CRIME MACHINE

Het Amerikaans model

Twee jaar geleden stelde Paul Krugman de arbeidsmarkteconomen voor het dilemma “Europe jobless, America penniless ?” ( Foreign Policy, 1994). Door de lage lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de Verenigde Staten (en andere Angelsaksische landen) wordt daar in tijden van economische groei de werkloosheid wel voor een groot stuk opgelost, terwijl de werkloosheid in Europa de voorbije decennia continu hoog is gebleven. Het is dan ook begrijpelijk dat in Europa geregeld gepleit wordt voor het verlagen of zelfs afschaffen van het minimumloon.

Toch is het de vraag of we zo ver moeten kijken : als het over werkgelegenheid gaat, blijkt Nederland een interessant model te zijn ook voor Amerikanen. De laatste tien jaar immers is de groei van het aantal banen in Nederland (16 %) ongeveer even groot als in de VS (17 %).

In 1994 had Nederland netto 340.000 banen meer dan in 1990, ondanks de recessie 1992-’94. In 1995 kwamen daar nog eens 154.000 banen bovenop. Dat heeft deels te maken met loonmatiging, deels met de hoge arbeidsintensiteit van het werk (2,5 % groei brengt zowel in Nederland als in de VS 1,5 % extra werkgelegenheid op, tegenover slechts 0,5 % in de rest van Europa) en verder vooral met de sterke toename van deeltijdarbeid. Toch is de werkloosheid aanzienlijk gebleven, doordat de vraag naar werk langer is blijven groeien in Nederland. De naoorlogse babyboom heeft er immers ruim tien jaar langer geduurd dan in de rest van Europa.

GEVANGENIS.

De vraag blijft : wat kunnen we leren van het Amerikaans model ? De bekende arbeidseconoom Richard Freeman, hoogleraar in Harvard, heeft hierover een verhelderende bijdrage geschreven vanuit een bijzondere invalshoek : “Why do so many young American men commit crimes and what might we do about it ?” ( Journal of Economic Perspectives, 1996).

Om maar meteen met de deur in huis te vallen : 2 % van de Amerikaanse mannen zit in de gevangenis (1,35 miljoen op 70 miljoen mannelijke arbeidskrachten !), precies dezelfde proportie als het aantal mensen in Duitsland dat langer dan een jaar werkloos is. Bovendien is 5 % van de Amerikaanse mannen voorwaardelijk vrij, zodat dus 7 % direct in aanraking is met het gerecht. In 1993 “zat” een derde van de zwarte mannen tussen 25 en 34 jaar die de high school niet hebben afgemaakt. Maken we daarbij een voorzichtige schatting van de criminaliteit bij vrouwen, dan stellen we vast dat 1,2 % van de totale beroepsbevolking in de gevangenis zit. Nergens anders in de geïndustrialiseerde wereld is dat cijfer zo hoog : in Groot-Brittannië, dat in Europa het hoogste scoort, “zit” 0,3 % van de beroepsbevolking.

ALTERNATIEF.

Freeman schat dat misdaad een belangrijke bezigheid is voor ongeveer twee miljoen Amerikanen die niet in de gevangenis zitten. En hij vraagt zich af hoe het komt dat zoveel jonge Amerikanen misdaden plegen. Via verschillende berekeningen maakt hij duidelijk dat er doodgewoon weinig alternatieven zijn voor veel van die jongeren.

De arbeidsmarkt voor laaggeschoolden is in de Verenigde Staten heel snel aan het krimpen. Lage lonen verhelpen daar weinig aan ; de daling van de lonen ging zelfs gepaard met minder werk in de laagste inkomenscategorieën. Anderzijds blijkt uit veel statistieken dat de gebieden met de grootste ongelijkheid ook de hoogste misdaadcijfers en de zwaarste soort criminaliteit te zien geven.

Bij gebrek aan een sociaal vangnet is criminaliteit al snel een aantrekkelijk en zelfs onontkoombaar alternatief voor wie met (hard) werken niet genoeg verdient om rond te komen of gewoonweg niet aan werk geraakt. En dan hebben we het nog niet over de problemen rond motivatie en discipline binnen de ondernemingen, waar mensen zich onderbetaald (zeg maar uitgebuit) weten. Voor grote delen van de bevolking is criminaliteit dan ook een normale, geaccepteerde bezigheid geworden.

VERLOREN.

In het tweede deel van zijn bijdrage berekent Freeman het aandeel van misdaad en misdaadbestrijding in de economie. In Californië bijvoorbeeld gaf men in 1995 al meer uit aan gevangenissen (9,9 % van het budget) dan aan hoger onderwijs (9,5 %).

Voor het geheel van de VS becijfert Freeman dat ongeveer 2 % van het BBP verloren gaat aan criminaliteit (schade, diefstal, medische kosten, verloren productieve tijd van slachtoffers, toelagen voor gezinnen van gevangenen) ; de bestedingen voor misdaadbestrijding en -preventie bedragen nog eens 2 %. Aan gevangenissen werd in 1990 bijvoorbeeld 0,4 % van het BBP uitgegeven, aan privé-voorzorgsmaatregelen 0,6 %.

Niet minder dan 2,6 % van de werkgelegenheid is verbonden met directe misdaadbestrijding en -preventie. De privé-beveiliging is één van de snelst groeiende sectoren van de Amerikaanse economie.

BANENMACHINE.

We kunnen ervan uitgaan dat in Europa in het slechtste geval 1 % van de werkgelegenheid rechtstreeks te maken heeft met misdaad (0,3 % in de gevangenis, 0,7 % bestrijding en preventie), terwijl dat cijfer in de VS zeker 3,8 % bedraagt (1,2 % in de gevangenis, 2,6 % bestrijding en preventie). Minstens 3,8 % van het relatief succes van de Amerikaanse “job machine” heeft te maken met criminaliteit en uitzichtloosheid, en moet dus op rekening worden geschreven van de “crime machine”.

Het succes van de Nederlandse banenmachine en het feit dat in Nederland de ongelijkheid veel minder is toegenomen, komen hiermee in een (nog) gunstiger daglicht te staan. Of willen we echt op zijn Amerikaans gaan scoren ? Daar is natuurlijk wel algauw 4 % groei van het BBP mee te behalen.

Freeman zelf komt tot de conclusie dat het vanuit het oogpunt van maatschappelijk welzijn de moeite loont na te denken over een alternatieve besteding van die 4 %. Het zou dan toch wel helpen een groter deel daarvan te gebruiken voor het minder uitzichtloos maken van de situatie voor veel jongeren : vormingsprojecten, begeleide herintrede van werklozen in de markt, nuttige werkgelegenheid in de publieke sector (PWA) voor langdurig werklozen die in de privé-sector sowieso niet meer aan de bak komen.

De voorbije weken is in België de criminaliteit weer volop in de actualiteit geweest. We weten dat die niet uitsluitend voortkomt uit de sociaal-economische situatie maar de Amerikaanse ervaring leert dat ze er wel heel veel mee te maken heeft.

DANY JACOBS

Dr. Dany Jacobs is werkzaam bij het Studiecentrum voor Technologie en Beleid van de Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek TNO.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content