Bureaucratie grotere barrière voor vrijhandel dan tarieven
In de zeven jaar dat de ‘Dohagesprekken’ met horten en stoten voortkabbelden, ging de wereldhandel met 70 % vooruit. Zelfs zonder een akkoord over het voort afbouwen van handelsbarrières en subsidies voor landbouw- en industriegoederen. Dat berekende Wereldhandelsorganisatie (WTO). Directe buitenlandse investeringen bleven jaar na jaar wereldwijd groeien met een kwart. Elk jaar telt de wereld ongeveer 80 miljoen ‘middenklassers’ meer. Een nieuw akkoord zou deze positieve trend een extra duw geven. De mislukking van de onderhandelingen is daarom jammer, maar geen ramp – zolang we in deze onzekere wereldconjunctuur niet toegeven aan protectionistische neigingen.
Volgens WTO-baas Pascal Lamy was over 85 % overeenstemming bereikt. De draad van Doha kan en moet dus weer opgepikt worden. In afwachting kan elk land andere hindernissen dan formele handelsbarrières slopen. Ook België. Rudy Aernoudt zei in dit blad dat het overheidsbeslag bij ons ongeveer een derde hoger is dan in Brazilië. Bureaucratische rompslomp, kafkaiaanse papiermolens, logistieke kwellingen zoals aanzwellend fileleed op onze wegen, zijn belemmeringen die de ondernemingszin en de internationale handel meer afremmen dan tolmuren. Zelfs bureaucratisch India heeft dat begrepen en inklaringen met een week ingekort dankzij online douanedeclaraties.
Doha is afgesprongen omdat de machtsverhoudingen in de wereld verschuiven. De vorige handelsrondes waren op maat van de rijke industrielanden. De Doharonde werd ‘ontwikkelingsronde’ genoemd omdat hij focuste op landbouw en de nieuwe handelspartners verwachtten een juste retour. “Het Westen denkt ouderwets”, zei de Indiase minister Kamal Nath, die voor de Amerikanen de grote boeman was. Voor hem is het zonneklaar dat het onmogelijk is landen waar burgers een derde van hun inkomen uitgeven aan voedsel, dezelfde tariefafspraken op te leggen als landen waar een paar procent van het inkomen naar voedsel gaat. Hij heeft een punt. Landbouw weegt zwaar in economieën van ontwikkelingslanden. Maar de lage productiviteit bij boeren is in eerste instantie te wijten aan barre economische omstandigheden, corruptie, gebrekkige communicatiemiddelen en bureaucratie – wat ondervoeding en honger veroorzaakt, ook in het India van Nath.
Met uitzondering van de katoenproducenten in West-Afrika, die oneerlijke concurrentie ondergaan van zwaar gesubsidieerde Amerikaanse katoenboeren, verbouwen de armste landen weinig gewassen die in concurrentie staan met producten uit rijke landen. Preferentiële handelsakkoorden geven ze nu al vrije toegang tot rijke afzetmarkten, maar ze slagen er niet in die kansen te grijpen. Verwaarlozing en gebrek aan investeringen maakt dat ze voedsel moeten importeren. Ze hebben minder behoefte aan nieuwe exportmarkten dan aan een efficiëntere, kleinere overheid die zorgt voor wegen, spoor- en waterwegen om landbouwproducten in eigen land te vermarkten. (T)
Door Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier