Bewust ouderwets

De christelijke bediendenbond LBC houdt zijn congres. En stelt zijn nieuwe voorzitter, Jef Mampuys, voor. In een eerste interview geeft hij zijn visie op de lastenverlaging van de regering-Dehaene, op flexibiliteit, op arbeidsduur- vermindering en op de (moeilijke) toekomst van de vakbond.

Twintig jaar lang stond Lucien Stragier (62 j.) aan het hoofd van de Landelijke Bediendencentrale (LBC). Een kleurrijke figuur, die officieel en feestelijk afscheid neemt tijdens het congres dat LBC houdt van 15 tot 17 oktober. Zijn opvolger wordt ietwat verrassend de 48-jarige historicus Jef Mampuys, die van de Brusselse ACV-vormingsdienst naar het LBC-hoofdkwartier in Antwerpen is verhuisd (zie kader).

“Al dat praten over lastenverlagingen ergert mij,” komt Jef Mampuys meteen fors uit de hoek op de vraag wat hij denkt over de schamele zes miljard frank die de regering- Dehaene heeft voorzien. “Het kan mij gestolen worden. Het gaat om de tewerkstelling, en de band tussen die twee wordt veel te weinig gelegd. Als je aan de gewone werknemer vraagt waarover die lastenverlagingen gaan, dan is de kans groot dat hij het niet weet. Misschien om meer winst aan de patroons te geven, zal hij antwoorden. Al jaren gaan de loonkosten trouwens naar beneden, nu al met ruim 55 miljard frank. Maar wat levert dat op aan jobs ? Niemand kan dat met 100 % zekerheid zeggen. De opbrengst lijkt alleszins erg klein. En waren die jobs er ook niet gekomen zonder die verlaging ? Daarom willen wij geen verdere loonkostendaling als die niet gekoppeld is aan bijkomende tewerkstelling. We weten ook wel dat je de patroon niet kan verplichten. Een bedrijf is geen caritatieve instelling. Als de patroon 100 mensen in dienst heeft en de loonlasten gaan met 10 % naar beneden, zal hij geen 10 mensen extra aanwerven als hij die niet nodig heeft. In ons economisch systeem kan je een patroon niet verplichten tot meer tewerkstelling. Tóch willen we die verplichting ; daarmee opteren we dus eigenlijk voor een ander economisch systeem.”

De tweede kritische noot die Jef Mampuys bij het discours over de lastenverlaging maakt, gaat over de financiering ervan. Ook daar is hij zeer duidelijk : “Niet in de eerste plaats de werknemers moeten die verlaging financieren. Die hebben al genoeg ingeleverd de laatste jaren. Er moeten andere manieren gevonden worden.” Mampuys doet meteen een voorstel : een forfaitaire belasting van 0,5 of 1 % op alle kapitaalbewegingen op de beurs. Een taks die eerder al door de econoom Tobin werd voorgesteld. “Dat is een taks op het parasitair kapitaal,” zegt Mampuys. Verder stelt hij een vermogensbelasting voor, een correcte inning van de vennootschapsbelasting en eventueel een algemene sociale bijdrage. LBC is over dat laatste wel kritischer dan het ACV, de koepelvakbond waartoe het LBC behoort. “Men wil met de algemene sociale bijdrage (ASB) de heffingsbasis verruimen door ze op alle inkomens te heffen,” zegt Mampuys. “Uit studies van Financiën blijkt dat zo’n ASB een verschuiving geeft : minder druk op arbeidsinkomen, meer op kapitaalinkomsten en bedrijfswinsten. Dat klinkt fantastisch en bovendien is het een administratieve vergemakkelijking. Mijn vrees is echter dat het arbeidsinkomen bekend is en vast staat, maar dat het kapitaal en de bedrijfswinsten onzeker zijn. Die twee zullen er wel voor zorgen dat hun bijdrage minder wordt. Met als gevolg dat men het percentage van de ASB zal moeten verhogen. Dat is het oude liedje : de werknemers zullen ervoor mogen opdraaien.”

Mampuys haalt ook het ACV-voorstel boven tafel om de 6 %-bijdrage voor de jaarlijkse vakantie uit de sociale zekerheid te lichten en ze uit de algemene middelen te financieren, en dat gekoppeld aan 4 % extra aanwervingen. “Dat is een pak ambitieuzer dan de 6 miljard lastenverlaging van de regering-Dehaene,” merkt hij schamper op.

32 uren zonder loonverlies

Niet de lastenverlagingen zijn prioritair voor Jef Mampuys, wél de arbeidsherverdeling. Hij denkt daarbij aan individuele herverdelingssystemen, zoals loopbaanonderbreking en brugpensioen, en aan collectieve zoals arbeidsduurvermindering.

Individuele systemen. Mampuys : “We willen een zo ruim mogelijke gamma aan mogelijkheden en een vrije keuze voor iedereen. Voor loopbaanonderbreking zitten we qua vrije keuze goed. Brugpensioen is half en half vrijwillig, globaal genomen, zijn we daar tevreden mee. Maar deeltijdse arbeid is een andere zaak. Daar is in vele gevallen de vrije keuze slechts schijn. Rond deeltijdse arbeid bestaat er in de vakbond een spanningsveld. Wij promoten het niet, we stellen echter vast dat het een realiteit is en dat het dus onze taak is ervoor te zorgen dat het statuut ervan zo goed mogelijk is. Sommigen in de vakbond zijn daar tegen gekant, ze willen het statuut zo slecht mogelijk, maar dat is doorslaan naar de andere kant. Deeltijdse arbeid zet inderdaad meer mensen aan het werk, maar in vele gevallen levert dit voor die mensen onvoldoende inkomen op zodat we riskeren een nieuwe onderlaag, de working poor, te creëren. Uiteindelijk is niet de tewerkstelling op zich het belangrijkste, maar wel voor iedereen een leefbaar inkomen.” Mampuys schetst hetzelfde spanningsveld rond de PWA’s. Die vormen voor hem geen fundamentele oplossing, maar hij begrijpt de mensen die erin zitten perfect. “Dat soort dilemma’s zijn de uitdagingen voor de vakbond van de 21ste eeuw.”

Collectieve systemen. In ’93 koos de LBC in een ophefmakend congres voor de 32-urenweek zonder loonverlies en met compenserende aanwervingen. In de voorbije vier jaar is die 32 uren echter zelden of nooit een concreet strijdpunt geweest. Mampuys : “De arbeidsduurvermindering moet zó drastisch zijn dat de patroon niet anders kan dan aanwerven. Met kleine stapjes wordt de werktijdverkorting immers steeds door productiviteitsverhogingen opgevangen. Zonder loonverlies ? We denken dat dat mogelijk is in sommige sectoren, daar waar er superwinsten zijn. Kijk naar sommige ondernemingswinsten, naar de beurshausse. Of nog, naar de bedragen die in het dossier van Domo-topman Jan De Clerck worden genoemd : daar kon hij makkelijk de 32 uren in zijn bedrijven mee financieren. We weten ook dat de arbeidsduurvermindering vaak zal samengaan met meer flexibiliteit, een verlenging van de machinetijd bijvoorbeeld. Maar het klopt dat dit thema in onze eisenbundels niet centraal heeft gestaan. Op het congres verwacht ik hier weer een hevige discussie over. Moeten we de 32 uren behouden als een toekomstperspectief, of heeft het geen zin een programmapunt te hebben waarmee je in de praktijk niets doet ?”

Verwijten dat dit LBC-voorstel nietrealistisch is om het eufemistisch uit te drukken maken op Jef Mampuys weinig indruk. “Dan is dat maar zo,” zegt hij fel. “Ieder heeft zijn discours, we moeten niet de poten onder onze eigen stoel wegzagen.” Voor de LBC-voorman moet het tegelijkertijd wel duidelijk zijn dat er geen superoplossing is. Er is een cocktail van een hele reeks maatregelen nodig. Daarin kan lastenverlaging een rol spelen, maar niet de prioritaire.

Streven naar regelgeving, tegen de trend in

De vakbond en LBC wordt er als bediendenbond als eerste mee geconfronteerd heeft weinig vat op de nieuwe dienstensectoren, zoals bijvoorbeeld de telecommunicatie of de software-industrie. LBC staat sterk in de traditionele bediendensectoren : banken en distributie. Maar het is in de nieuwe sectoren dat de tewerkstelling toeneemt. LBC groeit dan ook nog steeds, maar de laatste jaren trager dan de bediendenpopulatie. Mampuys : “De vakbond heeft een traditie van regelgeving en die nieuwe bedrijven staan daar haaks op. 100 jaar geleden was flexibiliteit een realiteit. Daarom hebben de vakbonden op regelgeving aangedrongen. Daarna trachtte men die regels wettelijk te maken. Als in een klein bedrijf werkgever en werknemer mekaar goed verstaan, dan is er geen probleem. Maar dit is niet de normale situatie. Door de dynamiek van de vrije markt heeft de werkgever geen keuzemogelijkheid, hij wordt gedwongen zo weinig mogelijk regels te volgen. Daarom moeten wij blijven streven naar meer regelgeving. Als we daarmee in de nieuwe bedrijven minder aan de bak komen, dan is dat maar zo. We moeten onze ideeën niet zo soepel maken dat we overbodig worden. We zijn ons er goed van bewust dat we niet op de trend zitten.”

Toch gelooft Jef Mampuys nog in een toekomst voor de vakbond. Maar hij weet ook dat de positie veel minder comfortabel is dan in het verleden. “In de jaren zeventig hebben we onszelf en onze leden in zekere zin een rad voor de ogen gedraaid. We vroegen 10 % om 5 % te krijgen, en wat bleek : de werkgever gaf ons 7 %. En natuurlijk bazuinden we uit dat we 7 % verkregen hadden. Dat gaf een beeld van een machtige vakbond, maar eigenlijk waren we niet zo machtig. En toen het crisis werd, konden we niets meer krijgen en iedereen vroeg : hoe zit dat nu met die machtige vakbond ? Niet voor niets hebben de congressen van praktisch alle vakbonden de laatste tien jaar steeds als thema : Waar naartoe ?”

Mampuys heeft zijn antwoord op die vraag : naar een grotere internationale dimensie. “Het kapitaal is van nature uit niet aan grenzen gebonden,” zegt hij. “En de technologische evolutie versterkt dat nog. Dat maakt het voor de vakbonden veel moeilijker. Vakbonden staan door hun taak het verdedigen van de belangen van de werknemers dicht bij de werkman op de werkvloer, en daardoor zijn ze eerder corporatistisch ingesteld. Maar om de werknemer op lange termijn te verdedigen, moeten we internationaal gaan. Die combinatie is niet eenvoudig. Karl Marx schreef al over het dubbelkarakter van de vakbond : heel concreet enerzijds, bredere idealistische toekomstvisie anderzijds. Daar zitten we nog altijd mee. In diezelfde optiek vraagt men zich ook vaak af of de vakbond dienstverlening moet doen of maatschappijveranderende eisenbundels moet indienen. Dat is een vals dilemma. Als we geen dienstverlening geven, zullen de leden weggaan ; maar als we geen verandering eisen, dan zijn we slechts een veredeld sociaal secretariaat.”

Een andere tegenstelling waarmee een vakbondsleider als Jef Mampuys moet leven, is die tussen vakbondstop en -basis. Het falen rond het Toekomstcontract waarbij de top eerst tekende maar daarna door de basis werd teruggefloten is daar een goed voorbeeld van. Mampuys volgt die redenering niet zonder meer : “De basis is een natuurlijke correctiefactor,” zegt hij. “De top onderhandelt vanuit een zeker staatsmanschap. De basis herinnert de top er echter voortdurend aan dat hij het belang van de werknemer niet mag verkopen voor het algemeen belang. Geloof me trouwens dat bij het Toekomstplan sommige vakbondsleiders blij waren dat de basis zo reageerde, maar ze konden zelf niet nee zeggen. De afstand top-basis is reëel, maar het is geen tegenstelling. Voor de basis is het sociaal overleg niet het nec plus ultra. Ik heb de indruk dat bij sommige vakbondsleiders dit aanvoelen verzwakt is. Daarom is het voor hen uiterst belangrijk voeling te houden met de basis. Zij houden speeches op vieringen en congressen, maar ze hebben geen tijd meer om met de gewone werknemer te praten. De agenda loopt zo vol en dat is een groot gevaar. Ik vraag me af hoe lang het zal duren eer ik in de logica van het beleidsdenken zal vast geraken.”

GUIDO MUELENAER

JEF MAMPUYS (LBC) Wij moeten blijven streven naar meer regelgeving. Als we daarmee in de nieuwe bedrijven minder aan de bak komen, dan is dat maar zo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content