Blijvend overgangsregime
Op 1 januari 1997 had in Europa het definitieve BTW-stelsel van kracht moeten worden. Maar daarvan komt voorlopig niets in huis.
Voor sommigen zal het een opluchting zijn, voor anderen een zware ontgoocheling. Feit is in ieder geval dat de jaarwisseling op het gebied van de BTW bijna onopgemerkt zal voorbijgaan. En dat is niet evident. 1 januari 1997 had immers de dag moeten worden waarop op Europees niveau het definitieve BTW-stelsel het daglicht moest zien. Maar daar komt dus niets van in huis. Alles blijft voorlopig bij het oude. En waarschijnlijk zal dit nog verschillende jaren zo blijven.
GRENZEN.
Voor een goed begrip moeten we terug naar begin 1993. Naar het ogenblik waarop de grenzen tussen de lidstaten van de Europese Unie althans voor BTW-doeleinden opgeheven werden. Het gevolg daarvan kan elke reiziger aan den lijve ondervinden. Het douanekantoor aan de Belgisch-Luxemburgse grens bijvoorbeeld staat er eenzaam en verlaten bij. En ook aan de Belgisch-Nederlandse grens herinneren alleen nog wat signalisatieborden eraan dat hier ooit een drukke grenspost was. Een grenspost waar vrachtwagenchauffeurs halt moesten houden om massa’s formaliteiten in orde te brengen. En waar de gewone reiziger ook stapvoets moest voorbijrijden, en om de haverklap de vraag te horen kreeg of hij niets aan te geven had.
BUITENGRENS.
Vandaag is daar niets meer van te merken. Men rijdt gewoon door. Er zijn zelfs geen douaniers meer te zien. Tenzij men aan een buitengrens van de Europese Unie komt. Tussen Duitsland en Zwitserland bijvoorbeeld ; of wat verder, wanneer men vanuit Zwitserland Italië binnenrijdt. Zwitserland maakt immers geen deel uit van de Europese Unie. Het is het buitenland. De lidstaten van de Europese Unie vormen samen het binnenland van de Europese Unie, waarbinnen voor BTW-doeleinden geen binnengrenzen meer bestaan.
INVOER.
Het wegvallen van die binnengrenzen heeft belangrijke consequenties. Als er geen grenzen meer zijn, kan er vanzelfsprekend ook geen sprake meer zijn van invoer. Vandaar dat men sedert begin 1993 alleen nog te maken kan hebben met invoer als goederen over een buitengrens van de Europese Unie naar het binnenland van de Unie worden gebracht. Uit Amerika naar België. Uit Polen naar Duitsland. Uit Rusland naar Finland. Maar niet meer wanneer goederen bijvoorbeeld vanuit Portugal over Spanje, Frankrijk, België en Duitsland, uiteindelijk in Denemarken terechtkomen. De goederen hebben het binnenland van de Europese Unie immers niet verlaten. En worden dus uitgevoerd noch ingevoerd. Zij blijven in het binnenland.
INVOER-BTW.
Geen invoer meer (voor goederen die binnen de Unie van de ene naar de andere lidstaat transiteren) betekent ook dat er geen invoer-BTW meer wordt geheven. De logische consequentie daarvan zou moeten zijn, dat men gewoon BTW betaalt waar men de goederen koopt. Is dat in Portugal, dan betaalt men Portugese BTW. Is dat in Finland, dan betaalt men Finse BTW. Is dat in Griekenland, dan zal men de drachmes moeten bovenhalen. Enzovoort.
TOERISTEN.
Ten aanzien van de particulieren is dat systeem trouwens volop van kracht. De grenstoeristen kennen daar tegenwoordig alles van. Kijk maar naar de massa’s Belgen die zich tijdens de weekends naar Zeeuws-Vlaanderen begeven om ter plekke enkele grote meubelwinkels te bezoeken, en om daarna gepakt en gezakt, met sofa’s, stoelen en kasten op het bagagerek terug richting België te trekken. Of de legioenen landgenoten die ‘s zondags voor eenrichtingsverkeer zorgen richting groothertogdom Luxemburg, waar zij zich net over de (afgeschafte) grens bevoorraden in een aantal verkoopcentra die als paddestoelen uit de grond rijzen. Op de goederen die zij daar aankopen, betalen zij Luxemburgse BTW. En op de meubels die de Belgen in Nederland kopen, wordt Nederlandse BTW betaald.
VERVOER.
Althans, als de kopers de goederen zelf naar België vervoeren. Als dat niet het geval is, zijn uitzonderingen mogelijk, maar daar blijven we nu niet bij stilstaan. We onthouden gewoon dat particulieren vandaag in de regel BTW betalen waar ze de goederen aankopen. Men noemt dat het principe van de oorsprongs-BTW. BTW dus in de lidstaat waar de goederen vandaan komen.
BEDRIJVEN.
Wat de niet-particulieren betreft in hoofdzaak dus de bedrijven heeft men begin 1993 die stap niet durven zetten. Onder de oude regeling (toen de binnengrenzen nog wel bestonden) werd er BTW betaald in het land waar de goederen ingevoerd werden. In het land dus, niet vanwaar de goederen vandaan kwamen, maar wel in het land van de belastingplichtige waarvoor de goederen bestemd waren. Bestemmings-BTW dus. Om verschillende redenen heeft men niet gedurfd om ten aanzien van professionelen af te stappen van dit principe van de bestemmings-BTW. Vooral omdat men vreesde dat zeer belangrijke handelsstromen zich zouden verleggen naar de lidstaten waar de BTW-tarieven het laagste zijn.
VERKRIJGING.
Vandaar dat men een zogenoemd overgangsregime ontworpen heeft. Een tussenstap naar het definitieve regime waarin het principe van de oorsprongs-BTW wel gehuldigd zal worden. In dat overgangsregime houdt men het voorlopig bij de bestemmings-BTW. Met als gevolg dat men ondanks het wegvallen van de binnengrenzen een systeem heeft moeten zoeken waarbij men toch BTW kan heffen in het land waarvoor de goederen bestemd zijn. De oplossing die men daarvoor uitgedokterd heeft, is inmiddels goed bekend. Zij bestaat uit een zeer ingewikkelde combinatie van intracommunautaire leveringen die in de lidstaat van oorsprong vrijgesteld worden van BTW, op voorwaarde dat zij gevolgd worden door een belastbare intracommunautaire verwerving van de goederen in de lidstaat van bestemming. Die intracommunautaire verwerving houdt grosso modo in, dat niet de verkoper, maar wel de koper van de goederen zal instaan voor de voldoening van de BTW. De BTW van de lidstaat waarvoor de goederen bestemd zijn.
OVERGANG.
Die tussenstap was uitdrukkelijk bedoeld als een tijdelijke oplossing. Een overgangsregime dat liefst niet meer dan vier jaar mocht duren. En dat dus eind dit jaar afgelopen had moeten zijn. Maar zoals gezegd, loopt er eind dit jaar niets af. Alles loopt gewoon door. Omdat de lidstaten niet klaar zijn om de finale stap te zetten. De BTW-regeling in hoofde van professionele afnemers vertoont immers verschillende aspecten. Er is niet alleen de kwestie van de betaling van de BTW, maar ook die van de recuperatie van de betaalde BTW. BTW-plichtigen hebben immers anders dan particulieren recht op recuperatie van de belasting die zij betalen.
GOEDEREN.
Stel een Belgisch BTW-plichtig bedrijf dat een partij goederen aankoopt in Griekenland. In het bestaande overgangsregime zal het bedrijf die goederen intracommunautair verwerven met toepassing van de Belgische BTW ; waarna het die Belgische BTW ook eenvoudig via zijn periodieke Belgische BTW-aangifte zal kunnen recupereren. Dat hetzelfde bedrijf (in de definitieve regeling) geen Belgische, maar wel Griekse BTW zal betalen, verandert niets aan het principiële recht op recuperatie van de betaalde BTW. Alleen zal het bedrijf nu niet meer moeten aankloppen bij de Belgische fiscus, maar wel bij de Griekse fiscus. En dat maakt de zaken er uiteraard niet eenvoudiger op. Alleen al het taalprobleem vormt een torenhoge hindernis.
BEDEVAART.
Vandaar dat men de definitieve regeling niet wil laten ingaan vooraleer er een systeem gevonden is waarin het Belgische bedrijf in het voorbeeld de betaalde Griekse BTW zal kunnen recupereren zonder op bedevaart te moeten gaan naar Athene. Een systeem dus waarbij een Belgisch bedrijf al zijn betaalde BTW (Franse, Italiaanse, Finse, Griekse enzovoort) zal kunnen recupereren via zijn Belgische BTW-aangifte en dus door tussenkomst van de Belgische fiscus.
De problemen die dat oproept zijn evenwel gigantisch. Het vergt immers een systeem waarbij al de betaalde BTW in een grote Europese pot wordt gestopt, die daarna onder toezicht van de Europese administratie opnieuw verdeeld wordt onder alle aangesloten fiscussen. En dat veroorzaakt niet alleen enorme technische problemen, maar vereist om te beginnen ook dat de verschillende belastingadministraties elkaar vertrouwen, en ook naar kwaliteit van werken onderling vergelijkbaar zijn.
ROEIEN.
Al die problemen hebben tot gevolg dat de definitieve BTW-regeling allicht nog jaren op zich zal laten wachten. En dat men intussen zal moeten roeien met de riemen die men heeft. Dit roeien is niet gemakkelijk omdat het overgangsregime, zoals gezegd, zeer ingewikkeld is, en veel toepassingsproblemen stelt. Maar na verloop van tijd ontstaan er ervaren roeiers die de grillen van hun gammele boot volledig onder de knie hebben. Zodat zij misschien op termijn geen andere schuit meer wensen.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier