‘Centrale bankiers krijgen het moeilijk’
Dit jaar komen er barsten in de geloofwaardigheid van de centrale bankiers.
De centrale bankiers in de rijke wereld hebben de voorbije vijf jaar de reputatie van redders van de wereldeconomie opgebouwd. Daar komen in 2014 barsten in.
Terwijl de politici de economie neerhaalden met voorbarige budgettaire bezuiniging, wisten de centrale bankiers door te snoeien in de intresten, obligaties in te kopen en een ‘onconventioneel’ beleid te voeren een depressie af te wenden en het herstel te schragen. In 2014 keren die reputaties om. Het herstel sterkt aan en politici – vooral in Europa – maken minder macro-economische fouten. De centrale bankiers komen onder vuur te liggen. Tegen eind 2014 groeit de discussie over de vraag of zij wel weten wat ze doen, zowel in monetair beleid als in toezicht. Hun geloofwaardigheid, de pasmunt van doeltreffend centraal bankieren, brokkelt af.
De discussie over het monetaire beleid draait vooral rond de Amerikaanse Federal Reserve. Niet alleen hebben zijn beslissingen een aanzienlijk effect op de rest van de wereld, de Fed wordt ook opgezadeld met een bijzonder heikel takenpakket.
Aangenomen dat de Senaat haar benoeming bevestigt, volgt Janet Yellen op 1 februari Fed-voorzitter Ben Bernanke op. Yellens prioriteiten zijn bekend. Ze maakt zich meer zorgen over het gebrek aan groei dan over de dreiging van inflatie. Ze is op haar hoede om de quantitative easing (geld drukken om obligaties te kopen) te snel terug te schroeven en wil de forward guidance, de vooruitzichten van toekomstige acties van de Fed, uitbreiden. Maar ze bepaalt het beleid niet alleen. In 2014 kunnen tot vijf nieuwe Fed-gouverneurs (op de zeven) worden benoemd.
Zulke grote wijzigingen maken het moeilijker de prioriteiten van de Fed te onderkennen. Dat voedt discussies en onzekerheid over het huidige en het toekomstige beleid. De combinatie van nieuwe mensen en aanhoudende discussies maakt experimenteren onvermijdelijk, wat kan leiden tot jammerlijke neveneffecten. De onzekerheid over de intenties van de Fed verhoogt de volatiliteit op de financiële markten en maakt het de centrale bank moeilijker om de monetaire omstandigheden te beïnvloeden. Dat doet dan weer de twijfel toenemen over de competentie van de bankiers en de efficiëntie van hun instrumenten. Ook andere centrale banken, zoals de Bank of England en de Bank of Japan kampen met uiteenlopende versies van dat probleem.
Op zich wordt het vertrouwen in de monetaire bedrevenheid van de centrale bankiers niet al te zeer gedeukt, maar dat is niet de enige bekommernis. Ook hun regulerende verantwoordelijkheid leidt tot controverse.
De Bank of England moet de snel stijgende vastgoedprijzen afremmen, ook al stutten die in 2014 het Britse herstel. De Europese Centrale Bank (ECB) wordt verantwoordelijk voor het toezicht op de grootste banken van de eurozone. Gehoopt wordt dat de balanscontrole door de ECB de banken verplicht slechte activa af te stoten en hun kapitaal te verhogen, om zo het herstel te helpen aanzwengelen. De Europese politici raken het echter niet eens over wat er moet gebeuren als de kapitaalleemten te groot blijken om te worden aangevuld door de banken of hun overheden. Als de ECB het hard speelt, kan de crisis weer opflakkeren. Houdt ze het bij een milde inspectie, dan ondermijnt ze haar geloofwaardigheid. Verwacht dus maar een wazig compromis.
De centrale banken verworden in een jaar niet van redders tot knoeiers. Maar de kloof tussen de overdreven verwachtingen en het vermogen van de centrale bankiers om resultaat neer te zetten, begint zichtbaar te worden.
Zanny Minton Beddoes (redactrice economie van The Economist)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier