Belgische werknemers zijn gewonnen voor meer flexwerk
De Belgische werknemers zijn bereid meer uren te presteren zonder extra vergoeding, als ze die gewerkte uren kunnen compenseren. Dat kan later op het jaar zijn, of later in hun loopbaan. Dat leert een onderzoek van de hr-dienstverlener Acerta. ‘Werkbaar werk’ mag voor de Belgische werknemer verder gaan dan de annualisering van de arbeidstijd.
De voorstellen van minister van Werk Kris Peeters (CD&V) over ‘werkbaar werk’ hebben al voor veel discussies gezorgd. Vooral de voorstellen over een flexibilisering van de 38-urige werkweek doen de emoties soms hoog oplaaien. De federale regering wil die 38 uren inpassen in een annualisering van de arbeidstijd. Dat houdt in dat iedereen op jaarbasis gemiddeld 38 uren per week moet werken. In drukke periodes kan er meer worden gewerkt (tot maximaal 45 uur) wat wordt gecompenseerd door minder lange dagen in rustige periodes. De vakbonden vinden de voorstellen maar niks en vrezen voor hyperflexibiliteit. De werkgevers zijn voorstander van de hervorming, maar vinden dat er te veel voorwaarden aan worden gekoppeld en dat het stelsel te duur is (overuren boven de 40 uur zouden nog altijd moeten worden uitbetaald).
Het debat was een aanleiding voor de hr-dienstverlener Acerta om na te gaan wat de werknemers zelf van de hervormingen denken. Uit de enquête bij 2000 werknemers (vooral bedienden en ambtenaren) blijkt dat een overgrote meerderheid gewonnen is voor een flexibele werkweek. De Belgische werknemer wil zelfs verder gaan dan de huidige voorstellen, die zich beperken tot het berekenen van het aantal uren op jaarbasis. 70 procent van de respondenten wil in bepaalde periodes van zijn hele loopbaan meer werken om het later iets rustiger aan te doen. Anders gezegd: de Belgische werknemer is gewonnen voor loopbaansparen dat verder gaat dan de annualisering van de arbeidstijd. “Wij bemoeien ons niet met het beleid, maar het onderzoek toont duidelijk aan dat er aan de basis een vraag is voor meer flexibele werktijden, waarbij extra uren niet binnen het kwartaal moeten worden gecompenseerd zoals nu nog het geval is”, zegt Chris Wuytens, managing director Acerta Consult.
Een andere variant is dat een werknemer gedurende één of meerdere jaren zijn vakantiedagen niet opneemt. Die opgespaarde vakantiedagen kunnen dan later gerecupereerd worden. 63 procent van de ondervraagden zou ingaan op die mogelijkheid. Hier is wel een verschil te merken tussen mannen en vrouwen. 68 procent van de mannen wil graag vakantiedagen opsparen, tegenover 57 procent van de vrouwen. Een verklaring kan zijn dat meer vrouwen in functie van opvang voor de kinderen denken, en dat zij die dagen sneller willen opnemen. Over meeruren of overuren zonder een extra vergoeding of zonder een vorm van loopbaansparen zijn werknemers veel minder enthousiast: slechts 47 procent is daarvoor gewonnen.
Overleg blijft nodig
Vraag is natuurlijk hoever de werkgevers bereid zijn te gaan. In het wetsontwerp van Kris Peeters wordt trouwens niet bepaald wie beslist over het meer of minder werken in bepaalde periodes. “Dat is één belangrijk knelpunt in het huidige voorstel van loopbaansparen”, zegt Dirk Wijns, directeur van Acerta Consult. “Er moet een degelijk systeem opgezet worden voor overleg tussen de werkgever en de werknemer. Dat is essentieel in alle flexibiliseringsvoorstellen. Bovendien blijkt uit de resultaten overtuigend dat mensen vragende partij zijn om extra uren te presteren op bepaalde momenten zonder dat ze daarvoor meer loon verwachten, op voorwaarde dat ze die uren later kunnen compenseren. Het wetsontwerp bepaalt dat de extra gepresteerde uren met een toeslag betaald moeten worden. Die resultaten werpen een nieuw licht op het huidige voorstel.”
Overleg blijft een sleutelwoord als we andere resultaten van het onderzoek bekijken. 71 procent van de werknemers is bereid in een flexibeler systeem te werken als ze zelf kunnen bepalen hoeveel uren ze in een bepaalde periode presteren en de gepresteerde overuren later in hun carrière kunnen terugnemen. In een systeem waarin de werkgever alleen bepaalt hoeveel uren gepresteerd moeten worden, is 37 procent van de werknemers bereid mee te stappen. Wuytens: “Die resultaten tonen aan dat overleg echt nodig is.”
Nog groeimarge voor thuiswerk
Flexibiliteit gaat niet alleen over de duur van de arbeid, maar ook over de locatie. 70 procent van de respondenten vindt dat ze hun werkplek zelf moeten kunnen bepalen. “Jaar na jaar nemen de files toe. Daarom zien we ten opzichte van de vorige enquête (68,5 % in 2015) een lichte stijging van het aantal werknemers dat zelf zijn werkplaats wil bepalen”, zegt Dirk Wijns.
50 procent van de respondenten zegt aan thuiswerk of telewerk te kunnen doen. Volgens het Acerta-onderzoek is daar nog ruimte voor verbetering. Bij de helft van de ondervraagden staat de werkgever thuiswerk niet toe, maar van die groep geeft 35 procent aan dat het wel mogelijk zou zijn in zijn of haar functie. Liefst 87 procent van de werknemers die het zouden kunnen maar niet mogen van hun werkgever, is vragende partij voor thuiswerk. “In het voorbije jaar zagen we dat veel bedrijven thuiswerk occasioneel toestonden bij verstoringen op de openbare weg, onder andere als gevolg van nationale stakingen”, besluit Wijns.
Alain Mouton
70 procent van de werknemers wil gedurende bepaalde periodes van zijn loopbaan meer werken om het in een latere levensfase iets rustiger aan te doen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier