Beveiligingsfirma Blackwater groeide uit tot een schaduwleger

© belga

Blackwater is groot geworden na 9/11. Maar de War on Terror en de inval in Irak betekenden voor het Amerikaanse beveiligingsbedrijf zowel een steile opgang als een diepe val.

De aanslagen van 11 september 2001 en de daarop volgende War on Terror vormden voor Blackwater de perfecte voedingsbodem om van een bescheiden privaat trainingscentrum voor elitesoldaten uit te groeien tot een wereldbekende, maar al even beruchte beveiligingsfirma.

Irak

De invasie in Irak deed de kassa bij Blackwater rinkelen. Na een grote zelfmoordaanslag, waarbij de leider van de VN-missie in Irak, Sergio Vieira de Mello, omkwam, besteedde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken de beveiliging van zijn diplomaten in Irak uit aan Blackwater. Het contract werd in de jaren die erop volgden goed voor bijna 1 miljard dollar, het gros van de omzet van Blackwater.

Het bedrijf leek op haar hoogtepunt in niets nog op het private trainingscentrum voor elitesoldaten, dat ex-Navy Seal Erik Prince in 1997 had opgericht in een moerassig gebied van 24 vierkante kilometer in de Amerikaanse staat North Carolina. Inspiratie voor de naam van zijn onderneming vond Prince in de kleur van het moeraswater.

Blackwater stond buiten de wet

Maar bij de Amerikaanse legerleiding en de Irakezen begon de ster van Blackwater al gauw te verbleken. De tienduizenden gewapende lijfwachten bezorgden de generaals heel wat hoofdbrekens. Doordat ze volledig autonoom opereerden, wisten de Amerikaanse generaals nooit waar de beveiligingsagenten zich bevonden en welke opdrachten ze uitvoerden.

Het gedrag en de beschermde status van het Blackwater-personeel waren ook de Irakezen een doorn in het oog. Er was de lijfwachten immuniteit verleend tegen Iraakse klachten en ook aan het krijgswetboek van het Amerikaanse leger hoefden ze zich niet te houden. Schandalen zoals wapensmokkel, excessief geweld en het doden van Iraakse burgers bleven eerst zonder gevolg. Tot in 2007 een konvooi van Blackwater het vuur opende op omstanders op het Nissour-plein in Bagdad. Daarbij vielen zeventien doden. Blackwater beweerde dat het konvooi was aangevallen, maar verschillende onderzoeken hebben daar geen sluitend bewijs van gevonden. De Iraakse premier Nuri al-Maliki eiste dat Blackwater uit Irak zou verdwijnen en Prince moest voor een Amerikaanse parlementaire onderzoekscommissie verschijnen.

Nieuwe naam

Het zou nog tot 2009 duren eer het contract om de diplomaten te beschermen werd opgeschort. Door het incident kreeg Prince ook weinig bijval voor zijn voorstel om VN-vredesmissies zoals die in Soedan aan Blackwater uit te besteden. Het bedrijf wilde af van zijn slechte imago en besloot zich onder een andere naam, Xe Services, weer toe te leggen op training.

Prince, verbolgen over de kritiek en het uitlekken van de medewerking aan een geheim CIA-programma om terroristen op te sporen en te vermoorden, verkocht zijn bedrijf in 2010 aan een investeringsgroep en verhuisde naar Abu Dhabi. In de Verenigde Arabische Emiraten zou hij nu sjeiks advies geven bij het opstarten van een geheim huurlingenleger met een budget van honderden miljoenen dollars.

Stijn Fockedey

Partner Content