BTW. ANTIEK AAN 6 OF 20,5 % ? En wat zijn “gebruikte goederen” ?
Vorige week kon u in deze kolommen lezen dat de BTW-margeregeling sedert begin dit jaar verruimd is geworden naar kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antikwiteiten. Die margeregeling komt erop neer dat een belastingplichtige wederverkoper de BTW niet meer moet aanrekenen op de volledige verkoopprijs, maar de berekeningsbasis mag beperken tot de marge tussen aan- en verkoopprijs. Met dien verstande dat de BTW bovendien al geacht mag worden in die marge begrepen te zijn.
KAST.
Een klein voorbeeldje. Stel dat een antiquair een antieke kast aankoopt bij een partikulier. Kostprijs van de kast 75.000 frank. Hij zet die kast vervolgens te koop in zijn toonzaal. Het prijskaartje vermeldt nu 100.000 frank. Als hij die kast onder toepassing van de BTW-margeregeling verkoopt, realizeert hij dus een “marge” van 25.000 frank. Daarin zit 20,5 % BTW. Die moet er vervolgens “uitgehaald” worden. Dat kan met een eenvoudig regeltje van drie. Namelijk 25.000 x 20,5/120,5 = 4253 frank BTW. Die BTW moet hij doorstorten naar de schatkist.
GLOBAAL.
Al bij al dus heel eenvoudig, althans op het eerste gezicht. Van naderbij bekeken, liggen de zaken veel ingewikkelder. Om te beginnen, is het zo dat de berekening van de marge niet stuk voor stuk gebeurt. Maar wel globaal, per aangiftetijdvak. Per maand dus of per trimester, met bovendien nog eens een globale berekening op het einde van het jaar. Die globale berekening is overigens niet in het nadeel van de belastingplichtige wederverkoper. Integendeel. Stel in ons voorbeeld dat de handelaar de antieke kast niet kan verkopen tegen 100.000 frank, maar dat hij ze uiteindelijk moet laten voor 60.000 frank. Aangezien hij de kast destijds aangekocht heeft tegen 75.000 frank boekt hij bijgevolg een verlies van 15.000 frank. Als men die transaktie op zich bekijkt, moet men vaststellen dat er geen “marge” is, althans geen positieve marge. En dus ook geen BTW die daarin begrepen kan zijn.
VERLIES.
Stel dat dezelfde handelaar nog een tweede kast te koop heeft staan, ook aangekocht tegen 75.000 frank en die hij wel met winst kan verkopen. Bijvoorbeeld tegen 120.000 frank. De marge op die verkoop (afzonderlijk bekeken) bedraagt dan 45.000 frank. De BTW die daarin begrepen is, zou als men de zaken stuk voor stuk bekijkt 7655 frank moeten bedragen (namelijk 45.000 x 20,5/120,5 = 7655 frank).
Maar zoals gezegd, moet men de zaken globaal bekijken. De aankoopprijs van de twee kasten samen beloopt 150.000 frank. En de verkoopprijs ook van de twee kasten samen beloopt 180.000 frank. Zodat de marge geen 45.000 frank, maar slechts 30.000 frank bedraagt. Anders gezegd, het verlies op de ene kast, wordt automatisch gekompenseerd met de winst op de andere kast. Voor de berekening van de verschuldigde BTW wordt uitsluitend rekening gehouden met de positieve marge die globaal tot uiting komt. 30.000 frank dus. De aan de schatkist te betalen BTW is bijgevolg niet 7655 frank, maar wel slechts 5103 frank.
HONDERD.
In ons ogenschijnlijk zeer eenvoudig voorbeeld, zit nog een moeilijkheid verscholen : wat is een “antieke kast” ?
Het antwoord is zeer eenvoudig. Ze moet ouder dan honderd jaar zijn. En hoe bewijs je dat ? Daarover zwijgt de BTW-reglementering in alle talen. Op het eerste gezicht stellen zich hier bijgevolg kwasi onoverkomelijke bewijsproblemen. Maar je mag die niet overroepen.
De biezondere regeling van berekening van de BTW “over de marge” is immers niet alleen van toepassing op kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antikwiteiten, maar ook ten aanzien van de zogenaamde “gebruikte goederen”. Dat zijn de “lichamelijke roerende goederen die in de staat waarin zij verkeren of na herstelling opnieuw kunnen worden gebruikt”. Een kast van 99 jaar oud is geen antieke kast, maar beantwoordt vanzelfsprekend wel aan de notie “gebruikt goed”. Ze kan bijgevolg ook al op basis daarvan onder de toepassing van de margeregeling vallen.
TARIEF.
Om uit te maken of een kast, een tafel, een stoel, enzovoort, al dan niet onder de margeregeling kan vallen, moet je dus niet noodzakelijk bewijzen dat het om een stuk “antiek” gaat en dat het voorwerp bijgevolg meer dan honderd jaar oud is. Het volstaat vast te stellen dat het een “gebruikt goed” is.
Het bewijs dat het wel degelijk om “antiek” gaat, kan wel van belang zijn voor de toepassing van het BTW-tarief.
Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antikwiteiten vallen sedert begin dit jaar onder het algemeen tarief van 20,5 %. Maar in sommige gevallen is toch nog zoals voorheen het verlaagd tarief van 6 % van toepassing. Ten aanzien van antikwiteiten en voorwerpen voor verzamelingen, kan dit evenwel slechts in één geval : bij invoer. En daarmee bedoelt men, invoer van buiten de Europese Unie. Vanuit Zwitserland bijvoorbeeld, of vanuit Amerika, Rusland, Japan, enzovoort. De overgrote meerderheid “gebruikte” goederen valt buiten de toepassing van het verlaagd tarief. Ook bij de “invoer” ervan.
INVOER.
Wie een “antieke” kast invoert, bijvoorbeeld vanuit Amerika, heeft er bijgevolg wel belang bij te bewijzen dat die kast meer dan honderd jaar oud is. Het tarief is dan slechts 6 % in plaats van 20,5 %. Blijkt de kast maar 95 jaar oud te zijn, dan is het geen “antiek”. Ze kan dan hoogstens beschouwd worden als een “gebruikt goed”. De invoer van een “gebruikte kast” die geen antiek is, valt evenwel zonder meer buiten de toepassing van het verlaagd tarief. De invoer kost bijgevolg in dat geval 20,5 % BTW.
PARELS.
Overigens mogen niet alle “gebruikte” goederen ook voor de toepassing van de BTW als “gebruikte” goederen worden aangemerkt. Er zijn nogal wat uitzonderingen (die bijgevolg buiten de toepassing van de margeregeling blijven).
Overeenkomstig de hoger vermelde definitie moet het gaan om goederen die eventueel na herstelling “opnieuw kunnen worden gebruikt”. Wat niet “opnieuw kan worden gebruikt”, valt er dus zonder meer al buiten. Denk aan “schroot” of “afval”. Weliswaar gaat het hier om goederen die eventueel wel voor rekuperatie in aanmerking komen. Maar ze kunnen in de staat waarin ze verkeren of na herstelling niet als zodanig opnieuw worden gebruikt.
Uitgesloten zijn ook de edele metalen, edelstenen en parels. Met dien verstande dat gebruiksvoorwerpen, sieraden, juwelen en edelsmeedswerk, welke geheel of gedeeltelijk samengesteld zijn uit edele metalen, edelstenen en/of parels wel als “gebruikte” goederen in aanmerking kunnen komen voor de margeregeling.
KUNST.
Maar diezelfde gebruiksvoorwerpen, sieraden, juwelen en edelsmidswerk kunnen dan blijkbaar weer nooit als een “kunstvoorwerp” worden beschouwd. En zijn dus per definitie uitgesloten uit de toepassing van het verlaagd tarief van 6 % (waar “kunstvoorwerpen” in sommige gevallen nog wel voor in aanmerking komen).
HERSTELLING.
“Vernieuwde” goederen kunnen volgens de BTW-administratie ook nooit als “gebruikte” goederen in aanmerking komen en vallen dus buiten de toepassing van de margeregeling. Waarbij natuurlijk de vraag rijst vanaf wanneer iets een “vernieuwd” goed is. Dat een voorwerp een “herstelling” ondergaat vooraleer het wordt verkocht, ontneemt het niet het karakter van “gebruikt” goed. De ultieme vraag is dus : tot waar kan men van een “herstelling” spreken ? Een herstelling kan klein zijn of groot. Waar ligt de grens met de “vernieuwing” ? Volgens de BTW-administratie is dat als de goederen een dermate grondige herstelling ondergaan hebben dat ze aan de koper als praktisch nieuw worden voorgesteld. Maar dat blijft natuurlijk allemaal zeer vaag en weinig konkreet. Het hoeft dan ook geen betoog dat de interpretatie daarvan voor de nodige problemen kan zorgen.
VERVORMING.
Mogen ook niet als “gebruikte” goederen worden beschouwd, en blijven dus buiten de toepassing van de margeregeling, de goederen die zodanig vervormd worden dat er geen identifikatie meer mogelijk is tussen het originele goed en het goed dat uiteindelijk verkocht wordt. Denk hierbij aan een handelaar die verschillende kasten opkoopt en met stukken uit die verschillende kasten een andere kast maakt. Die kast zal er dan nog altijd wel “gebruikt” uitzien (want gemaakt met oude planken). Maar voor de toepassing van de BTW gaat het niet om een “gebruikt” goed. En dus moet de normale BTW-regeling worden toegepast (BTW op de volledige verkoopprijs).
RAZEND.
Al bij al kan men besluiten dat de verruimde “margeregeling” in hetzelfde bedje ziek is als zoveel andere zaken op het gebied van de BTW (en in feite van de belasting in het algemeen) : het lijkt allemaal eenvoudig, maar het is uiteindelijk razend ingewikkeld. Wie zich beperkt tot het lezen van de wetteksten, geraakt er niet uit. Men heeft behoefte aan bijkomende kommentaar. Binnen de BTW-administratie wordt weliswaar druk gewerkt aan een aanschrijving over de nieuwe margeregeling. Maar die is voor zover we kunnen zien op dit ogenblik nog niet klaar. Ze is in ieder geval nog niet onder het publiek verspreid. En dus blijft het voorlopig nog altijd zoeken en tasten. Op eigen risico.
JAN VAN DYCK
Jan Van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier