Camdessus hoeft geen opvolger
Internationale instellingen als de Europese Unie en haar ambtenaren, het Internationaal Muntfonds, de Wereldbank, de Europese Investeringsbank wekken weinig enthousiasme bij het algemene publiek en de gespecialiseerde waarnemers. De internationale instellingen hebben een probleem met hun legitimiteit. Zij worden bestraft door alerte, verstandige mensen die hun job optimaal verdedigen en daarom zeer bevreesd zijn voor hervormingen. Hoeft Michel Camdessus van het IMF bijvoorbeeld een opvolger? Michel Camdessus, de gedelegeerd bestuurder van het IMF, gaf voor kort te kennen dat hij zijn stoel allicht zal verlaten voor zijn derde ambtstermijn afloopt in 2002. Sedert de creatie van het IMF en de Wereldbank behoort het tot de vaste gewoonten dat het IMF een Europeaan als hoofd heeft en de Wereldbank een Amerikaan.
Veeleer dan de opvolging van de Fransman Camdessus zou echter de rol en de toekomst van het IMF zelf vandaag ernstig ter discussie moeten staan. Het klinkt immers als een understatement te stellen dat de tussenkomsten van het IMF gedurende de voorbije twee decennia niet de beoordeling succesvol verdienen. Zeker naar aanleiding van de jongste crisissen in Rusland en Azië ging de instelling de mist in.
Ten gronde zoekt het IMF nog altijd naar zijn ware, nieuwe functie. Toen in het begin van de jaren zeventig het Bretton Woods-regime van vaste wisselkoersen in elkaar klapte, viel de instelling in een zwart gat omdat zij het toezicht op dat systeem als opdracht en roeping had. Zoals het een organisatie bemand met enkele duizenden, intelligente en rijk aan politieke contacten begiftigde bureaucraten paste, zocht en vond het IMF een nieuwe taak. Toezicht op de economische ontwikkeling in de lidstaten en kredietverlening (met voorwaarden) aan vooral Derde Wereld-landen kwamen centraal staan.
Dat bij de vervulling van de nieuwe taken het IMF geen goede punten bij mekaar haalde, wordt nu zelfs publiek erkend door de topmensen van de organisatie zelf. Net voor hij aantrad als de nummer twee van het IMF stelde Stanley Fischer in 1994 dat de schuldencrisis van de jaren tachtig sneller voorbij zou geweest zijn indien de internationale overheidsinstellingen zich afzijdig zouden hebben gehouden.
Onno de Beaufort Wijnholds, lid van de raad van bestuur van het IMF, windt er geen doekjes meer om dat hij de reddingsoperaties van het IMF als fout en zelfs contraproductief ziet. Sebastian Edwards, jarenlang de hoofdeconoom van de Wereldbank voor Latijns-Amerika, omschrijft de interventies van het IMF en vooral de zogenaamde voorwaardelijke kredietpaketten als a big charade. Informeel geven steeds meer IMF-medewerkers toe dat hun instelling in haar huidige vorm nauwelijks nog een zinvolle taak vervult op de internationale monetaire scène.
Het hoofdprobleem voor het IMF situeert zich bij haar dubbele rol als zowel een toezichtsorgaan evenals een kredietverlener die veelal een voortrekkersrol speelt voor de privé-kredietinstellingen. Deze combinatie kan nooit efficiënt werken. De crisis die Thailand trof in 1997 leverde het verpletterende bewijs van de contradictio in terminis.
Het staat vast dat het IMF wist hoezeer Thailand zich in een uitzichtloze situatie gemanoeuvreerd had. De Thaise autoriteiten beseften echter zeer wel dat het IMF die informatie niet openbaar kon maken, omdat er dan zeker een crisis zou ontstaan. Dus keken de Thais de kat uit de boom, in de wetenschap dat het IMF de heetste kastanjes uit het vuur zou halen, onder meer langs de zogenaamde voorwaardelijke kredietenstroom. Dankzij het IMF hoefden schuldeisers en schuldenaars elkaar niet in het wit van de ogen te kijken.
Zoals zovele bureaucratieën overleeft het IMF zichzelf omwille van een simpele dualiteit, namelijk breed verspreide kosten en sterk geconcenetreerde baten. De kosten vallen op de hals van miljarden belastingbetalers over de ganse wereld. De winsten voortvloeiend uit de IMF-tussenkomsten vallen ten goede aan min of meer corrupte regimes, financiële instellingen en niet in het minst aan de Amerikaanse schatkist. Het Amerikaanse ministerie van Financiën ge(mis)bruikt het IMF steeds meer voor tussenkomsten die de Amerikaanse regering politiek noodzakelijk vindt, maar waarvoor zij nooit groen licht zou krijgen van het Amerikaanse parlement. Deze toestand verklaart ettelijke van de IMF-acties in de richting van Rusland en Indonesië.
In het verleden brak de discussie over zin en onzin van het IMF steevast los tijdens zware internationale financiële stormen, dé momenten waarop ingrijpende maatregelen niet kunnen. Hopelijk grijpen de hervormers de rustige situatie van vandaag aan, plus de kansen die het voortijdige vertrek van Michel Camdessus bieden, om het IMF een zinvol brandpunt te geven.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier