BOUWKONJUNKTUUR
In tegenstelling tot de andere sektoren heeft de woningbouw relatief weinig geleden onder de recessie. Het aantal begonnen woningen lag in februari-april 1994 (recentere cijfers zijn niet beschikbaar) nog slechts circa 4 % onder het gemiddeld peil van 1992, het jaar waarin de woningbouw zijn cyclisch hoogtepunt bereikte. De terugval tussen 1975 en het dieptepunt van het midden van de jaren tachtig bedroeg daarentegen zowat 70 %. Anderzijds bleef het aantal begonnen woningen tijdens de laatste konjunktuurpiek bijna 40 % onder het gemiddeld peil van de tweede helft van de jaren zeventig.
De basisdeterminant van de woningbouw is de socio-demografische ontwikkeling. De hoge vlucht van de woningbouw in de jaren zeventig weerspiegelt in de eerste plaats de baby-boom van na de Tweede Wereldoorlog. Ook de makro-ekonomische omgeving was nog relatief gunstig. Het reëel beschikbaar gezinsinkomen nam in de jaren zeventig jaarlijks met gemiddeld 4 % toe, terwijl de rente weliswaar hoog was in nominale termen, maar door de zeer hoge inflatie reëel nauwelijks meer dan 1,5 % bedroeg. De oplopende werkloosheid werd toen nog als een tijdelijk fenomeen gepercipieerd.
De heropleving van de woningbouw aan het einde van de jaren tachtig weerspiegelt de baby-boomers van de jaren zestig, die stilaan op “bouwrijpe” leeftijd kwamen. Zij kregen een duwtje in de rug door de forse groei van het beschikbaar gezinsinkomen met gemiddeld 4,5 % per jaar in de periode 1988-1992, terwijl in de tweede helft van de jaren tachtig op het rentefront enige ontspanning optrad en de werkloosheid voor het eerst in ruim tien jaar een neerwaartse trend scheen aan te vatten. Tenslotte speelde ook de gezinsverdunning een rol. De daling van de gemiddelde gezinsgrootte van 3 in 1970 tot nauwelijks 2,5 in 1991 en de verdubbeling van het aantal alleenwonenden deed de woningvraag verschuiven naar kleinere wooneenheden, zoals appartementen, studio’s en serviceflats. Het aandeel van de appartementen in de nieuw begonnen woningen steeg van 17 % in 1985 tot 37 % in 1993. In tegenstelling tot de partikuliere konsumptie heeft de woningbouw het afgelopen jaar niet zo erg geleden onder de loonmatiging. In de eerste maanden van het jaar zaten de bouwvergunningen fors in de lift, terwijl de konjunktuurenquêtes van de Nationale Bank bevestigden dat gedurende heel 1994 het aktiviteitstempo in de woningbouw gestaag is toegenomen. Ongetwijfeld heeft het uitzonderlijk lage rentepeil van eind 1993 daarin een rol gespeeld. Ook het urgentieprogramma van de Vlaamse overheid inzake sociale huisvesting (Domus Flandria) ondersteunde de aktiviteit. De inmiddels weer gestegen rente en de voortzetting van de loonmatiging stellen anderzijds geen verdere versnelling van de woningbouwaktiviteit in het vooruitzicht, te meer daar de verzwaring van de vastgoedfiskaliteit de bouw voor beleggingsdoeleinden zal afremmen. Het orderbestand wordt dan ook geleidelijk minder gunstig beoordeeld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier