Brugpensioen op 58 blijft mogelijk voor helft werknemers

Unizo heeft de impact van de brugpensioenmaatregelen uit het Generatiepact berekend. Tegen 2012 kan de helft van de werknemers nog met brugpensioen op 58 jaar. De impact op de participatiegraad is miniem.

Morgen, vrijdag 28 oktober, staken en betogen wellicht een groot deel van de werknemers. Kop van Jut is het Generatiepact van de regering-Verhofstadt. Vooral de brugpensioenmaatregelen zijn in het verkeerde keelgat geschoten. De leeftijd voor het conventioneel brugpensioen ligt vandaag op 58 jaar. Dat wordt 60 jaar vanaf 2008. Maar u kunt nog met brugpensioen op 58 jaar als u een voldoende lange loopbaan heeft. In 2008 wordt dat voor mannen een carrière van 35 jaar en voor vrouwen 30 jaar. In 2012 wordt dat respectievelijk 38 en 35 jaar. In 2014 stijgt die voorwaarde voor vrouwen ook naar 38 jaar.

De socialistische vakbond ABVV pakte als eerste uit met een simulatie van de gevolgen van die maatregel. De christelijke vakbond ACV volgde met op het eerste gezicht bezadigder cijfers. Nu is het de beurt aan de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo, zie tabel). Unizo vertrekt van de situatie op de arbeidsmarkt in 2004: toen waren er 114.827 58-jarigen, van wie er 89.795 ‘actief’ waren (werkenden, maar ook werklozen, invaliden en bruggepensioneerden).

De cijfers van Unizo

De eerste simulatie is de inschatting van de loopbaanvereiste vanaf 2008. Unizo baseert zich op de Cimire-databank (die volledige loopbaangegevens van alle loontrekkenden bezit) en berekende dat 75 % van de mannen en 78 % van de vrouwen nog in aanmerking komt voor brugpensioen op 58 jaar. De tweede simulatie is de maatregel vanaf 2012. Dan kan nog steeds 50,8 % van de mannen en 46,7 % van de vrouwen op 58 jaar met brugpensioen.

Maar hoeveel werknemers zullen effectief gebruikmaken van de kans op brugpensioen? Unizo rekent op 24,16 % (een percentage dat voortvloeit uit het aantal gepensioneerden vandaag dat vanuit brugpensioen komt). Dat betekent dat van de huidige 58-jarigen er 21.694 met brugpensioen gaan. Vanaf 2008 zullen dat er 5163 minder zijn en vanaf 2012 al 11.029 minder.

Unizo berekende ook wat dat betekent voor de participatiegraad. In 2004 bedroeg die 60,3 %. Met de maatregel in 2008 stijgt die naar 60,45 %, met de maatregel in 2012 naar 60,62 %. Een winst van 0,32 %. Zeer gering…

Het Generatiepact bevat natuurlijk nog heel wat andere maatregelen, maar die zijn moeilijk in te schatten. “We mogen dat niet onderschatten,” zegt Aernout De Koster, directeur van het sociaal departement van werkgeversfederatie VBO. “Het brugpensioen is als een vuurtoren waarop ook allerlei andere bootjes, zoals de Canada Dry, zich richten. Wanneer we hier iets aan doen, zal de rest volgen en dus zal de impact groter zijn.”

De opbrengst voor de sociale zekerheid is alleszins niet onaanzienlijk. De maatregel in 2008 zou volgens de Unizo-berekeningen 119 miljoen euro opleveren. Vanaf 2012 wordt dat 254 miljoen euro. Hierbij wordt er wel van uitgegaan dat de ouderen die niet met brugpensioen gaan, aan het werk blijven. Unizo waarschuwt wel voor al te groot optimisme. “Alle voorspellingen van onder meer de Hoge Raad gaan uit van een stevige stijging van de participatiegraad tot 67 %,” zegt Karel Van Eetvelt van Unizo. “Dat betekent dat deze winsten al verdisconteerd zijn in de toekomstvoorspellingen.”

De cijfers van de vakbonden

De ABVV- en ACV-cijfers komen eigenlijk tot dezelfde conclusies. Niet zo merkwaardig: ze baseren zich allebei, net als Unizo, op de Cimire-databank. De vakbonden baseren zich op de effectieve instroom in 2004 van conventioneel bruggepensioneerden: dat zijn er 6795 van wie 3330 op 58 jaar. Unizo baseert zich op de volledige brugpensioenpopulatie (ook bestaande sector-CAO’s, brugpensioenen die het gevolg zijn van herstructurering enzovoort). Vandaar dat de absolute aantallen bij Unizo hoger liggen. Unizo argumenteert dat ook die andere brugpensioenregelingen veranderingen ondergaan.

Procentueel is er nauwelijks een verschil tussen de drie oefeningen. In de voorstellingswijze treedt wél een belangrijk onderscheid op. Het ABVV spreekt over 25 % minder mannen die met brugpensioen op 58 jaar kunnen gaan, het ACV spreekt over 75 % die wél kunnen blijven stoppen op 58 jaar. Het ACV gaf daarenboven aan dat een groot deel al een jaar later, op 59 jaar, kan vertrekken. Het ABVV vergat dat.

De conclusie die beide vakbonden trokken uit de cijfers, verschilde ook nogal. Het ABVV sprak van een serieuze aanslag op het systeem. Het ACV had het over minieme effecten. Het is dan ook merkwaardig dat premier Guy Verhofstadt beweerde dat het ACV het bij het rechte eind had. Er was immers geen verschil in de cijfers. Alleen sprak het ACV van een halfvol glas, het ABVV van een halfleeg. Een nuchtere waarnemer zal nog altijd vaststellen dat halfvol en halfleeg hetzelfde zijn.

Beperkingen

Blijft het probleem dat al die simulaties een beperkte waarde hebben. Ze simuleren maatregelen die in 2008 zullen gelden op de arbeidsmarktsituatie van vandaag. Het wordt tijd dat een meer wetenschappelijke aanpak zal uitzoeken hoe de arbeidsmarkt er in 2008 zal uitzien en wat dan de impact van de maatregelen zal zijn. In 2011 gebeurt een eerste evaluatie en dan kunnen bepaalde uitzonderingsmaatregelen afgeschaft worden als de vooruitgang onvoldoende blijkt te zijn. Hopelijk wordt de discussie dan met objectievere interpretaties gevoerd.

Guido Muelenaer

Vanaf 2012 levert brugpensioenmaatregel 254 miljoen euro op voor de sociale zekerheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content