Belgische toiletjuffrouw in Tokyo
De Waalse Amélie Nothomb verkocht al meer dan 400.000 exemplaren van haar tragikomische roman over haar belevenissen als bediende bij een concern in Tokyo.
Misschien lijkt de frêle roman Met angst en beven niet thuis te horen in een rubriek waar niet zelden economische turven belicht worden. Laat je evenwel niet misleiden door het achtste boek van de 32-jarige Waalse schrijfster Amélie Nothomb (nichtje van PSC– politicus Charles-Ferdinand Nothomb). Het gaat om een nauwelijks verbloemde autobiografie, waarin de Belgische terugblikt op haar zeven maanden als werkneemster van een concern in Tokyo. Laat je evenmin op het verkeerde been zetten door het schrale aantal bladzijden en de vlotte stijl. Nothomb schiet met scherp. Zelden is zo’n dun boek zo vernietigend geweest voor een bepaalde bedrijfscultuur en zelfs voor een hele maatschappij. Zelden ook is zo’n humoristisch tot zelfs hilarisch verhaal zo verbijsterend en zo pijnlijk geweest.
Op nauwelijks 130 spaarzaam bedrukte bladzijden slaagt Nothomb erin te bereiken wat Scott Adams presteert in de Verenigde Staten (en West-Europa) met zijn cynische Dilbert-capriolen. Adams houdt het Amerikaanse bedrijfsleven een bolle spiegel voor. Nothomb neemt haar toevlucht veeleer tot de holle spiegel: ze hoeft niet eens zwaar uit te vergroten, maar gewoon te registreren.
Vernederen als nationaal personeelsbeleid.
Amélie werd in 1968 in Kobe geboren als dochter van de Belgische ambassadeur Patrick Nothomb. Toen ze vijf was, verhuisde het diplomatengezin naar China, later naar Birma, Laos en Bangladesh. Tussendoor keerden ze terug naar Japan, waar Amélie de taal leerde spreken. Na haar studies Romaanse filologie aan de Brusselse ULB, trok ze naar Tokyo en zocht er een baan als tolk. Uiteindelijk geraakte ze aan de slag als bediende bij de import- en exportafdeling van het conglomeraat Yumimoto. Haar eerste taak, voor een meerdere een uitnodiging schrijven aan een Engelstalige om samen te gaan golfen, moest ze ettelijke keren herbeginnen, zonder ooit te weten te komen wat er mis was.
Die eerste anekdote tekent de sfeer van onderdanigheid en absurditeit. Wie in een Japans concern begint, wordt een paar jaar lang getrakteerd op vernederingen. De eigen identiteit wordt steen per steen afgebroken, tot het individu aan gruizelementen ligt en enkel nog dienst doet als olie om de bedrijfsketting gesmeerd te laten lopen. Nothomb heeft het niet over lang vervlogen tijden. Haar ervaring dateert uit 1990. In interviews beklemtoont ze dat de situatie er nog nauwelijks veranderd is – alle heisa over een culturele ommekeer in Japan ten spijt.
Na de eerste zinloze taak, lijkt iedereen haar dagenlang gewoon vergeten te zijn. Een tijdje wordt ze alleen geroepen als iemand thee of koffie wil. Tot ze bij het inschenken van koffie aan een handelsdelegatie vlekkeloos Japans prevelt. Nadat de delegatie vertrokken is, buldert een vice-directeur haar chef toe dat ze de indruk heeft gegeven het Japans te beheersen. De uitbrander volgt keurig de hiërarchische weg en finaal krijgt ze het verbod om nog Japans te spreken. Dat wordt immers niet geduld van een blanke, tenzij hij of zij een meerdere is.
Kafka als manager.
De scheldkanonnade blijkt slechts het begin van een kafkaiaans kluwen, waarbij zelfs de winst of het verlies van het bedrijf er niet eens zo veel toe doet. Dat de blanke werkneemster niet eens beleefd buigt, maar wil discussiëren over de bevelen en beschimpingen, maakt het alleen maar erger. Ze eindigt haar Japanse carrière dan ook als toiletjuffrouw.
In plaats van een ellenlange jammerklacht, heeft Nothomb haar ervaring strak aangespannen in een snel, tragikomisch relaas. Helemaal onthutsend wordt het pas wanneer de situatie van de Japanse vrouw duidelijk wordt. Ondertussen vraag je je voortdurend af waarom zovele Japanse concerns de wereldmarkt hebben kunnen veroveren. We diepten zelfs het boek De filosofie van het Japanse management op, een kolos van een professorenduo uit Stanford en Harvard uit de tijd toen managementboeken nog schaars waren en met respect doorploegd werden.
Ook Belgische topmanagers hielden toen ootmoedig pelgrimstochten naar het Japanse managementmirakel. We onthouden alvast dat we een onderscheid moeten maken tussen het organiseren of uittekenen van structuren (waarin Japanners nog altijd uitblinken) en het omgaan met medewerkers. In het schoorsteenkapitalisme met zijn reproductieve arbeid kon Japan profiteren van de gedisciplineerde collectieve sterkte. Nu we op de drempel van de informatiemaatschappij staan te popelen en creativiteit een steeds grotere rol speelt, komt het Japanse bedrijfsleven allicht niet toevallig in ademnood. Het zal dan ook buigen of barsten worden in Japan. De cultuur die altijd in het voordeel waaide, keert zich nu tegen het land. Silicon Valley, genesis van rijkdom en vlaggenschip van de nieuwe economie, gedijt immers op individualiteit.
Amélie Nothomb, Met angst en beven. Manteau/Bezige Bij, 130 blz., 595 fr.
luc de decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier