BIBBERIG OPTIMISME

Om het half jaar brengt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn World Economic Outlook uit. Via dat document maakt de eerbiedwaardige instelling uit Washington duidelijk hoe ze aankijkt tegen de wereldeconomie.

Wie de jongste editie leest, blijft achter met een onbehaaglijk gevoel. De IMF-analisten stelden hun groeiprognoses voor zowel dit als volgend jaar opwaarts bij. Voor de wereldeconomie als geheel voorspelt het IMF nu een economische groei van 4,9 % in 2006 en 4,7 % volgend jaar. Dat is respectievelijk 0,6 % en 0,3 % meer dan bij de vorige oefening, uitgevoerd in september 2005. Na een korte inzinking in 2001-2002 zou de wereldeconomie dus tussen 2003 en 2007 een gemiddeld groeicijfer van net geen 5 % neerzetten. Een historisch unieke prestatie.

Waarom precies de cijfers opwaarts werden aangepast, vernemen we in het 165 pagina’s tellende document nauwelijks. De economische groei in de VS, China en India blijft zeer goed en in euroland en Japan klaart de conjuncturele hemel verder op. Rusland en Afrika doen het beter dan verwacht. En ondanks de zeer hoge olieprijzen blijven de inflatieverwachtingen eerder aan de lage kant. Daarmee moeten we het zo ongeveer doen.

Een resem bedreigingen. Veel meer ruimte trekken de IMF-bollebozen uit om de donderwolken boven diezelfde wereldeconomie op te sommen:

Het gigantische Amerikaanse externe deficit, namelijk 6,5 % van het bruto binnenlands product (bbp). Elke werkdag moet er ongeveer 2,5 miljard dollar uit de rest van de wereld naar de VS stromen. Problemen met die stroom zouden zeer verstorend kunnen werken voor wisselkoersen, rentevoeten en inflatieverwachtingen. Finaal zouden de turbulenties het principe zelf van de vrijhandel fundamenteel op de helling kunnen zetten.

Een verdere verstrenging van het monetaire beleid is onderdeel van een wereldwijde tendens tot een minder soepele financiële omgeving.

Het risico dat de hoge olieprijzen de groei toch afremmen, neemt toe naarmate de prijzen verder escaleren en/of langer op hoge niveaus blijven. Geopolitieke problemen in verband met Iran, Venezuela en Nigeria voeden de vrees voor constant hoge(re) olieprijzen.

De grote ondernemingswinsten waren de voorbije jaren onder meer te danken aan de lage rentevoeten, aan belastingverlagingen en aan minder investeringen. De operationele rentabiliteit veranderde nauwelijks.

De vastgoedprijzen blijven ontzettend hoog, zowel in de VS als in Europa. Het doorprikken van die bubbels kan het consumentenvertrouwen schokken.

‘Soft landing’ onwaarschijnlijk. Het blijft mogelijk dat de donderwolken overwaaien zonder dat er een zware inzinking van de wereldeconomie komt. Toch leren contacten binnen het IMF dat steeds meer analisten een soft landing onwaarschijnlijk achten. Het optimisme dat afstraalt van het jongste IMF-rapport is dus van het bibberige soort. De hamvraag luidt welke gebeurtenis of ontwikkeling uiteindelijk de negatieve spiraal op gang zal trekken.

Waarnemers pleiten er dan ook voor dat het beleid proactief optreedt. Tegen die achtergrond moet ook de beslissing van de grote industrielanden worden gezien om aan het IMF een leidende rol toe te kennen in de onderhandelingen die moeten leiden tot een vermindering van de grote onevenwichten binnen de wereldeconomie, vooral dan van de handelsbalansen. Zo willen de beleidsmakers het terrein ontmijnen en vermijden dat grote spelers zoals de VS, China en euroland voortdurend met een beschuldigende vinger naar elkaar wijzen. Bovendien wijst deze beslissing ook op een sense of urgency: er moet nu echt iets gebeuren of de trein van de wereldeconomie zou wel eens onverwacht snel in de gracht kunnen belanden.

De auteur is directeur van de VKW Denktank.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content