Chatten in Lissabon
Als het van de Europese regeringsleiders afhangt, zitten alle Europeanen binnenkort te chatten, mailen, browsen en downloaden. Tijdens de Europese Top in Lissabon beslisten ze immers dat Europa zijn internetachterstand tegenover de VS dringend moet inhalen. En om een voorstelletje meer of minder zaten de politici in Lissabon duidelijk niet verlegen. Een summiere greep uit het aanbod: alle scholen moeten worden aangesloten op het net, de kosten voor telefoonverkeer moeten omlaag, risicokapitaal moet sneller, efficiënter én in grotere volumes kunnen rondstromen. Lukt de inhaalbeweging, dan gaan we – aldus Verhofstadt & Co. in Lissabon – een langdurige periode tegemoet van 3% economische groei per jaar. Die moet tegen 2010 uitmonden in een werkloosheidsgraad van 4%, zeg maar volledige tewerkstelling.
Natuurlijk meenden ze het serieus, daar in Lissabon. En toch vinden wij het moeilijk om bij deze overvloed van goede intenties onze ernst te bewaren. Het hoort nu eenmaal tot de politieke geplogenheden dat men af en toe kamerbrede fresco’s uittekent waarin grote principes en dure algemeenheden de boventoon voeren. Maar ook dan moet er toch een minimum aan realiteitszin aanwezig zijn. Dit ingrediënt ontbreekt in de beleidsverklaring van Lissabon volledig. In die zin leek het erop alsof de regeringsleiders in Lissabon zomaar wat aan het chatten waren.
Iedereen is het er vandaag over eens dat de wieg van de elektronische handel in de Verenigde Staten staat. Maar speelde de Amerikaanse overheid een rol in de commerciële ontwikkeling van die interneteconomie? Neen. Indien het ondernemingsklimaat – waar ook ter wereld – structureel gezond is, komen er automatisch initiatieven, investeringen en banen bij. Dat die zich anno 2000 vooral in de sfeer van e-commerce en internet situeren, is de evidentie zelve.
De Amerikaanse overheid creëerde wél een omgeving waarin ondernemen niet alleen wordt aangemoedigd, maar waarin ook de inkomensongelijkheid – die onvermijdelijk voortvloeit uit deze nieuwe dynamiek – maatschappelijk op een constructieve manier wordt aanvaard.
Natuurlijk mogen de Europese regeringsleiders zich bezinnen over de interneteconomie. Maar eigenlijk is het recept eenvoudig: als ze de interneteconomie willen aanzwengelen, moeten ze er alleen maar voor zorgen dat het ondernemingsklimaat verbetert. De grote principes daarbij zijn genoegzaam bekend: de-bureaucratisering, deregulering (niet blind, maar via marktconforme omkadering) en een verlaging van de fiscale druk. Dat de Verenigde Staten het mondiale gevecht voor hightechspecialisten vandaag nog altijd met een straat voorsprong winnen, heeft vooral te maken met de fiscale voorsprong van de VS.
Als we de Europese regeringsleiders mogen geloven, zal de interneteconomie voor volledige tewerkstelling zorgen. Maar ook hier gaat Europa uit de bocht. Ten eerste bestaat er vandaag geen werkloosheid in dat gedeelte van de economie waar het internetgebeuren zich afspeelt. Iedereen die ook maar iets afweet van het net, heeft vandaag een baan. Komen er daar de komende jaren nog enkele miljoenen kandidaten bij? Hun stoel staat klaar. Voor zover het oog kan reiken, kenmerkt dit onderdeel van de arbeidsmarkt zich vooral door een tekort aan aanbod. Ten tweede bestaat de harde kern van het werklozenheer uit individuen die helemaal niet in aanmerking komen voor een functie in de interneteconomie. Omdat ze onvoldoende geschoold zijn, niet de juiste opleiding hebben genoten, of intrinsiek onvoldoende bekwaam zijn om zich hierin op te werken. In de Verenigde Staten lopen er ook zulke mensen rond. Veel zelfs. Dat zij de jongste jaren wél aan de slag konden gaan, vloeit voort uit de combinatie van langdurige hoogconjunctuur en een voldoende flexibele arbeidsmarkt.
Vooral wat de laatste betreft, heeft Europa nog een grote achterstand in te lopen. Op de Top van Lissabon werd beslist dat de sociale pijler van de Europese interneteconomie moet zijn ingevuld tegen de Top van Nice, die op het einde van 2000 plaatsvindt. Aan de Franse Azurenkust zit men dan ineens goed, want alles wijst erop dat Frankrijk een verregaande flexibilisering van de arbeidsmarkt niet ziet zitten. Dan moet er immers worden gepraat over – politiek erg gevoelige thema’s als – het minimumloon, de omvang en duur van de werkloosheidsvergoedingen en de belasting op arbeid.
Hopelijk kan Guy Verhofstadt de Fransen ervan overtuigen om die punten op de agenda te plaatsen (we gaan er sowieso van uit dat Verhofstadt de flexibilisering van de arbeidsmarkt ook in België op de onderhandelingstafel gooit). Lukt dit niet, dan was de Top van Lissabon veel gechat om niets.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier