Bouwsector toont aarzelend zijn groene gelaat
De Belgische bouw- en vastgoedsector bengelt aan de staart van het Europese ecopeloton. Tijd om een versnelling hoger te schakelen, want de regelgeving wordt een pak strenger.
De slotsom na lezing van twee door Leefmilieu Brussel gefinancierde studies is hard: we staan in België nog nergens voor duurzaam bouwen. De studie van Ecores, een consultancybureau gespecialiseerd in milieukwesties, slaat spijkers met koppen. Enkele veelzeggende cijfers: van de 478.000 Brusselse woningen heeft 40 % geen dubbele beglazing, 69 % heeft geen dakisolatie, 85 % heeft geen muurisolatie en 76 % heeft geen geïsoleerde leidingen. Conclusie van de studie: de energieprestatie van het vastgoedpark van de hoofdstad is bedroevend.
Een enorm potentieel, maar …
Omdat elke medaille een keerzijde heeft, houdt deze toestand een enorm potentieel in voor ecologisch en economisch verantwoorde renovaties. Elk jaar wordt in het Brusselse gewest niet minder dan 780.000 vierkante meter aan gebouwen opgetrokken of gerenoveerd. Alleen al voor de residentiële gebouwen steeg het aantal bouwvergunningen op jaarbasis met 2,7 % voor nieuwe constructies en met 3,6 % voor renovaties. Die toename is de voorbije tien jaar een constante.
Volgens de Ecoresstudie kan de constructiesector in het Brusselse gewest de volgende vijf jaar uitgaan van een jaarlijkse toename van de activiteit met 4 %. Dit optimistische scenario, dat rekening houdt met alle nieuwe behoeften voor duurzaam bouwen, zou de sectorprofessionals als muziek in de oren moeten klinken. En toch … “Sinds twee, drie jaar, voelen we dat er iets beweegt”, stelt Philippe Gillion, voorzitter van de Confederatie Bouw Brussel-Hoofdstad. “De sector heeft zeer snel begrepen dat de markt in volle expansie is. We zijn er vandaag intellectueel wel klaar voor, maar het probleem is dat we niet over voldoende mankracht beschikken.”
De cijfers in de Ecoresstudie spreken voor zich. Van de 15.000 arbeiders en de 2900 architecten en studiebureaus die actief zijn in de Brusselse constructiesector, zouden 11.200 professionals potentieel kunnen worden ingezet voor werkzaamheden rond energie-efficiëntie en duurzaam bouwen. Van nu tot 2012 kan de sector volgens een optimistisch scenario 3540 extra arbeidsplaatsen creëren voor aanverwante jobs.
De constructiesector komt echter nu al handen te kort. Nog volgens het maximalistische scenario heeft Brussel in 2012 nood aan 2915 metselaars (+ 700), 1265 schrijnwerkers (+ 300) en 2521 elektriciens (+ 600). “De vraag naar extra personeel voor het beheer van de werven is al even nijpend”, bevestigt Philippe Gillion. Het bewijs: het Brusselse gewest zou in 2012 2299 architecten moeten tellen (+550) om het hoofd te bieden aan de komende werven voor nieuwe gebouwen en renovaties. ‘Zou moeten’, want de Confederatie Bouw lanceert regelmatig oproepen, maar ziet daar weinig resultaat van.
Drastische normen in het verschiet
De reglementering voor de energieprestatie van gebouwen (EPB) wordt nochtans heel binnenkort dwingend. Vanaf 2 juli moeten in Brussel alle bouwvergunningen de berekening van de energieprestatie van het gebouw bevatten. De nieuwe norm E90 wordt echter pas echt van kracht na een overgangsperiode van een jaar. Een manier à la belge om de sector wat tijd te geven. Vanaf juli 2009 wordt de E90-norm dan definitief verplicht. In 2011 gaat E90 over in de nog strengere E70.
De klok is dus goed en wel aan het aftellen. Maar is de sector ook klaar om de nieuwe uitdagingen aan te gaan? In een studie van consultancybureau Axcess noemen architecten, ondernemers, studiebureaus, projectontwikkelaars en andere spelers uit de sector tal van hindernissen die de ontwikkeling van het aanbod aan passiefhuizen en energiezuinig bouwen in de weg staan. Volgens 82 % van de professionals vormen de meerkosten een erg groot obstakel. Is dat de realiteit of gewoon een excuus?
Didier Vonneche, zaakvoerder van het Luikse bedrijf Synergie Bois, specialist in energiezuinig bouwen en passiefhuizen, relativeert de kostenkwestie. “Een houten geraamte is minder duur dan een traditionele structuur voor eenzelfde isolatierendement”, stelt hij. “Gerecycleerd papier gebruiken als isolatiemateriaal kan vanaf een zekere dikte tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met glaswol. Duurzame coatings kunnen dan weer makkelijk twee keer zo duur zijn als de traditionele materialen.”
Het is het verhaal van de kip en het ei. Zolang de professionals van de sector geen beroep doen op de specialisten in duurzaam bouwen, bestaat er weinig kans dat de ecologisch verantwoorde materialen goedkoper worden. “Dat is een logisch mechanisme”, vindt Didier Vonneche. “Als de markt groeit, zullen de prijzen sterk dalen. We mogen niet uit het oog verliezen dat de prijzen van de traditionele materialen rechtstreeks afhankelijk zijn van de energie- en olieprijzen en dus almaar duurder worden.”
Sterrenvoor Vlaamse kantoorgebouwen
Projectontwikkelaars en vastgoedinvesteerders benadrukken ook graag dat ze niet van slechte wil zijn. Ja, ze willen best een inspanning doen om duurzaam te bouwen, maar dan willen ze wel weten wat ‘duurzaam bouwen’ precies inhoudt. Een duidelijk appel aan de overheid. En die overheid mag ook wel het goede voorbeeld geven, wordt er vaak meteen aan toegevoegd.
Kritiek die in Vlaanderen niet in dovemansoren is gevallen. In april presenteerde de Vlaamse overheid de handleiding Waardering van kantoorgebouwen – op weg naar een duurzame huisvesting voor de Vlaamse overheid. Dit document (een project van het agentschap voor Facilitair Management en de Coördinatiecel Milieuzorg en gefinancierd door de cel Duurzame Ontwikkeling) reikt criteria en methoden aan om de duurzaamheid van kantoorgebouwen te beoordelen. Voor de wetenschappelijke ondersteuning ging de Vlaamse overheid via een studieopdracht in zee met het team van professor Hugo Hens van de KU Leuven. De handleiding focust op kantoorgebouwen met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1000 vierkante meter en met meerdere verdiepingen.
“Het opzet van deze handleiding is dubbel”, zegt Peter David van het agentschap voor Facilitair Management. “In de eerste plaats is het een instrument voor de Vlaamse overheid om (nieuwe) overheidsgebouwen te selecteren en te evalueren. Maar daarnaast is het ook de bedoeling de kantoormarkt te sturen in de richting van een duurzamer aanbod.”
In de lijvige handleiding (138 pagina’s) worden drie groepen van prestaties onderscheiden: leefbaarheid en welzijn, energie en milieu en duurzaamheid. De prestaties worden vertaald in een score van 0 tot 4 (waarbij 0 het wettelijke minimum is) en gekoppeld aan een wegingsfactor. Op basis van de totale score krijgt een gebouw ten slotte 1 (voldoet juist) tot 4 sterren (zeer goed) toegekend. De handleiding wordt opgenomen in elk bestek voor nieuwe kantoorgebouwen van de Vlaamse overheid. Overigens gebruikt de Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV) de handleiding al voor de selectie van de nieuwe Vlaams Administratieve Centra in Leuven en Brugge. De duurzaamheidsscore telt in het selectieproces van PMV mee voor 15 % van het aantal punten.
Volgens Peter David zijn de eerste reacties van projectontwikkelaars zeer positief. “Duurzaamheid is een zeer breed en ook wel vaag begrip”, zegt hij. “Met deze handleiding reiken we duidelijke en objectieve criteria aan.” Is er ook overleg geweest met de andere gewesten? “Nee”, antwoordt Peter David. “Dit document is in de eerste plaats bedoeld voor intern gebruik. Het is ook een vertaling van klemtonen die de Vlaamse overheid belangrijk vindt. Uiteraard is een en ander gebaseerd op de Europese en federale regelgeving hierover. En het is een open source document: de andere gewesten zijn dus vrij om zaken over te nemen.” (T)
Door Gilles Quoistiaux en Laurenz Verledens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier