Belgische loonkosten ontsporen voort
De Belgische loonkostenhandicap tegenover de drie buurlanden loopt in 2012 op tot 9,7 procent, zo leren cijfers van de Europese Commissie. Gecorrigeerd voor productiviteit is een Belgische werknemer een vijfde duurder dan zijn Duitse collega.
De inkt van de wet die de loonnorm voor 2011-2012 vastlegt, is nog maar droog, de eerste sectorale akkoorden zijn net afgesloten en nu is al duidelijk dat de Belgische loonkosten dit en volgend jaar sneller stijgen dan in onze buurlanden.
Twee recente onderzoeken tonen aan dat onze ondernemingen door de stijgende loonkosten hun concurrentiepositie zien verzwakken. Eerst was er het rapport van het Planbureau dat berekende dat onze uurloonkosten in de periode 2011-’12 0,7 procent sneller stijgen dan in de referentiebuurlanden. Afhankelijk van de concepten bij de berekening van de loonkosten kan dat volgens Geert Vancronenburg van het economisch departement van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) zelfs 1 procent zijn.
De Europese Commissie berekende daarnaast dat de loonkosten gecorrigeerd voor productiviteit 1,1 procent sneller stijgen dan in de buurlanden. Daarmee liggen de Belgische loonkosten per eenheid product sinds de wet op het concurrentievermogen van 1996 wel 9,7 procent hoger dan in de buurlanden. In de periode 2011-2012 stijgen onze loonkosten per eenheid product 1,1 procent sneller dan in Duitsland, 1,4 procent ten opzichte van Frankrijk en 0,5 procent ten opzichte van Nederland.
Vooral de kloof met Duitsland blijft opvallen. Sinds 1996 zijn onze loonkosten per eenheid product 20,9 procent sneller gestegen dan in Duitsland.
België slaagt er niet meer in zijn hoge uurloonkosten te compenseren door een hoge productiviteit. Volgens het Planbureau kende de periode 2005-2010 een gemiddelde jaarlijkse productiviteitsgroei van amper 0,5 procent. De komende vijf jaar zou productiviteitsgroei zich herstellen en 1,1 jaar bedragen, maar dat is nog altijd een stuk lager dan de 1,5 procent van het begin van de 21ste eeuw.
Inflatie als boosdoener
Dat de loonontsporing weer toeneemt verbaast, want de sociale partners hadden het over een moedig interprofessioneel akkoord 2011-2012. Afgezien van de indexering is er alleen ruimte voor een reële loonstijging van 0,3 procent in 2012. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) verwachtte in België voor 2011 en 2012 een automatische indexaanpassing van 3,9 procent. Met de reële loonstijging van 0,3 procent betekende dit dat de lonen in België nominaal met 4,2 procent toenemen. In onze buurlanden zouden de lonen met 5 procent stijgen. Daarmee kan België een deel van zijn oude loonhandicap goedmaken.
Maar door de hogere Belgische inflatie en daaraan gekoppelde hoger dan verwachte automatische loonindexering zijn de cijfers van de CRB gedateerd. Het Planbureau verwacht voor dit en volgend jaar een automatische indexaanpassing van 5,5 procent. Bovendien valt de loonstijging in de buurlanden ook lager uit dan voorzien. De OESO heeft het over 4,8 procent loonstijging in Nederland, Frankrijk en Duitsland.
Een aantal loonakkoorden dat in die landen is afgesloten, wijst in die richting. Zo heeft de Nederlandse metaalsector een loonakkoord voor 26 maanden afgesloten dat een nominale loonstijging van 4,25 procent toekent. Een stuk minder dan de loonstijgingen die vorige week voor de Belgische metaalarbeiders werd afgesloten.
ALAIN MOUTON
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier