‘België raakt stilaan geïsoleerd’
De Vlaamse werkgeversorganisatie Voka pleit voor een structurele hervorming van het sociaal overleg. Dat overleg moet minder rigide zijn. Zo zou het voor ondernemingen mogelijk moeten zijn buiten het toepassingsgebied van de paritaire comités te werken.
Het Belgische sociaal overleg ligt al lange tijd op apegapen, zeker interprofessioneel. Als de loonkostenhandicap ontspoort, moet de regering corrigeren. Als het arbeidsrecht moeten worden hervormd, is het aan de regering om te innoveren. En op sectoraal niveau verloopt alles zeer rigide. De paritaire comités raken niet verder dan het uitvoeren van wat interprofessioneel is afgesproken. Bovendien is de ruimte van de ondernemers in het sociaal overleg beperkt.
Al die elementen maken dat er behoefte is aan een update van het sociaal overleg, concludeert Voka. In een nota pleit de werkgeversorganisatie voor een gemeenschappelijke dialoog om het sociaal overleg weer bij de tijd te brengen. “Het huidige model bestaat allang, maar is niet meer aangepast aan de huidige maatschappelijke en economische problemen”, stelt Hans Maertens, de gedelegeerd bestuurder van Voka, vast. “Ik zie interprofessioneel ook te weinig visie over waar we de komende vijf of tien jaar heen willen.”
“Het sociaal overleg gaat te veel over machtsverhoudingen. Er zijn te weinig gezamenlijke doelstellingen”, zegt Voka-expert Manou Doutrepont, jarenlang een vaste waarde in het sectorale overleg. “Het overleg gebeurt in een vijandige sfeer, maar het conflictmodel heeft zijn tijd gehad. Het biedt geen toekomstperspectief. Ik stel vast dat de sociale partners er op interprofessioneel niveau niet in slagen een gemeenschappelijke analyse van de problemen te maken. Zelfs niet aan de hand van de verslagen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, waarin zowel werkgevers als vakbonden vertegenwoordigd zijn. De studies van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid worden evenmin gebruikt voor gezamenlijke standpunten.”
Geen pessimisme
De vraag is of een gezamenlijke visie nog realistisch is in deze tijden van gespannen sociale verhoudingen? Hans Maertens weigert mee te stappen in dat pessimisme. “In het Vlaamse sociaal overleg zijn er wel gemeenschappelijke standpunten, zoals de toekomstvisie voor 2030 die in de schoot van de SERV tot stand is gekomen.” Daarin formuleren de Vlaamse sociale partners de visie en de krachtlijnen van de beleidsagenda van de komende vijftien jaar. Ze wijzen onder andere op het toenemende belang van innovatie en ondernemerschap, van digitalisering en automatisering en van moderne topinfrastructuur. Onderwijs en vorming moeten zich meer richten op talenten en competenties voor de toekomst.
Voka formuleert nu een aantal voorstellen om het sociaal overleg ook op andere niveaus te verbeteren. Maertens: “We willen de discussie openen.” Een eerste voorstel bestaat in meer directe inspraak voor de werknemers. “Het sociaal overleg is vandaag gedomineerd door het centrale en sectorale overleg. Daarnaast is er nog veel ruimte voor ondernemers en medewerkers om werk te maken van directe participatie op de werkvloer. In België heeft meer dan 40 procent van de werknemers geen rechtstreekse inspraak als er iets moet veranderen op de werkplek. Landen als Zweden, Denemarken, Finland en Oostenrijk presteren veel beter op dat gebied. België situeert zich rond het Europees gemiddelde.”
Voor Manou Doutrepont is het belangrijk dat er geen nieuwe verplichtingen komen om directe inspraak te vergemakkelijken. “Het initiatief op de werkvloer moet komen van de werkgever en de medewerkers. Het is belangrijk vertrouwen en ruimte te geven aan de medewerkers op het terrein.”
Op ondernemingsniveau
Een ander Voka-voorstel is een meer gedecentraliseerd overleg. Onderzoeken tonen aan dat er een positief verband is tussen competitiviteit en decentraal overleg. Een ander onderzoek leert dat er een negatief verband is tussen overleg boven het ondernemingsniveau en de tewerkstellingsgraad. Bedrijven met dezelfde economische activiteit vallen soms onder verschillende paritaire comités, waardoor andere loon- en arbeidsvoorwaarden gelden voor dezelfde economische activiteiten.
“Het overleg in de sectorale paritaire comités is een manier om het sociaal overleg te pacificeren. Maar de vraag is of dat een goede zaak is voor de tewerkstelling”, stelt de Voka-nota. De Europese Centrale Bank ging na welke elementen in het sociaal overleg leiden tot een inkrimping van de werkgelegenheid. Onder andere collectieve akkoorden boven het bedrijfsniveau zijn een bedreiging voor de werkgelegenheid. In Eurolanden gelden de collectieve akkoorden gemiddeld voor 77 procent van de bedrijven, in België is dat 89 procent. Een andere factor is de koppeling van de lonen aan de inflatie. In België vallen alle bedrijven daaronder, in de eurozone geldt dat gemiddeld voor slechts 31 procent van de bedrijven. Doutrepont: “België raakt stilaan geïsoleerd in de Europese tendens naar meer decentraal sociaal overleg.”
Voka pleit dan ook voor een hervorming van de paritaire comités. Een mogelijkheid is dat de sectorale cao’s alleen minimumvoorwaarden opleggen en meer ruimte geven voor ondernemingsoverleg. Het is een manier om ondernemingsoverleg te laten primeren op sectoraal overleg als een onderneming onder verschillende paritaire comités valt. Een verdere stap bestaat erin bedrijven uit een sectoraal akkoord te laten treden. Een opting-out dus. Doutrepont: “Waarom zou de minister van Werk de algemeenverbindendverklaring van sectorale cao’s niet kunnen laten afhangen van een opt-outclausule, zodat voor individuele bedrijven specifieke voorwaarden kunnen gelden? Een loonsverhoging via een paritair comité hoeft voor bepaalde bedrijven geen probleem te zijn, terwijl het voor andere een verzwakking van de concurrentiepositie kan betekenen.”
Alain Mouton
“Het model van het sociaal overleg is niet meer aangepast aan de maatschappelijke en economische problemen” – Hans Maertens, Voka
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier