Ciao, Mario?
De Italianen moeten hun stem uitbrengen, al is het zeer de vraag of het iets uithaalt.
De auteur is correspondent van The Economist in Italië.
De auteur is columnist van de Corriere della Sera.
Als er één ding zeker is in het volgende politieke jaar in Italië, dan is het dat er parlementsverkiezingen worden gehouden. Het wordt een belangrijke stembusgang: een slechte keuze kan de hoop op een bescheiden economisch herstel de grond inboren.
Begin december maakt Silvio Berlusconi zijn comeback bekend. “Ik keer helaas terug naar het openbaar ambt. En ook deze keer doe ik het uit verantwoordelijkheidszin.” Hij beweert dat zijn opvolger, de technocraat Mario Monti, Italië schaadt. Zijn partij trok ook haar steun aan de regering-Monti in. Berlusconi was al drie keer premier van Italië tussen het midden van de jaren negentig en 2011. In november vorig jaar nam hij ontslag wegens de economische malaise. In oktober werd hij veroordeeld wegens belastingfraude.
Onder normale omstandigheden zou rustig voorspeld kunnen worden dat een linkse regering de ‘technocratische’ ploeg van Mario Monti zal aflossen. De omstandigheden zijn echter niet normaal. De Partito Democratico — een stroeve alliantie van ex-communisten en gewezen christendemocraten — is al langer verdeeld en Pier Luigi Bersani, haar leider sinds 2009, werd uitgedaagd door de 37-jarige burgemeester van Florence, Matteo Renzi (zie kader Generatie T). En de partij zelf wordt op haar linkervleugel aangevallen door het meer radicale Sinistra Ecologia Libertà.
Bovendien zijn vele Italianen de traditionele partijen beu. De woede die in Griekenland aanleiding gaf tot de opkomst van Syriza, leidde in Italië tot grote steun aan de Vijfsterrenbeweging van de komiek Beppe Grillo, die de corruptie aanklaagt. Mocht de partij van Grillo de sleutel in handen krijgen, dan zullen de investeerders afgeschrikt worden. Maar het kan: de opiniepeilingen lijken uit te wijzen dat zijn beweging en een andere ‘antipolitieke’ partij, Italia dei Valori, samen 130 van de 630 zetels in de Kamer van Volksvertegenwoordigers in de wacht kunnen slepen.
De peilingen tonen ook aan dat de meeste kiezers, al nemen ze aanstoot aan de belastingverhogingen en de bezuinigingen, de sobere Monti toch wel vertrouwen. Onlangs liet hij ook doorschemeren dat hij zichzelf misschien wel wil opvolgen. Maar hoe dan wel? Zijn vurigste bondgenoot is Pier Ferdinando Casini van de piepkleine Unione di Centro. Vroeg of laat zal hij, en zelfs Monti, een bondgenoot aan hetzij de rechterzijde, hetzij de linkerzijde moeten zoeken.
JOHN HOOPER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier