Couponnetjestrein nog niet uitgerangeerd
Hoelang houdt het bankgeheim nog stand in een open Europa? Zullen de EU-landen u verlinken als u in Luxemburg uw spaargeld wegmuffelt? Trends vroeg het aan Paul Hatry, vertegenwoordiger van minister van Financiën Didier Reynders bij de Europese Unie.
1. Bankgeheim binnen de EU
In een broos principeakkoord werd overeengekomen dat de lidstaten vanaf 2004 informatie zullen uitwisselen over het spaargeld dat inwoners in andere lidstaten beleggen. Op basis van die informatie kan de fiscus van het thuisland de intresten die de inwoners in het buitenland genieten toch belasten.
De drijvende kracht achter die overeenkomst is Paul Hatry, minister van Financiën in de regering- Martens III en vandaag eresenator en persoonlijke vertegenwoordiger van minister van Financiën Didier Reynders ( PRL) bij de Europese Unie.
Het belangrijkste knelpunt is de uitwisseling van informatie over de intresten die beleggers genieten. Landen als Luxemburg, Oostenrijk en België zijn erg gehecht aan hun bankgeheim.
Hun verzet resulteerde in een overgangsperiode van zeven jaar, waarin de drie landen hun bankgeheim mogen behouden. Gedurende die overgangsperiode moeten ze op buitenlands spaargeld een roerende voorheffing toepassen van 15%, nadien van 20%. Vanaf 2011 moeten ook zij financiële informatie uitwisselen met de andere lidstaten. De andere lidstaten die geen bronheffing toepassen, moeten al vanaf 2004 de financiële gegevens uitwisselen.
Het is dus de bedoeling dat het bankgeheim op Europees vlak vanaf 1 januari 2011 tot de geschiedenis behoort. Maar Luxemburg en Oostenrijk hebben belangrijke bezwaren geopperd. Zij willen de ontwerprichtlijn van Laken alleen toepassen als er gelijkwaardige informatie-uitwisselingen komen met de Verenigde Staten en fiscale paradijzen als Zwitserland, Liechtenstein, Monaco, San Marino en Andorra – de zogenaamde derde landen. De eisen van Luxemburg en Oostenrijk gaan zelfs nog verder. Het duo verlangt dat de afhankelijke gebieden van de lidstaten (Gibraltar, de Kanaaleilanden en de Caribische Eilanden zoals Sint-Maarten en Aruba) ook verplicht worden om de gevoelige financiële informatie uit te wisselen.
2. Bankgeheim EU-VS
Het is merkwaardig dat de Verenigde Staten de uitwisseling van informatie met Europa heeft bekomen, terwijl de Europese ontwerprichtlijn dreigt vast te lopen op het diplomatieke verzet van verschillende Europese lidstaten onderling.
De Amerikaanse belastingadministratie voerde haar onderhandelingen trouwens met de Europese bankenfederaties, en níét met de regeringen van de verschillende landen zelf. De VS oefende economische druk uit, met het dreigement dat de banklicenties zouden worden ingetrokken als de banken weigerden om informatie te geven over Amerikaanse staatsburgers die Amerikaanse waardepapieren aanhielden.
Waarom men op Europees vlak met die doorslaggevende economische argumenten niet rechtstreeks met de federaties van de banken onderhandelt, is wel de vraag.
3. Bankgeheim EU-Zwitserland
Intussen zijn de onderhandelingen met Zwitserland een heikel punt. Zwitserland uit op het eerste gezicht geen principiële bezwaren tegen de invoering van een bronheffing, zoals die in sommige EU-landen tijdens de overgangsperiode wordt toegepast. Alleen gebruiken de Zwitsers deze onderhandelingen om een diplomatieke slag om de arm te houden over migratie, visa en het Schengen-akkoord.
Bovendien wil Zwitserland pas meewerken aan de informatie-uitwisseling als er gelijkwaardige maatregelen worden opgelegd aan Canada, Hongkong, Singapore en Taiwan.
Moet u panikeren?
Het welslagen van al deze onderhandelingen zal mee bepalen of Luxemburg en Oostenrijk eind 2002 hun akkoord met de ontwerprichtlijn bevestigen. De onderhandelaars staan dus onder zware tijdsdruk. De ontwerprichtlijn moet in de loop van 2003 door de verschillende nationale parlementen worden geratificeerd, als ze hem echt op 1 januari 2004 in werking willen doen treden.
Paul Hatry beklemtoont dat de druk op de onderhandelaars nog groter wordt door de kandidatuur van twaalf nieuwe lidstaten. Het is niet onbelangrijk dat de nieuwe lidstaten bij hun toetreding tot de Europese Unie de goedgekeurde richtlijn over de spaarfiscaliteit kunnen overnemen. Als ook zij nog een stem in het kapittel krijgen, dreigen de onderhandelingen hopeloos complex te worden. Tenzij de EU tegen die tijd met gekwalificeerde meerderheden beslissingen kan nemen, in plaats van met unanimiteit van stemmen.
TRENDS. Wat gebeurt er intussen met het geld van de Belgische spaarders?
PAUL HATRY. “Zolang de ontwerprichtlijn niet kan worden geratificeerd, verandert er niets. Belgen die na de ratificatie in Luxemburg of Oostenrijk hun couponnetjes innen, moeten tussen 2004 en eind 2006 rekening houden met een bronheffing op intresten van 15%. Dat percentage wordt verhoogd tot 20% in de periode van 2007 tot einde 2010. Worden de intresten in die periode opgestreken in een andere Europese lidstaat, dan zullen de fiscale autoriteiten onmiddellijk bepaalde gegevens meedelen aan de Belgische administratie, zodat die toch belast kunnen worden.”
Welke gegevens zullen vanaf 2011 bekendgemaakt worden?
HATRY. “We weten nu al dat de fiscale administraties de gegevens zullen uitwisselen over de identificatie van de uiteindelijke genieter van de intresten, de zogenaamde beneficial owner. Dat gebeurt aan de hand van zijn naam en woonplaats, zijn fiscaal identificatienummer en zijn geboorteplaats en -datum. Over de uitbetaling van de intresten zal men het uitgekeerde bedrag, de gebruikte valuta, het nummer van de bankrekening en het jaar van betaling meedelen. Tot slot zullen ook de naam en het adres van de uitbetalende instelling vermeld moeten worden.”
Heeft België geen bijzondere eisen op dat punt?
HATRY. “België eist dat de werking van de richtlijn drie jaar na de inwerkingtreding zou worden geëvalueerd. Het is belangrijk om na te gaan of de uitwisseling van informatie efficiënt gebeurt. Dat kan worden uitgevoerd door een groep onafhankelijke specialisten, die aangesteld worden door de Commissie.”
Intresten van obligaties en uitgiftes van publieke leningen blijven aanvankelijk buiten schot. Valt die vrijstelling te verantwoorden?
HATRY. “Titels die vóór 1 maart 2001 werden uitgegeven, of waarvan de oorspronkelijke emissieprospectus vóór die datum door de bevoegde overheid is geviseerd, vallen niet onder de richtlijn. Gedurende één jaar kan men aanvullende emissies plaatsen, die zijn vrijgesteld. Aanvullende emissies die vanaf 1 maart 2002 worden aangeboden, vallen weer onder de richtlijn. De grootvadersclausule heeft ook maar een beperkte geldigheidsduur van zeven jaar, en zal dus samen met de overgangsperiode eind 2010 verstrijken. In de praktijk zal de uitvoering van de grootvadersclausule geen moeilijkheden opleveren, omdat de emittent op de mantel van het waardepapier de vermelding kan drukken dat dit nog niet onder toepassing van de richtlijn valt.”
Welke andere financiële producten vallen niet onder de richtlijn?
HATRY. “In de huidige stand van zaken vallen verzekeringsproducten nog altijd niet onder de ontwerprichtlijn. Sicavs daarentegen wel. De toepasselijkheid van de richtlijn op sicavs is gekoppeld aan bepaalde drempels van percentages waarin de activa van de sicav zijn belegd. Bij de berekening van die drempels zal men de sicavs moeten doorlichten. Ook daarover moet nog duidelijkheid komen.”
Hoe kunnen spaarders van die bronheffing worden vrijgesteld?
HATRY. “Een belastingplichtige kan een certificaat voorleggen van zijn nationale belastingadministratie waarin staat dat hij zijn intrestinkomen effectief heeft aangegeven. Zijn nationale belastingadministratie is verplicht om dat certificaat elk jaar af te leveren, binnen de zes maanden na het aflopen van het belastbare tijdperk. In België wordt de belastingaangifte voor natuurlijke personen op 30 juni ingediend. Als u zo’n certificaat voorlegt, wordt geen voorheffing ingehouden.”
Hoe kan de fiscus binnen de eerste zes maanden na het belastbare tijdperk een certificaat van intrestinkomen afgeven?
HATRY. “De belastingplichtige zal zelf zo vlug mogelijk een certificaat moeten aanvragen. Daarnaast moet hij de genoten intresten zo snel mogelijk aangeven. Dat kan al in januari van elk jaar gebeuren. Het gevaar bestond dat sommige lidstaten de belastingplichtige wilden verplíchten om een certificaat aan te vragen. Door toedoen van de Belgische delegatie werd die verplichting geschrapt, en gebeurt de aflevering van het certificaat dus alleen op de vrijwillige aanvraag van de betrokkene.”
Ondanks het optimisme van de Belgische delegatieleider dat de richtlijn er komt, vinden sommige waarnemers het erg twijfelachtig dat de ontwerptekst ook de definitieve tekst van de richtlijn wordt. Eind 2002 krijgen Luxemburg en Oostenrijk immers volop de kans om de tekst aan te passen, afhankelijk van de onderhandelingen over de gelijkwaardige maatregelen die met ‘derde landen’ werden gevoerd.
Het is zeer de vraag of de ontwerprichtlijn niet in een diplomatiek moeras zal verzanden. Tenzij de Europese onderhandelaars een voorbeeld aan hun Amerikaanse collega’s zouden nemen. Tot zolang spoort de couponnetjestrein ongehinderd verder.
Werner Niemegeers
Vanaf 2011 zullen de lidstaten uw naam, adres, bedrag van uw buitenlandse intresten en rekeningnummers aan elkaar doorspelen.
Intresten van obligaties, uitgiftes van publieke leningen en verzekeringsproducten vallen voorlopig niet onder de ontwerprichtlijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier