Budgettaire impact pensioenhervorming is miniem

Alain Mouton

De regering-Di Rupo noemt de recente pensioenhervorming de belangrijkste in 25 jaar. Nochtans is het effect ervan op de vergrijzingskosten uiterst beperkt.

Jarenlange politieke stilstand doet de pensioenhervorming en de aanpassing van de werkloosheidsverzekering door de regering-Di Rupo revolutionair lijken. Maar de Studiecommissie voor de Vergrijzing nuanceert dat verhaal in een voorlopig rapport dat Trends kon inkijken. Het beleid van de regering-Di Rupo heeft tegen 2060 een impact op de vergrijzingskosten van amper 0,4 procent van het bbp. Omgerekend in huidige euro’s is dat 1,5 miljard euro. Ondanks “de grootste pensioenhervorming in 25 jaar” – dixit minister van Pensioenen Vincent Van Quickenborne – lopen de budgettaire meerkosten van de vergrijzing op tot 6 procent van het bbp in 2060. Dat is 0,6 procent meer dan het vorige verslag van de Studiecommissie meldde. In de periode 2011-2017 stijgen de vergrijzingskosten met 1,4 procent van het bbp en tussen 2017 en 2060 met 4,6 procent.

De voorbije jaren heeft de Vergrijzingscommissie die kosten steevast onderschat. Elk jaar werden projecties over de demografische evolutie, de productiviteitsgroei en de toename van de werkgelegenheidsgraad aangepast, meestal in negatieve zin. Volgens het rapport 2012 zouden de vergrijzingskosten in 2060 1 procent van het bbp hoger liggen dan in het rapport van 2011. Maar door de impact van regeringsmaatregelen is dat slechts 0,6 procent geworden. Het beleid van de regering-Di Rupo heeft dus wel degelijk een effect, maar dat is niet voldoende om de vergrijzingsgolf tegen te houden (zie tabel Impact beleid op de vergrijzingskosten).

Dat lijkt op het eerste gezicht vreemd. Het regeerakkoord bevat een uitgebreid pakket aan maatregelen, ook al wordt de hervorming traag ingezet en komt een aantal maatregelen slechts in de volgende legislatuur op kruissnelheid. De leeftijd voor vervroegd pensioen wordt langzaam opgetrokken van 60 naar 62 jaar. Ook de brugpensioenregeling wordt strenger. Vanaf november treedt een sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen in werking. Daarnaast wordt het gebruik van tijdskrediet en loopbaanonderbreking minder aantrekkelijk gemaakt.

Volgens het vergrijzingsrapport zullen al die maatregelen er inderdaad toe leiden dat de werkgelegenheidsgraad stijgt van 64,2 procent in 2011 naar 68,8 procent in 2060. Voor 55- tot 64-jarigen zou dat stijgen van 42,1 procent naar 56,4 procent. Mensen blijven dus langer aan de slag, maar de pensioenuitgaven dalen niet. Dat heeft te maken met meerkosten in het pensioenstelsel: hogere uitkeringen dankzij langere carrières, het gebruik van de pensioenbonus, de leeftijdstoeslag voor ambtenaren en de afbouw van de pensioenmalus voor zelfstandigen. Het pensioenstelsel blijft dus een zwaar beslag leggen op de sociale zekerheid en de overheidsfinanciën. Luc Coene, de gouverneur van de Nationale Bank, zei ooit dat België 100 generatiepacten nodig heeft. Hem parafraserend zouden we kunnen stellen dat de hervormingen van de regering-Di Rupo 15 keer (15 x 0,4 % = 6 % van het bbp) herhaald moeten worden om de meerkosten van de vergrijzing integraal op te vangen.

ALAIN MOUTON

Ondanks ‘de grootste pensioenhervorming in 25 jaar’ lopen de budgettaire meerkosten van de vergrijzing op tot 6 procent van het bbp in 2060.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content