Bijblijven vanuit uw luie zetel

In mijn vorige bijdrage (zie Trends, 1 juni 2000) heb ik een aantal leukere Amerikaanse boeken voor het voetlicht gebracht die ons kunnen helpen op slimme, dus niet al te hyperige manier met de discussie over de nieuwe economie om te gaan. Voor alle duidelijkheid nog: ik heb die nieuwe economie afgebakend als het deel van de economie dat gebaseerd is op (wat meer is dan: werkt met) informatie- en communicatietechnologie (ICT) en daarmee verbonden digitaliseerbare informatieproducten. Vandaag kijk ik naar de Nederlandse, of beter de Nederlandstalige oogst.

Journalistiek.

Aan journalistieke stukken natuurlijk geen gebrek. Ook dit blad brengt geregeld verdienstelijke e-bijlagen (zie Trends, 9 maart 2000). Zoals lezers van dit blad intussen ook weten (zie Trends Review, 2 maart 2000) is binnen wetenschappelijk-economische kring mijn Blankenbergs-Maastrichtse collega Luc Soete al enige jaren, tot in Amerika, de bekendste Europese propagandist van de nieuwe economie – sinds begin dit jaar schrijft hij daarover ook een tweewekelijkse column in het Nederlandse tijdschrift Intermediair. Zijn ideeën daarover zette hij vorig jaar bondig op een rij in zijn lezing Infonomie, contouren van een nieuwe discipline bij de opening van het academiejaar in Utrecht (zie de bundel De kwaliteit van kennis en de kwaliteit van de samenleving van de Universiteit Utrecht, 1999; een korte versie van dit stuk stond voordien in het oktobernummer van 1998 van het CBS-maandblad Index). Maar eerlijk gezegd vind ik zijn stukken over dit thema niet zo sterk als zijn werk op het vlak van de innovatie-economie van de voorbije decennia.

Andere nuttige korte overzichtsartikelen zijn die van uw Brugs-Groningse dienaar in het economische blad ESB van 17 januari (een lange versie daarvan vindt u op www.tsm.nl/danyjacobs) en van mijn Groningse collega Arjen van Witteloostuijn in De Academische Boekengids van mei 2000. Een vierde, meer gespecialiseerd wetenschappelijk artikel dat ik onder de aandacht wil brengen, gaat over de nog steeds moeilijk te traceren productiviteitsstijgingen als gevolg van ICT. In het eerste nummer van De Economist van dit jaar bouwt Bart van Ark, nog een Groninger, voort op Nobelprijswinnaar Robert Solows dertien jaar oude uitspraak “dat je overal computers tegenkomt, behalve in de productiviteitscijfers”. In tegenstelling tot wat de naam van dit befaamde Nederlandse tijdschrift doet vermoeden, publiceert De Economist alleen Engelstalige artikels en daarom hoort dit stuk strikt genomen niet thuis in dit overzicht.

Boeken.

Dan de boeken. Goed gescoord heeft Ben Tiggelaar met zijn Internet Strategie (Addison Wesley, 1999), waarvan al een paar drukken verkocht zijn. Toch raad ik u deze 660 pagina’s literatuur niet aan. Ten eerste poneert Tiggelaar nogal stellig en kritiekloos zeventien trends die je wel meer in de opgefokte ICT-literatuur kan lezen: werknemers worden autonoom, klanten veeleisend, markten transparant… Ik zou daaraan toevoegen: konijnen trommelen, boeren boeren en het is mooi weer, tenminste: af en toe. Bovendien doet Tiggelaar wat ik studenten voortdurend probeer af te leren: halve cursussen overschrijven en die dan kort op nieuwe ontwikkelingen toepassen. Rond bladzijde 490 begint Tiggelaar nog een inleiding in de marketing. Het is dan ook hard zoeken naar de krenten in deze turf.

Veel verder kom je bij dezelfde uitgeverij met het half zo dikke De Piranha-economie. E-commerce: strategie, markten en toepassingen (1999) van John Caspers, Guido Hosman, Stefan Verkerk van het adviesbureau – jawel – Caspers Hosman Verkerk. Dit drietal weet goed een aantal degelijke, genuanceerde verhalen over de nieuwste technologische mogelijkheden op verschillende terreinen (bijvoorbeeld virtuele gemeenschappen) te koppelen aan theoretische inzichten. De titel is geïnspireerd op een uitspraak van de Amerikaanse economen John Hagel en Arthur Armstrong dat de piranha’s de wet omkeren dat de grote vissen de kleinere opeten.

Een degelijke, handzame inleiding in op consumenten gerichte e-strategie is E-shopping ( Scriptum, 2000) van Philipp Gerbert, Dick Schneider en Eric Wiebes van OC&C Strategy Consultants. Dat is een Nederlandse bewerking van een Duits boek en hoort dus ook al niet echt in dit lijstje thuis. Maar die bewerking is zo Nederlands georiënteerd dat ik graag nog eens een uitzondering maak.

De ‘real world’.

Al weer bijna drie jaar oud, maar nog steeds actueel, is het boek The Real World in Real Time ( Kluwer, 1997) van Michiel van Mens over op ICT gebaseerde interactieve marketing. Om in de stijl van dit boek te blijven: relatief gespecialiseerde stuff, een one way message over interactivity. Veel Engels jargon dus, maar toch redelijk toegankelijk. De auteur laveert voortdurend tussen stelligheid en relativering. Aandoenlijk.

Tenslotte is er De @-manager: leidinggeven in het digitale kantoor van Yvette Cramer ( Thema, 1999), een inleidend boekje voor beginners. Cramer, journaliste bij het Nederlandse maandblad NeXT, legt uit wat je in bedrijven met inter-, intra- en extranet aankunt. Dat wordt geïllustreerd met korte stukjes door mensen vanuit de praktijk. Ook zaken als netiquette en de verhouding privé-werk in verband met internet worden aangekaart. En daarmee zijn we opnieuw bij de journalistiek.

Dany Jacobs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content