Berufskredit ?
De privatisering van de Nationale Kas voor Beroepskrediet staat voor de deur. Een Duitse overnemer houdt zich paraat. Grote kredietverenigingen, zoals het Antwerps Beroepskrediet, vrezen het ergste : het verlies van hun miljardenreserve.
Momenteel werkt het kabinet van minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) aan een Koninklijk Besluit dat de verhouding tussen de Nationale Kas voor Beroepskrediet (NKBK) en de 17 lokale kredietverenigingen regelt nà de privatisering van de NKBK. Intussen zoekt de Federale Participatiemaatschappij (FPM), de publieke holding die NKBK voor driekwart controleert, naar een overnemer van de Kas. De FPM is een ad hoc-instelling die als tusseninstrument dienst doet voor de privatiseringen.
Vanuit Duitsland lonkt de koepel van de Raiffeisenkassen en de Volksbanken naar België. SGZ-Bank voert gesprekken met de FPM om, zoals de woordvoerder in Karlsrühe het vriendelijk uitdrukt, “te komen tot een innige samenwerking, zodat NKBK met zijn lokale knowhow en onze financiële kracht kan uitgroeien tot een regionale speler van formaat”. Thierry Faut, directievoorzitter van de NKBK, beklemtoont echter dat er met verschillende overnamekandidaten gepraat wordt.
SGZ had verleden jaar een balanstotaal van 50 miljard D-mark. De met elkaar samenwerkende vier Zentralgenossenschaften SGZ (Karlsrühe), WGZ (Düsseldorf), GZB (Stüttgart) en DG (Frankfurt) hebben een gezamenlijk balanstotaal dat 30 keer groter is dan dat van NKBK (138 miljard frank).
HUIVERINGWEKKEND.
Frederik Craessaerts, bestuurder-directeur van het Antwerps Beroepskrediet : “De idee dat de kredietverenigingen zoals de onze balanstotaal : 22,7 miljard zullen afhangen van zo’n Duitse mastodont is huiveringwekkend. We zouden er gewoon in verzuipen.”
De calvarietocht van de privatisering van NKBK startte in 1991, toen de openbare kredietinstelling een nv-statuut kreeg. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de kredietverenigingen de helft van het NKBK-kapitaal zouden opnemen.
Tot nog toe participeren echter enkel de “kleine kassen” (samen goed voor 26 %) in de NKBK. De drie grootste kredietverenigingen het Antwerps Beroepskrediet, het Crédit Professionel de Hainaut en de Brabantse Kas voor Beroepskrediet bleven langs de kant staan. Craessaerts’ verantwoording : “De voorwaarden die de FPM stelde, waren onredelijk. Zo moesten we ons zonder voorbehoud scharen achter een nog te bekrachtigen ministerieel besluit dat onze verhoudingen regelde. Je mag gerust spreken van een doelbewuste uitsluiting van de grote kassen. Dat is makkelijk te verklaren. De NKBK én de kleine kassen zitten vol met politici, terwijl de grote een neutraal profiel hebben. Het KB dat onze verhouding moet regelen, zal op hun maat geschreven zijn.”
Dat KB zal een uitvoering zijn van de wet van 31 december 1993, die de overheid de mogelijkheid geeft om zich voor einde juli e.k. terug te trekken uit de Nationale Kas.
“De relatie met de kredietverenigingen is niet steeds even gemakkelijk,” geeft Faut toe. “Wij proberen het KB klaar te krijgen om onze relatie op punt te stellen.” Wie is wij ? Faut, in de jaren tachtig nog kabinetsmedewerker van Maystadt : “De Federale Participatiemaatschappij en de minister. We worden wel op de hoogte gehouden van de gang van zaken. Het KB zal in de zomer klaar zijn, zodat het dossier van de privatisering dan actueel wordt.”
De band tussen de NKBK en de (nu) zeventien kredietverenigingen alle coöperatieve vennootschappen werd voor het eerst in 1929 op punt gezet. De verenigingen waren lokale organisaties van de gildenbroeders die elkaar geld leenden en ontleenden. Maar om hun gebrek aan liquiditeit en toegang tot de openbare kapitaalmarkten op te vangen, coördineerde een centraal organisme de funding van de kredieten.
In Frankrijk ( Crédit Populaire, Crédit Agricole), Nederland ( Rabobank, Nationale Middenstandsbank nu ING) en Duitsland (SGZ enzovoort) werden de lokale kredietmaatschappijen eigenaar van de centrale instelling. Hetzelfde gebeurde bij ons toen sommige Raiffeisenkassen in 1895 de Middenkredietkas (de voorloper van de Cera Bank) oprichtten. In België bleef de NKBK vanaf 1929 tot 1991 echter een openbare kredietverlener.
Momenteel is de NKBK de eerste controleur van de kredietverenigingen (KV’s). De KV’s staan een bedrijfskrediet toe aan de klant, maar NKBK moet er wel zijn fiat over geven. De Kas financiert deze lening met een krediet aan de KV, die het geld doorspeelt naar de klant. De intrest, die de Kas aan de kredietvereniging aanrekent, is 0,66 tot 0,75 % lager dan de rente die het bedrijf aan de KV moet betalen. Met het verschil dekt de kredietvereniging die het risico van de financiering draagt de werkingskosten.
“We hechten veel belang aan goede garanties op onze kredieten,” aldus Faut. “Als kredietverenigingen door te hoge risico’s failliet zouden gaan, blijven wij met de brokken zitten. Uiteraard hebben onze leningen een sociaal karakter, maar dat wil niet zeggen dat we het geld langs deuren en ramen buitensmijten. Vergeet niet dat een kmo bij uitstek een bedrijf is dat gecentraliseerd is rond één persoon. Begaat die fouten, dondert de rest van de onderneming de afgrond in.”
Om de gebrekkige solvabiliteit van de kmo’s op te vangen, schakelen de kredietverenigingen de drie regionale Waarborgfondsen in. Deze erfgenamen van het Nationale Waarborgfonds, alle beheerd door de NKBK, staan geheel of gedeeltelijk garant voor de afbetaling van bedrijfskredieten door kmo’s. In 1995 dekte het Vlaamse Fonds bijvoorbeeld 2,1 miljard frank op een totaal van 4,5 miljard kredieten (Wallonië : 827 miljoen tussenkomsten ; Brussel : 238 miljoen).
GEVAARLIJKE KREDIETEN.
“Deze leningen zijn in se uiterst gevaarlijk dikwijls betreft het immers starters wat de afbetaling betreft, maar voor ons volstrekt risicoloos, omdat ze gedekt worden door de staat,” legt Faut uit. “Tot nog toe werd er een erg strikte politiek gevoerd bij het toestaan van deze financiering. Te strikt, naar mijn oordeel.”
Ook heeft het NKBK een beheerscontract met het Participatiefonds, dat aandelen neemt of achtergestelde leningen toestaat aan kmo’s (totale omloop in 1994 : 6,3 miljard).
In totaal stonden de kredietverenigingen en de Kas (die ook eigen bankactiviteiten heeft) verleden jaar 17,2 miljard kredieten toe, een daling met 2,4 miljard tegenover 1994. “Verleden jaar was het verschrikkelijk moeilijk om gezonde projecten te vinden,” verklaart Faut. “We hebben het geld relatief sterk moeten investeren in staatsobligaties. Maar de eerste maanden van dit jaar waren schitterend. Blijkbaar geloofden ondernemers dat de rentevoet begin dit jaar op zijn dieptepunt stond, want er werd zwaar geïnvesteerd. In de eerste drie maanden van 1996 verstrekten we ongeveer 7 miljard kredieten, terwijl de normale jaarproductie rond de 20 miljard schommelt. En de trend zet zich verder.”
Craessaerts wijst op het belang van de kredietverenigingen voor beginnende kmo’s. “Wij zijn dikwijls het laatste redmiddel,” weet de topman van ABK (dat 14,3 miljard kredieten heeft uitstaan), “omdat we geen minimumlimieten hebben. We geven kredieten van honderdduizend frank aan loontrekkenden die een bijberoep hebben, tot een half miljard aan kmo’s. Het beste voorbeeld is dokter Paul Janssen. Helemaal aan het begin van zijn carrière heb ik persoonlijk het dossier behandeld voor een krediet van een paar honderdduizend frank.”
Faut erkent : “Sommige banken weigeren zich te engageren in sectoren waar wij ons wel begeven. Voor de meeste bankiers is de horeca ronduit een taboe, terwijl wij er ons (als financier, wel te verstaan) thuis voelen. Kappers, bakkers, slagers… voor ons zijn het ondernemers, terwijl ze voor andere bankiers dikwijls niet prestigieus genoeg zijn.”
DUMPINGTARIEVEN ?
Faut geeft geen cijfers over de hypothecaire kredieten die zijn instelling verstrekte. Dit is een teer punt. “De Kas trachtte in een ultieme poging zijn bestaansreden te bewijzen op de jongste Batibouw hypothecaire kredieten naar zich toe te trekken,” zegt Craessaerts, “en dit aan dumpingprijzen.”
De Kas heeft rechtstreeks in totaal 23,8 miljard kredieten uitstaan bij kmo’s (plus 74,5 miljard via de kredietverenigingen). “Moesten we onze hypothecaire kredieten op de markt dumpen, nodigen wij de kredietverenigingen uit om ons te volgen,” aldus een ietwat sarcastische Faut. “Zij kunnen immers hun kredieten, ook hypothecaire leningen, herfinancieren aan deze goedkope intrest min de extra korting die zij sowieso krijgen als kredietvereniging.” Faut ontkent overigens dat er dumping was, want ” CBHK heeft nog een lagere intrest.”
Ook wat de toekenning van bedrijfskredieten betreft, klinkt er kritiek. “Dagelijks worden we geconfronteerd metcliënten die rechtstreeks naar de NKBK overstappen voor een lening,” weet Craessaerts. “Ook hier is sprake van dumping. Het beste bewijs : volgens een audit van de Boston Consulting Group in 1994 is de rechtstreekse dienstverlening van NKBK deficitair. Zij pikken de beste cliënten apothekers, dokters, advokaten weg met dumpingprijzen en laten ons met de overschot zitten. Wij betalen hen jaarlijks 40 tot 50 miljoen als bijdrage in de exploitatiekosten. Enkel en alleen hun bestaan kost ons geld. We krijgen er geen enkele dienst voor in de plaats : geen informatica, geen publiciteit, geen vormingsprogramma’s.”
Faut : “NKBK deficitair ? Dat zal de toekomst uitmaken. Ik wijs erop dat we vandaag met dezelfde middelen als twee jaar geleden 60 % meer kredieten produceren, zodat onze relatieve kost is gedaald. Wij zijn trouwens geen concurrent van de kredietverenigingen. We trachten ons op Brussel te concentreren. Maar natuurlijk zullen we een cliënt niet afwijzen enkel en alleen omdat hij buiten de hoofdstad woont.”
De NKBK-topman beklemtoont overigens dat de winstdaling in 1995 (van 256 naar 74 miljoen frank) niets te maken heeft met slechte kredieten. Faut : “Die daling is vooral een gevolg van de aanleg van een pensioenfonds van 100 miljoen frank (met het oog op de privatisering) en investeringen in informatica, die onmiddellijk als een kost werden geboekt. De administratieve kost steeg van 887 miljoen naar 1019 miljard.”
Het hoeft geen betoog dat de verhouding tussen NKBK en de grotere kredietverenigingen flink fout zit. Toch pleit Craessarts voor een “sereen debat” en heeft het, volgens Faut, “geen zin dat we elkaar voor kakkerlak uitmaken”.
POTJE VAN 13,8 MILJARD.
Vanwaar eigenlijk de animositeit tussen de grote kredietverenigingen en de NKBK ? “De federale regering wil de hand leggen op onze reserves,” vreest Craessaerts. Het Antwerps Beroepskrediet heeft, bijvoorbeeld, een reserve van vier miljard. De collega’s van de Brabantse Kas voor Beroepskrediet beschikken over een potje van 2,1 miljard. En dit op een totaal van 13,8 miljard frank reserves.
“Dit vermogen kon worden opgebouwd omdat de kredietverenigingen tot 1991 slechts 5 % vennootschapsbelasting moesten betalen,” aldus Faut. “Omdat de KV’s hun winst niet mochten uitkeren, moest dit geld wel gereserveerd worden. Het zou onlogisch zijn als deze lokale banken, eens ze zich loskoppelen en een privé-statuut krijgen, dit geld doorschuiven naar de privé-aandeelhouders van de coöperatieve vennootschap. De minister van Financiën meent dat daarom het verschil tussen de normale belasting (39 %) en de al betaalde lasten (5 %) toebehoort aan de overheid.”
En daar wringt het schoentje. “Noem mij één private bank die in de voorbije tien jaar 39 % belastingen heeft betaald,” schampert Craessaerts. “Ierland-routes en andere buitenlandse fiscale vluchtheuvels technieken die wij gezien ons gedwongen lokale karakter niet mochten toepassen zorgden er wel voor dat hun aanslag tot een minimum werd beperkt.”
Craessaerts erkent overigens dat de reserves van zijn instelling niet mogen worden uitgekeerd aan zijn aandeelhouders. “Wij hebben er geen enkel probleem mee dat wij verplicht worden die vier miljard reserve in onze balans te houden ter versterking van onze risico’s,” zegt hij.
Vandaar dat vier grote Vlaamse kredietverenigingen (ABK, Oostvlaams Beroepskrediet, Westvlaamsch Beroepskrediet en het Onderling Beroepskrediet uit Zele) op vraag van de Federale Participatiemaatschappij in september vorig jaar een compromis-KB in die zin uitwerkten. “Naast het beginsel van de niet-verrijking van de vennoten en de onderlinge solidariteit, werd het principe ingeschreven dat we een volldig private onderneming waren die haar verhouding met de NKBK contractueel zou regelen,” aldus Craessaerts. “Maar we hebben er niets meer van gehoord. De federale regering houdt ons aan het lijntje. Met ons huidige administratiefrechterlijke statuut kunnen we geen volwaardige banken worden.”
Faut lijkt zich in de richting van dit compromis te bewegen. “Na de privatisering worden de kredietverenigingen banken met hetzelfde logo,” erkent hij. “Ze kunnen hun eigen politiek voeren, voor zover ze hun reserve niet gebruiken ter verrijking van de aandeelhouders. De wet zal dat mits er een oplossing komt voor de reserves toelaten. Ik ben voor de vrije concurrentie. Niemand vindt het aangenaam om met mensen te werken die die samenwerking eigenlijk niet appreciëren.”
HANS BROCKMANS
THIERRY FAUT (NKBK) Als NKBK aan dumpingpraktijken doet wat niet het geval is zouden de kredietverenigingen er beter mee van profiteren.
FREDERIK CRAESSAERTS (ANTWERPS BEROEPSKREDIET) NKBK kost de kredietverenigingen veel geld om niets te doen. Meer nog. Ze pikken de mooiste brokken van de kredietmarkt : apothekers, dokters en advokaten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier