Brassaï, het oog van Parijs
Schrijver Henri Miller gaf hem de bijnaam ‘het oog van Parijs’. Brassaï, de meesterlijke fotograaf, was ook tekenaar en schrijver. In het Parijse Beaubourg loopt momenteel een retrospectief over zijn werk.
“Ik benijd al diegenen die kunnen schilderen alsof ze nieuwe zolen onder een paar schoenen steken of handelscorrespondentie schrijven. Als het alleen maar zou gaan om zo goed mogelijk te slagen door mijn talenten achteloos te benutten, zou ik nu al een benijdenswaardige positie hebben.” Deze regels zijn afkomstig van Gyula Halàsz die in 1899 geboren werd in een Hongaars dorpje dat in 1920 aan Roemenië werd overgedragen. Hij schreef ze in 1924, net na zijn aankomst in Parijs waar hij een artistieke loopbaan wilde opbouwen. Hij liet zich al snel Brassaï noemen en zocht aansluiting met dichters zoals Queneau, Michaux, Fargue of Prévert. Samen met hen of op zijn eentje doorkruiste hij de Parijse wijken en leerde ze verbazend grondig kennen. Ook kunstenaars moeten eten en van zijn schilderijen kon hij nauwelijks leven. De artikels die hij schreef als journalist (geïllustreerd door fotograaf Kertész) kreeg hij maar moeilijk geplaatst. Dus greep hij in 1930 naar het fototoestel. Het werd het begin van een verrassende carrière: Brassaï was veeleer per ongeluk fotograaf geworden en had geen belangstelling voor primeurs, noch voor modefotografie of technische trucage. Hij was bezeten door Proust (aan wie hij trouwens een boek wijdde bij Gallimard) en beweerde van zichzelf dat hij “uit het leven gegrepen beelden en emoties verzamelde”. Zijn foto’s zijn doordrongen van poëzie, verrassingen en mysteries. De rosse buurt en haar koninginnen van de nacht met hun opulente charmes, zware jongens op de blinkende straatstenen, lichtspel op historische monumenten… Brassaï zocht de werkelijkheid door de ogen van een onverbeterlijke nachtraaf. Hij had eveneens een nauwe band met Picasso: hij fotografeerde diens werk en bracht de “Gesprekken met Picasso” uit (Gallimard). Hij trok op met de surrealisten, terwijl hij tot geen enkele kring wilde behoren. Zijn inspiratie reikte verder dan Parijs alleen en hij maakte foto’s van voorwerpen, planten, koralen, vrouwelijke naakten en schrijversportretten. Na de oorlog legde hij graffiti vast op de gevoelige plaat en ontdekte de rol van kleuren na een verblijf in New York. Hij ging ook keien beeldhouwen.
Een retrospectieve in het Parijse Centre Beaubourg toont honderden foto’s, waaronder de reeks “Transmutations” (gravures op fotoplaten) en oude beelden van Parijs. Een schitterend kunstboek, een klein album en een bundel “Brieven aan mijn ouders” (Gallimard) vullen dit uitgelezen geheel aan.
In het Centre Pompidou te Parijs, tot 26/6, van 11 tot 21 uur, behalve op dinsdag.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier