Besparen zullen we, maar saneren…
Na de verkiezingen hebben de huidige en potentiële beleidsverantwoordelijken nauwelijks uitspraken gedaan over de wijze waarop het overheidstekort moet worden teruggedrongen. Dat staat in schril contrast met de verkiezingsstrijd, toen besparen een belangrijk thema was. De kiezer werd voorgehouden dat er de komende jaren 22 miljard euro moet worden bespaard. Meer weten we niet, want het probleem van de besparingen werd op een bijna technische wijze benaderd: bepaalde budgetten verlagen zou het overheidstekort drastisch doen dalen.
Die boekhoudkundige benadering van het probleem doet ons het ergste vrezen. Zo zou enig voorbehoud bij het cijfer van 22 miljard euro al niet misplaatst zijn. Niet dat we de competentie van het Federaal Planbureau in twijfel trekken, maar simpelweg stellen dat het probleem is opgelost als we de komende vijf jaar 22 miljard euro besparen, is toch wat kort door de bocht. Wat het Planbureau ons leert, is dat het tekort in 2015 bij ongewijzigd beleid 22 miljard euro bedraagt; dus niet dat wanneer we 22 miljard euro besparen het tekort nul zal zijn. In het laatste geval gaat het om ‘brutobesparingen’ die geen rekening houden met de terugkoppelingseffecten. Het betreft hier verminderde belastinginkomsten door de lagere inkomens, het hogere bedrag aan werkloosheidsvergoedingen door de daling van de tewerkstelling, enzovoort. Het tekort zal slechts weggewerkt zijn als we 22 miljard euro nétto besparen, rekening houdend dus met de terugkoppelingseffecten. De ervaring van vorige saneringsoperaties leert ons dat nettobesparingen kunnen worden geschat door de brutobesparingen te halveren. Met andere woorden, om het tekort met de noodzakelijke 22 miljard euro te beperken, moeten voor 44 miljard euro maatregelen genomen worden. Nog anders uitgedrukt, als we ‘slechts’ 22 miljard euro besparen, zal Europa bijkomende inspanningen eisen. Vreemd dat geschoolde economen zo’n elementair aspect van de macro-economie verleerd hebben.
Nog verontrustender is dat er geen strategie lijkt te bestaan over waar, hoe, wanneer en hoeveel er moet worden ingegrepen. Dit gebrek aan visie vloeit voort uit het feit dat de ingrepen enkel een kleiner tekort beogen. De belastingbetalers worden hierbij over het hoofd gezien hoewel zij, ultiem, toch de rekening van de overheidsuitgaven blijven betalen. Zij zullen nooit besparingen aanvaarden, maar kunnen overtuigd worden van de noodzaak van saneringen. Saneringen beperken natuurlijk ook het tekort, maar zorgen er voor dat de beperktere strategische opdrachten van de overheid op een voldoening gevende wijze kunnen worden uitgevoerd. Dus niet lineair besparen, maar niet-vitale opdrachten afstoten en de overige opdrachten beter ondersteunen.
Massale blinde ingrepen in de werking van de overheid zonder strategisch plan, doen het ergste vrezen omdat de werking van alle overheidsdiensten verder zal worden aangetast. Dat zo’n plan toch ergens in een lade zou liggen, willen we betwijfelen. Waarom zou men dit anders niet hebben gebruikt in de verkiezingscampagne? De term ‘privatisering’ is trouwens nooit gevallen. Zorgwekkender kan bijna niet in het licht van de gigantische verminderingen van het overheidsbudget.
Het is niet moeilijk om de afloop van de voorgestelde besparingsoperatie van 22 miljard euro te voorspellen. Niet alleen zal het tekort minder dalen dan verwacht, maar door verder alle werkingskosten te drukken zullen de belastingbetalers nog meer ontevreden worden over de dienstverlening van de overheid. Niemand is gebaat bij zo’n evolutie.
Het overheidsoptreden moet op een permanente wijze worden bijgestuurd. Vandaag overheerst het gevoel dat we nog altijd aan het bekomen zijn van de besparingen uit de jaren tachtig en negentig: de overheid doet nog altijd hetzelfde, maar met minder geld. Alle budgetten nog meer beperken, zal de terechte onvrede van ambtenaren en belastingbetalers slechts verhogen. Enkel en alleen daarom is een saneringsoperatie noodzakelijk. Dat zo’n operatie kan gekoppeld worden aan een grootscheepse besparingsronde, kunnen we niet geloven. De verkiezingscampagne was daarover pijnlijk duidelijk: partijen benaderen het probleem van de overheid louter cijfermatig.
Een staatshervorming zou daar theoretisch bekeken iets kunnen aan veranderen, namelijk wanneer bevoegdheden worden geregionaliseerd zonder hiervoor in voldoende financiële middelen te voorzien. Misschien dat de gewesten en gemeenschappen dan wel zullen saneren. Zeker is dat echter niet. Wel zeker is dat in de resterende federale bevoegdheden niet zal worden gesaneerd. Na de opstand van de financiële markten is het dan echt wachten op een ‘revolte van de belastingbetalers’.
DE AUTEUR IS PROFESSOR ECONOMIE AAN DE VUB.
Jef Vuchelen
Om het tekort met de noodzakelijke 22 miljard euro te beperken, moeten voor 44 miljard euro maatregelen genomen worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier