Redactie Trends
Boven de eurozone blijft een acute sfeer van crisis hangen
De eurozone zit in veel grotere problemen dan het officiële discours doet vermoeden.
Een lijstje van slecht lentenieuws? De onrust in het Midden-Oosten deint verder uit. Libië zit in complete chaos. De nucleaire uitval van de aardbeving in Japan blijft zorgwekkend. In de VS is een shut down van de overheidsdiensten net voorkomen, zonder zelfs maar een begin van een oplossing voor de enorme begrotingstekorten en de angstaanjagend snel aanzwellende overheidsschuld. In euroland slagen de beleidsmakers er maar niet in om de crisis structureel te bezweren.
Na bail outs van Griekenland en Ierland is het nu de beurt aan Portugal. De prijzen van energie, grondstoffen en voedsel blijven maar stijgen wat de inflatie overal opjaagt en de druk op de centrale banken verhoogt om het monetaire beleid te verstrakken. Wat de Europese Centrale Bank (ECB) vorige week als eerste van de grote westerse centrale banken deed.
Tegen de achtergrond van bovengaand niet-exhaustief waslijstje komt dan een eerbiedwaardige instelling als de OESO op 5 april aandraven met de boodschap dat de economische groei in de rijke landen er nog… beter uitziet dan enkele maanden geleden. Een weekje later bevestigt het al even eerbiedwaardige IMF deze positieve boodschap: een groei van de wereldeconomie voor dit en volgend jaar van telkens 4,5 procent met 2,5 procent in de rijke landen en 6,5 procent in de opkomende landen. Bij deze laatste groep blijven China en India de kar trekken met jaarlijkse groeipercentages tussen 8 en 10 procent.
De onderliggende groeidynamiek van de wereldeconomie is bijzonder sterk. De jongste groeiprognoses bevestigen die bevinding, want er valt niet naast te kijken dat die spontane groeikrachten vanuit de brede economische en maatschappelijke omgeving met forse tegenwind af te rekenen hebben. De blootlegging van de fundamentele mechanismen achter die onstuitbare groeidynamiek is gesneden brood voor onderzoekseconomen met ambitie.
Net zoals er in een recessie altijd nog ondernemingen zijn die uitstekende zaken doen, zo is het ook een feit dat niet iedereen even sterk deelneemt aan de intensieve groeifase van de wereldeconomie. Dat de opkomende landen sterker presteren dan de rijkere landen wekt op zich geen verbazing omwille van het bekende inhaaleffect. Maar binnen de groep van de rijke landen manifesteren zich belangrijke verschillen. Zo blijkt uit de prognoses van het IMF dat de VS over de periode 2010-’12 een gecumuleerde economische groei van 8,8 procent kennen tegenover 5,2 procent voor het geheel van de eurozone. Duitsland komt met 8,3 procent erg dicht in de buurt van de VS. De rest van de eurozone haalt een groei van 4,2 procent over 2010-’12, minder dan de helft van de VS.
Boven de eurozone blijft een acute sfeer van crisis hangen. De beleidslui bezwoeren dat de bail out van Portugal nu echt wel de laatste in de rij was. Dat is ten zeerste te betwijfelen. Ten eerste, is er de problematiek van de drie landen die de voorbije maanden gered werden. Zowel Griekenland en Portugal als Ierland dreigen in een uitzichtloze vicieuze cirkel terecht te komen. Zware besparingen en forse belastingsverhogingen, nodig om de begrotingstekorten onder controle te krijgen, verscherpen de recessie waardoor de overheidsuitgaven verhogen en de belastingsinkomsten dalen met nieuwe, grotere deficits als gevolg.
Alleen een devaluatie kan soelaas bieden. Dat is voorlopig nog onbespreekbaar. Eerst moet er nog bijkomende hulp (bovenop wat nu voorzien is in de hulpprogramma’s) uitgetrokken worden voor deze landen.
Ten tweede, het uitdeiningsgevaar is niet bezworen. Spanje scoort even beter op de internationale markten, maar het land zit met enorme problemen. Met een werkloosheid van méér dan 20 procent dreigt het maatschappelijk grondig fout te gaan, zeker als die werkloosheid escaleert vanwege geen groei. De machtige regio’s kunnen elke budgettaire inspanning van de centrale overheid van de rails rijden. En dan is er de zeepbel in de vastgoedsector. De leegstand in Spanje is enorm. Gerelateerd aan bevolking en economische omvang zou de leegstand in Spanje drie keer zo groot zijn als in de VS. Tot nu toe bleef het effect op de prijzen van dat gigantisch overaanbod vrij beperkt. Tussen de top van de vastgoedboom in de zomer van 2007 en eind 2010 daalden de prijzen gemiddeld met ‘slechts’ 18 procent. Tussen 2000 en de piek van 2007 stegen de prijzen met ruim 100 procent.
Een verdere daling van de huizenprijzen in Spanje met 20 tot 40 procent ligt in de lijn van de verwachtingen. De impact daarvan op de balansen van de banken, vooral van de regionale cajas, zou erg negatief zijn. Om nog maar te zwijgen van de impact op de gezinsbestedingen, de investeringen en het vertrouwen in de economie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier