“Bij jagen komt ongelofelijk veel passie kijken”
“Wie het nooit heeft gedaan, kan het misschien niet begrijpen, maar bij jagen komt ongelofelijk veel passie kijken. Die passie voor jagen dateert van zo’n dertien jaar geleden. In mijn privéleven maakte ik toen een zware periode door, en een kameraad nodigde me uit om hem te vergezellen op de jacht. Zo kon ik mijn gedachten wat verzetten. Die dag gleed de stress voor het eerst sinds lang van me af. Dat wandelen door de natuur, de sfeer, het gezelschap waren als een medicijn voor mijn ziel.
“Nadien heb ik besloten alles te doen wat nodig was om aan een vergunning te komen – het zogenoemde jachtverlof. Het examen dat je daarvoor moet afleggen, is niet van de poes. Gedurende een jaar zat ik elke zondag in de les. Er wordt gedoceerd over wildsoorten en hoe je ze kunt herkennen – en dat zijn er meer dan je kunt vermoeden – over drachttijden, over wapens en munitie, over de omgang met de jachthond, over de etiquetteregels en administratieve verplichtingen. Want jagers moeten ook een logboek bijhouden, en plannen en rapporten van het wild dat ze strekken. (Wij spreken niet van ‘neerschieten’, maar van ‘strekken’.)
“Wie slaagt op het theoretische examen is er nog niet vanaf, want dan volgt in het tweede jaar het praktische deel. Dan begin je echt met wapens om te gaan.”
Van het bos tot de feestdis
“Nu zou je kunnen denken: kan ik die weldadige rust in de buitenlucht ook niet vinden door gewoon te gaan wandelen of trektochten te maken? Dan had ik mij al dat blokken kunnen besparen. Maar het zou niet hetzelfde zijn. De sfeer op zo’n jachtdag is uniek. Het is niet alleen het stappen, het jagen met de hond, het speuren en de opwinding. Net zo belangrijk zijn de onderlinge camaraderie en het bourgondische genoegen om wat je zelf gestrekt hebt, klaar te maken voor consumptie.
“Elk dier dat ik strek, verwerk ik zelf tot een gerecht. Doorgaans jaag ik op klein wild, maar vorig seizoen was er toch ook een ree bij. Daar ben je dan wel even mee bezig. Ik waarschuw mijn tafelgenoten altijd dat ze een vergeten hagelbolletje in het vlees kunnen aantreffen. Dat geeft me een enorme voldoening: van het bos tot de feestdis, en voor alles heb ik zelf gezorgd.
“Mijn passie voor de jacht reikt tot buiten de landsgrenzen. Drie keer ben ik in Zuid-Afrika gaan jagen. Daar hebben ze groot wild zoals waterbokken en impala’s, maar ik heb geen drang daar achteraan te gaan, ik jaagde er op parelhoen. Ik heb er onder meer aan keteljacht gedaan: de jagers staan in een wijde cirkel en wandelen naar het middelpunt, zodat de parelhoenders samengedreven worden. Het vlees dat zo’n keteljacht oplevert, wordt onder de lokale bevolking verdeeld.”
Biotoop opbouwen
“Ik weet dat er natuurliefhebbers zijn die niet hoog oplopen met jagers. Maar bij mij gaat de beleving hand in hand met wild- en natuurbeheer. Wat we doen, is een biotoop opbouwen en de wildpopulaties op peil houden. Buiten het jachtseizoen gaan we eropuit om de populaties te schatten. Dan rijden we ‘s avonds rond, tellen de ogen die oplichten in de koplampen en daar baseren we onze ramingen op. En we staan op de uitkijk voor stropers, want die zijn er wel degelijk. Tussendoor doen we aan kleiduifschieten, om onze techniek scherp te houden.
“Als ik op jacht ben, bestaat de wereld van het werk niet meer. Goed, je leert in jagerskringen interessante mensen kennen, je wordt opgenomen in een netwerk dat ooit van pas kan komen. Maar op het moment van de jacht is dat niet van tel. Dan ben ik helemaal in het moment. Soms zie ik jagers met hun oor aan hun telefoon geplakt. Daar kan ik niet aan uit. De mijne blijft mooi in de auto liggen.”
FILIP HUYSEGEMS, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier