BILBAO

Het water van de Nervión weerkaatst het spiegelbeeld van de stad. Tussen de prachtige barokke kerk en het nieuwe en ook verrassend knappe Guggenheim- museum stroomt de Nervión via haar grillige kronkelwegen. Bilbao, de Baskische industriestad die ooit tot de lelijkste steden van Spanje gerekend werd, geniet zienderogen van een schoonheidskuur.

Wie dezer dagen door Bilbao flaneert, kan naar hartelust proeven van alles wat de stad te bieden heeft. En dat is zeker veel meer dan de grauwe industriële erfenis. Bepaalde delen van de stad ogen behoorlijk grijs en eentonig, toegegeven. Maar dat is maar één beeld van Bilbao. Wie naar de inwoners kijkt, is meteen opgefleurd. Van zonsop- tot zonsondergang trekken ze door de straten, nu eens kuierend, dan weer gehaast. Zelf de xirimiri (mooi Baskisch woord voor een druilerige regen die in het noorden van Spanje allesbehalve uitzonderlijk is) die de stad in een verfijnd regengordijn hult, kan de inwoners niet binnenhouden. Hun zweverige stappen steken fel af tegen de drukte van de nijverheid. Bouwkranen zwiepen heen en weer, machines ronken, auto’s en vrachtwagens rijden af en aan, en enkele atleten joggen hijgend langs de oevers van de rivier. De Basken zijn een mooi volk, van jong tot oud, man of vrouw.

Dat heeft waarschijnlijk alles met hun karakter te maken. Hun ziel is hoogmoedig en hartelijk tegelijk, ze zijn oprecht maar koesteren hun geheimen. Oudere inwoners dragen nog die typisch Baskische zwarte alpinopet, overvloedig bedekt met allerhande souvenirs van het ooit populaire Baskisch kaatsspel, of van het lieftallige nabijgelegen dorpje Basauri, of van café La Concordia dat inmiddels als bingohal door het leven gaat.

Op straat

praten de vrouwen honderduit, hun stem klinkt zacht en gedecideerd. Hier en daar hoor je nog Euskera, de taal van de Baskische voorouders. De taal behoort niet tot de Indo-europese taalfamilie en de oorsprong ervan is nog niet achterhaald. Jong en oud nemen de tijd voor een rustpauze op een van de talrijke banken die de stadpleinen, de lanen of de parken rijk zijn. Er wordt gepraat, geflirt en gelezen: van het park van Doña Casilda de Iturrizar naar de Paseo del Arenal, via de Campo Volantin of de Plaza Nueva in het oude stadscentrum, de Casco Viejo dus. In de gemoedelijke cafés of de kleine winkeltjes (9000 in totaal) is er altijd leven. Politieke discussies zijn er dagelijkse kost. Maar ook de laatste uitslagen van Athletic de Bilbao komen aan bod. En natuurlijk gaat de plaatselijke trots, Arantxa Sanchez Vicario, voortdurend over de tong.

De stad heeft vele kleuren. Frisse kleuren die in fel contrast staan met de grauwheid van de omgeving. Een bezoeker valt vooral het blauw op: van de werkkledij, de lambriseringen van de kerk, of het spattende water van de fonteinen waar kinderen krijsen van plezier. Maar een bezoeker kan ook niet naast de talrijke politiek getinte inscripties en graffiti kijken. De poort van de Santiago-kathedraal bleef zelfs niet gespaard. De boodschappen zijn zowel afkomstig van de aanhangers van Herri Batasuna (politieke tak van de ETA) als van voorstanders van een vredespolitiek. Sommige leuzen zijn erg spitsvondig, andere drijven dan zeer de spot met de tegenpartij. Zo schrijft de één bijvoorbeeld PRE-S.O.S. (presos = gevangenen, refererend aan een S.O.S. voor de gevangenen van de ETA), en lacht de ander de ETA weg met een T ervoor.

De politieke kwestie en het terrorisme houden Spanje ongetwijfeld in een verstikkende greep. De gebeurtenissen van de laatste maanden hebben veel mensen op de been gebracht, in Baskenland maar ook in de rest van Spanje. Toch loopt een toerist in Bilbao niet meer gevaar dan in New York bijvoorbeeld. Waarmee we de nijpende situatie zeker niet willen banaliseren.

De omringende

bergen zijn erg belangrijk voor de stad maar in Bilbao staat ook het water centraal. En dat niet alleen omdat er meer regen valt dan elders in Spanje, maar ook omdat er zoveel fonteinen sprankelen. En omdat de rivier nooit ver weg is. Wat van haar meteen een onmisbaar oriëntatiepunt maakt. Ben je de weg kwijt in Bilbao, zoek dan de rivier. En richt je blik op de zeven bruggen die de oevers met elkaar verbinden. In het water van de Nervión wordt de stad volledig weerspiegeld. De rivier is de enige echte sociale en economische ader van de stad. Ze kabbelt rustig en charmant door de metropool, ook al stoot ze hier en daar een kwalijk geurtje af. Een andere natuurlijke attractie zijn de beboste heuvels die vanuit de stad overal zichtbaar zijn en die ervoor zorgen dat elke wandelaar zijn blik regelmatig naar de horizon richt.

Het water, de bergen en hun ijzererts; het zijn de natuurlijke rijkdommen van de stad. Bilbao heeft ze jammer genoeg niet altijd met gezond verstand aangewend. Dat merk je aan de stadsplanning, zowel in het hart van de stad (400.000 inwoners) als in Gran Bilbao (1 miljoen inwoners). Het stedelijk netwerk zit rond de rivier vervlochten, tot aan de golf van Biskaje.

Het was

in 1300 dat Don Diego Lopez de Haro de stad stichtte rond een vruchtbare ijzerertsberg. Bilbao was geboren en werd al snel een belangrijk handelscentrum. De scheepvaart, de handel en het erts zorgden ervoor dat de stad in heel Europa een ijzersterke reputatie genoot. Vanaf de 17de eeuw bezat Bilbao trouwens een belangrijke Kamer van Koophandel in Brugge. En de handel met Engeland won aanzienlijk terrein. Wat tot gevolg had dat het aantal bedrijven in de sector toenam naarmate ook de uitvoer naar dat land toenam. Bilbao verkeerde in een euforie en aan dat succes leek geen einde te komen. Zeker niet toen volgens de Britse ingenieur en uitvinder van het staal, Henry Bessemer, de staalproductie precies dat ijzererts nodig had dat in Bilbao gedolven werd. Bovendien was Spanje geen oorlogvoerende mogendheid tijdens de wereldoorlog, waardoor de productiecapaciteit van Bilbao nogmaals vergrootte.

Zoals alle medailles, had ook deze een keerzijde. Talrijke migranten uit andere hoeken van het land trokken naar Bilbao, op zoek naar werk. De huisvesting bleek ontoereikend, woekerprijzen deden hun intrede. Er werd gebouwd en aangelegd zonder oog voor stedenbouw. Het was chaos al wat de klok sloeg. Bilbao werd een voorbeeld van hoe het zeer zeker niet moest. Volgens sommigen is de mislukking van Bilbao deels te wijten aan Franco. Die zou tijdens zijn dictatuur bewust alleen maar onbekwame vertegenwoordigers naar Bilbao en Biskaje gestuurd hebben. Bilbao en de provincie Biskaje beschouwde hij als zijn verraders. Bilbao was het bastion van het republikeins verzet tijdens de Spaanse burgeroorlog; in juni 1937 werd het door de aanhangers van Franco overmeesterd.

Wat niet wegneemt dat de stad en ook de buitenwijken van Bilbao gezegend zijn met verscheidene architecturale juweeltjes. Voor de ontmanteling van de industrie is er geen weg meer terug. Bilbao werpt zich nu volledig op het derde millennium, heeft al haar krachten verzameld voor een nieuwe en succesvolle weg in de dienstensector en op het gebied van nieuwe technologieën.

Deze vernieuwde

aanpak is onder andere merkbaar aan de meest recente bouwprojecten in de stad. De opening van het nieuwe Guggenheim-museum in oktober vorig jaar (zie Trends 25/9/97) sluit perfect aan bij de nieuwe, heldere denkpiste van deze hoofdstad van Biskaje. Maar ook vóór de Californische architect Frank O. Gehry onder de arm genomen werd – zijn alom gerespecteerde collega Philip Johnson noemde zijn meesterwerk “the greatest building of our time” – had Bilbao al andere meesters in huis gehaald. Sir Norman Foster zorgde voor de aanleg van de metro en Santiago Calatrava (hij zal het TGV-station in Luik bouwen) sloeg een spectaculaire brug voor voetgangers over de Nervión.

Maar met al die hedendaagse projecten – er lopen er nog vele andere – mogen we de kleine juwelen van het stedelijk schoon natuurlijk niet uit het oog verliezen. Neem nu de Casco Viejo, of de Ensanche (de nieuwe wijk), of de kleine buurten in Groot-Bilbao, in Neguri of dichtbij het strand van Sopelana. Aan de overkant van de rivier hebben vooral zones als Barakaldo of Ortuella onder de industrialisatie en de vervuiling geleden.

De Casco Viejo

is gebouwd rond de Santiago-kerk en rond de siete calles (zeven straten). Dit oude stadsdeel geeft een duidelijk beeld van Bilbao voor de industrialisatie, zoals dat ook te zien is op een doek ( Vista del Arenal de Bilbao) van Luis Paret y Alcazar. Het doek dateert uit 1783 en hangt in het Museo de Bellas Artes. De straatjes zijn typisch zuiders. Met aan weerszijden hoge huizenrijen met klapperende luiken. En overvolle waslijnen op met planten volgestouwde balkonnetjes. Het wasgoed flappert in de wind, de vrouwen ratelen in de zon. Op het nabijgelegen 19de-eeuwse neoclassicistische Plaza Nueva kun je overheerlijke tapa’s en andere streekgerechten eten. In de Calle de la Pelota (een van de siete calles) en uitlopend op de Calle de la Torre, staat een kruisteken op de grond. Dit kruisteken is de enige plek in Bilbao van waaruit je de Basilica de la Begoña kunt zien. Steile weggetjes leiden naar deze kerk.

Wie door de straatjes van de Casco Viejo dwaalt, en af en toe halt houdt bij een verrukkelijke bakker om er na de bacalao a la vizcaina of al pil-pil, een pastel de arroz te proeven, een tarta capuchina of jesuitas, belandt op een bepaald moment ongetwijfeld bij de kerk van San Anton, of bij La Ribiera, de grootste overdekte markt van Europa. Of bij het Teatro Arriaga, de ontmoetingsplaats bij uitstek vanwege het grote autovrije plein ervoor. Achter de rechterdeur van het theater ligt het Oficina de Turismo de Bilbao. Van hieruit zie je ook enkele typische ingredienten van de stad: de lift die je naar de hoogste punten van Bilbao brengt, de kleurrijke gevel van het station Bilbao-Santander, de Nervión… De brug van de Arenal vlak voor het theater gaat naar de Gran Via, de hoofdas van de Ensanche (uitbreiding). De naam van deze nieuwe woonwijk verwijst naar de tijd dat succesvolle ondernemers de Casco Viejo verlieten en zo instonden voor de uitbreiding van de stad. Zowel in de Gran Via als in de omliggende straten pronken enkele pareltjes van huizen van rond de laatste eeuwwisseling. Verborgen achter een weinig opvallende Plaza Circular, ligt het station Abando waar een enorm glasraam een overzicht biedt van verschillende taferelen uit het leven in Bilbao. De stijl van dit glasraam – een verlichtend en poëtisch art deco – doet denken aan die van de schilder Aurelio Arteta (1879-1940), die in Bilbao geboren werd en wiens sociaal realisme ook vele artiesten uit onze contreien niet onbewogen liet. Het Museo de Bellas Artes stelt meerdere werken van dit invloedrijk en sensueel genie tentoon.

Aan de overzijde

van het plein ligt café La Granja, pleisterplaats bij uitstek voor wie zijn intellectuele of artistieke overpeinzingen rustig wil laten vloeien. Een ander uniek café is Iruna, waar de Moorse invloed duidelijk aanwezig is. Het ligt nabij de verleidelijke Jardines de Albia, op twee passen van de Gran Via.

Maar laten we terug naar de Gran Via gaan. Een lange rij modewinkels en supermarkten volgen elkaar op, de gebouwen hebben geen vaste herkenbare stijl. Hier viert het eclectisme hoogtij. En omdat wij Belgen toch ook onze trots hebben, vermelden we dat het Palacio de Chavarri (1894) op de Plaza Federico Moyua, het werk is van de Belgische architect Paul Hankar (1859-1901). In die tijd werd dit gebouw beschouwd als de mooiste burgerwoning in Bilbao. Het gebouw was bestemd voor rijke industriëlen, nu zetelt de Gobierno Civil er. Wie een kijkje achter dit paleis neemt, wordt geconfronteerd met één van de meest indrukwekkende uitzichten van de stad. Met als blikvanger het Guggenheim-museum, het symbool van het nieuwe Bilbao. Het is één van de interessantste gebouwen ter wereld en hernergt een waardevolle collectie hedendaagse kunst. Het museum is de trampoline naar het jaar 2000. Dat jaar viert Bilbao ook zijn 700ste verjaardag: Ongi Etorri (Welkom).

SERGE VANMAERCKE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content