New York, zou de negatieve trend gevolgen hebben voor zowel de stad als de staat.
Bloomberg en Schumer gaven drie redenen voor het concurrentiële nadeel van New York. Ten eerste is het toezicht in de VS een onontwarbaar kluwen, zo niet een chaos. Derivaten van zakenbanken ontsnapten vaak aan effectief toezicht, terwijl de staat New York verantwoordelijk was voor verzekeringsmaatschappijen zoals AIG. Het Enronschandaal in 2002 leidde tot de Sarbanes-Oxleywet die de boekhoudkundige regels dermate verstrakte dat ze onpraktisch werden. De tweede reden voor het verval was de Amerikaanse cultuur van aansprakelijkheid, waarbij bedrijven grote bedragen aan schadevergoedingen riskeren te moeten betalen. In de financiële sector werden de kosten van de zogenoemde litigation culture zo hoog dat instellingen liever vertrokken naar Londen. En ten derde verstrakte de Amerikaanse regering de voorbije jaren de immigratiewetgeving, waardoor nieuw buitenlands talent niet meer zo makkelijk naar de VS kon komen. Volgens Bloomberg en Schumer zouden Londen, Dubai en Hongkong serieuze concurrenten worden.
Rotte appels
In zeker opzicht kreeg de burgemeester van New York vorige week gelijk. Het gebrekkige toezicht was de achilleshiel van het financiële systeem. Pompte Enron het eigen vermogen kunstmatig op via boekhoudkundige trucs, dan deden de zakenbanken het tegenovergestelde: ze hielden risicovolle operaties met hypotheekderivaten buiten de boeken. Toen de lijken uit de kast vielen, vertrouwde geen enkele bank de boekhouding van een andere bank en de stroom van kortetermijnkredieten droogde op. Het gevolg was een serie kraters in Wall Street. Lehman Brothers werd overgenomen door het Britse Barclays, terwijl AIG alleen kon worden gered via een overheidsinterventie ter waarde van 85 miljard dollar. De Amerikaanse regering gaat nu de hele sector uitmesten door ‘slechte’ leningen uit de markt te halen en onder te brengen in een speciaal fonds. De rotte appels worden, zoals een bankier het uitdrukte, social-ized. Daarna veerden de beurzen weer op en New York leek gered van een implosie. Maar de crisis blijft niet zonder gevolgen. De werkgelegenheid in de financiële sector zal verder dalen, nog meer handelaars zullen vertrekken en de grote bonussen behoren voorlopig tot het verleden.
Dat heeft directe en indirecte gevolgen. Door New York rijden duizenden zwarte Lincolns, wagens met geblindeerde ramen. Die maken meestal deel uit van limousine services die klanten op bestelling rondrijden, bijvoorbeeld naar de luchthaven of naar huis. Zakenbanken en verzekeraars waren altijd grote klanten. Werknemers maken er lange dagen, vaak van acht uur in de ochtend tot tien uur in de avond. Om ze de volgende ochtend weer fris aan het bureau te krijgen, hoeven ze niet met de metro en de bus naar huis. Ze bellen een Lincoln die onmiddellijk komt voorgereden. De limousine services ondervinden nu als eerste de gevolgen van de financiële crisis.
Andere sectoren die de nadelen voelen, zijn dure restaurants, verkopers van juwelen, plastisch chirurgen en de modewereld. De miljardenomzet van de zakenbanken werd de economische basis voor de gliterati van de modewereld die in Soho nieuw leven heeft gebracht. In voormalige vleespakhuizen hangen nu de duurste kleren en Lower Manhattan veerde op. Ook Sotheby’s kan rekenen op minder kopers. Zakenbanken lieten het breed hangen en kochten kunstvoorwerpen om hun prestige te vergroten. Maar met onzekere tijden voor de boeg en de schrik in de benen zullen veel banken het voorlopig rustig aan doen met kunstaankopen. Sotheby’s mag rekenen op een dalperiode.
Sociale elite
Maar de grootste slachtoffers zijn de ontvangers van donaties. Iedereen heeft in New York het recht rijk te worden, maar wie rijk is, heeft de plicht een flink deel weg te geven aan liefdadigheid. Wie dat niet doet, kan niet doordringen tot de ‘sociale elite’ van de stad. Dat credo is de voedingsbodem voor de financiering van de beste onderwijsinstellingen en de meest prestigieuze musea en verenigingen. De miljarden dollars moeten het sociaal-culturele leven van de stad doordesemen. Culturele instellingen zoals Carnegie Hall en het Lincoln Center, waar de beste concerten worden georganiseerd, moeten het hebben van donaties. Hetzelfde geldt voor de Columbia University en zelfs voor particuliere lagere en middelbare scholen. Gulle gevers laten hun namen aanbrengen op borden en zelfs de bankjes in het Central Park dragen opschriften met namen van gevers die zich met hun donatie ‘vereeuwigen’. “De culturele wereld zal last hebben van de bankencrisis”, zegt een bankier van Citicorp. “Bear Stearns werd overgenomen, evenals Lehman Brothers en Merrill Lynch. Goldman Sachs zag zijn winst verminderen met 70 % en AIG stond op instorten. Dan zijn er even andere prioriteiten.”
Ook de politieke wereld krijgt te maken met de crisis op Wall Street. New York is traditioneel de belangrijkste regio voor politieke fondsenwerving. Vooral de topmensen van zakenbanken tasten diep in de buidel en kopen zo ‘toegang’ tot toppolitici. Toen vorige week de bankencrisis volop losbarstte, haalde zowel de Democratische presidentskandidaat Barack Obama als zijn Republikeinse rivaal John McCain fel uit naar Wall Street. De crisis zou toe te schrijven zijn aan ‘hebzucht’ van kortzichtige bankiers. Obama en McCain sloegen een populistische toon aan om zich af te zetten van de zakenbanken. Maar beide kandidaten waren geregeld in Wall Street te gast om geld te werven. Van de 500.000 dollar die Lehman Brothers had geschonken aan de presidentiële kandidaten, ging 400.000 dollar naar Obama. Goldman Sachs had 800.000 dollar geschonken, waarvan 600.000 aan Obama. Citigroup, UBS en Morgan Stanley hadden hun donatie van circa 500.000 dollar verdeeld tussen Obama en McCain. Alleen Merrill Lynch had het meeste aan McCain gegeven. Uiteraard zwegen Obama en McCain zedig over de ‘inkomsten’ uit Wall Street toen ze zich op campagne in Ohio en Michigan uitspraken over de zakenbanken.
Meer produceren dan consumeren
New York haalde vrijdag opgelucht adem toen de federale regering aankondigde de ‘rotte leningen’ uit de markt te kopen en ze onder te brengen in een speciaal fonds. De koersen schoten weer de lucht in. Maar daarmee is de crisis nog niet voorbij. Een bankier die onlangs zijn baan verloor bij een zakenbank en verhuisde naar Ohio, zegt dat de ‘nationalisering’ van de verliezen slechts het begin van een ommekeer kan zijn. “In het tijdperk van het goedkope geld hebben de Amerikanen boven hun stand geleefd. Ze leenden 10 % van het bnp terwijl de economie met 2,5 % groeide. Ze ontspaarden massaal, consumeerden, kochten huizen en zadelden het land op met een enorm deficit. Intussen ging veel werkgelegenheid verloren. Nu moeten we jarenlang meer produceren dan we consumeren. Maar dat is altijd een moeilijk en pijnlijk proces.” (T)
Door Derk Jan Eppink in New York
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier