BELGIE NUMMER TIEN. De sterkste landen

Azië en Amerika zijn de onbetwiste koplopers qua konkurrentie-kracht. België staat tiende op de ranglijst van de sterkste landen, vijf plaatsen beter dan vorig jaar.

Welk land staat er het beste voor in 1995 ? Het Nederlandse zakenblad FEM maakt een jaarlijkse ranglijst van de rijkste 21 landen ter wereld. Net als vorig jaar gaat de hoofdprijs naar Azië. Singapore eindigt op de eerste plaats en wisselt stuivertje met Taiwan. Ook de grootste skepticus zal er nu wel van overtuigd zijn dat deze landen zich definitief bij de rijke landen hebben geschaard. Hard werken de gemiddelde Singaporees maakt werkweken van bijna vijftig uur en een zeer ondernemersvriendelijke overheid zijn de twee voornaamste ingrediënten van het ekonomische sukses van alle vier de Tijgers : Singapore, Taiwan, Hongkong en Korea.

Als hoogste traditionele ekonomie eindigt die van de Verenigde Staten. Hoewel de ekonomische groei er dit jaar waarschijnlijk afzwakt, scoort Amerika op veel punten hoog. De lage dollar maakt het exporteren gemakkelijk.

Amerikanen klagen graag over de teloorgang van hun industrie. Daar is echter geen sprake van. De autofabrikanten Chrysler en Ford willen dit jaar duizenden nieuwe mensen aannemen. In sommige delen van het land vinden ondernemers zelfs geen personeel meer. De expansie van de dienstensektor die dankbaar gebruik maakt van de deregulering is minstens zo indrukwekkend.

Een land dat al enige tijd langzaam maar zeker dereguleert, is Japan. Het land steeg van een 19de naar een 7de plaats en kruipt daarmee uit een diep dal.

Ook Europa is druk aan het dereguleren. Op den duur leidt dat tot ekonomische groei. Maar vooralsnog moeten veel bedrijven eerst door een pijnlijk aanpassingsproces. Hoe sneller een land dereguleert, des te meer dwingt het bedrijven zich voor te bereiden op meer konkurrentie. De landen die laag eindigen, hebben die positie bijna allemaal grotendeels te danken aan een gereguleerde omgeving, subsidies en staatssteun.

PAUL VAN DER KWAST

(c)FEM

KAMPIOEN LAGE INFLATIE.

De prijzen in Japan zijn niet vooruit te branden. Lage inflatie is vaak een teken van een gezond monetair beleid en is een voorwaarde voor het opbouwen van een krachtige ekonomische basis. Voor 1995 verwacht de Oeso dat de Japanse konsumentenprijzen met niet meer dan een halve procent stijgen. Maar in Japan hebben ze weinig reden om daar blij mee te zijn. Want Japan heeft de lage inflatie voor een groot deel te danken aan de kwakkelende ekonomie en aan de dure yen, die de export ernstig bemoeilijkt.

De keerzijde van de sterke yen is dat de import goedkoper wordt, wat de inflatie drukt. Tot voor kort gebruikten importeurs, die elkaar vonden in knusse kartels, prijsdalingen om hun winstmarge te verhogen. Deze kartels verdwijnen echter als sneeuw voor de zon. Eenzelfde beweging doet zich voor in de detailhandel. Het Japanse effektenhuis Nomura spreekt zelfs over het in elkaar storten van de traditionele prijsstrukturen. Dat is prettig voor de Japanse konsumenten. Wellicht kunnen die dit jaar voor het langverwachte herstel zorgen.

TAIWAN IS GEEN TIJGER MEER.

Werkloosheid kent Taiwan nauwelijks. Niet meer dan 1,7 procent van de beroepsbevolking zit zonder werk. In de eerste vier maanden van 1994 was dat 1,3 procent. Mogelijk maakt een enkele Taiwanees zich nu al zorgen, maar voorlopig zal het eiland de ranglijst op het gebied van werkloosheid nog wel blijven aanvoeren. De naaste achtervolgers zijn de andere Aziatische tijgers.

Niettemin zijn er tekenen dat Taiwan niet meer de agressieve, dynamische tijger van voorheen is, maar gewoon een rijk land. Taiwan moet er rekening mee houden dat de tijden waarin de ekonomische groei rond tien procent voorbij zijn. Het land zou zich tevreden moeten stellen met een procent of zes.

De Taiwanese lonen liggen tegenwoordig op het niveau van een land als Spanje. Dat is voor veel ondernemers te hoog. Daarom verhuizen zij op grote schaal naar lage-lonenlanden als Indonesië, Thailand en aartsvijand China. De Taiwanese handel met China, die om politieke redenen via Hongkong loopt, bedroeg vorig jaar zo’n 750 miljard frank en Taiwan is er de grootste buitenlandse investeerder.

LEKKER ZWITSERS.

Wie kent ze niet : Zwitserse namen als Nestlé, Ciba-Geigy, Rolex en Swatch ? De wereld koopt graag Zwitserse produkten en diensten en is bereid daar fors voor te betalen. Het overschot op de lopende rekening piekte in 1993 tot 8 % van het bruto binnenlands produkt. Dit jaar zal dat een stuk lager liggen.

Zo’n hoog overschot is niet iets om trots op te zijn, omdat het mede een gevolg is van de door de recessie gedrukte import. Maar eerlijk is eerlijk : hoewel de meeste handelspartners van het Alpenland de ekonomische wind de afgelopen jaren tegenhadden, wisten de Zwitsers de export toch nog iets op te voeren. Het geheim ? Zwitserland heeft een exportpakket waar de hele wereld jaloers op is.

Terwijl Zwitserland het in de populaire beeldvorming vooral moet hebben van bankieren, toerisme, kaas en verzekeringen, wordt de Zwitserse ekonomie in werkelijkheid gedomineerd door de industrie. Het aandeel van de industrie in het bruto binnenlands produkt is er het hoogste van alle rijke Europese landen. De Zwitserse industrie is wel al jaren bezig om produktie naar goedkopere landen te verplaatsen. Toch zou de werkloosheid dit jaar niet boven de 3,5 % uitstijgen.

HOGE GROEI, LAGE INFLATIE.

Richard Hu, de minister van Financiën van Singapore, maakt zich een beetje zorgen. Hij waarschuwt er geregeld voor dat de groei in de stadstaat de rest van de jaren negentig zal afzakken naar het niveau van andere rijke landen. Daar blijkt nog weinig van. Dit jaar wordt een groei van 7,5 % verwacht. Toegegeven, dat is een stuk minder dan de elf procent in het eerste kwartaal van 1994.

Eén van de sterke punten van Singapore is zijn overheid. Die begrijpt dat een goed opgeleid en goed betaald ambtenarenkorps de ekonomie enorm kan helpen. Waarschijnlijk is Singapore het enige land in de wereld waar topambtenaren evenveel of zelfs meer betaald krijgen dan hun kollega’s op dezelfde niveaus in het bedrijfsleven.

Een bezoekje aan de haven van Singapore laat zien waar deze stadstaat zijn brood mee verdient. De grotendeels geautomatizeerde overslaghaven de drukste containerhaven ter wereld is het logistieke centrum van de regio. Wie een container openmaakt, vindt vooral high-techprodukten : elektronika, computers, videorecorders, grotendeels Made in Singapore. Eigenlijk wordt de ekonomie van Singapore alleen maar afgeremd door de geringe omvang van de bevolking, slechts 2,9 miljoen zielen.

DEREGULERING IS TOVERFORMULE IN VS.

De Verenigde Staten zitten nu op het hoogtepunt van de konjunktuurcyclus. Het bedrijfsleven heeft het gunstige tij gebruikt om de ekonomische struktuur te verbeteren.

Het Amerikaanse bedrijfsleven heeft de afgelopen jaren de produktiviteit fors opgevoerd. Een belangrijke stimulans daarvoor ging uit van deregulering. Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen bijvoorbeeld kunnen geen enkel beroep meer doen op de verstikkende bescherming van de overheid, zoals de meeste van hun Europese konkurrenten. Dat maakt ze gespierd.

Ook recent onderzoek van het adviesbureau McKinsey laat zien hoe heilzaam deregulering kan zijn. Het onderzoek vergelijkt de werkgelegenheidsgroei in onder meer de VS, Duitsland en Frankrijk. De even voor de hand liggende als onverbiddelijke konklusie is dat deregulering in sektoren als de detailhandel, tv- en filmindustrie en de bouw, heeft geleid tot een toename van inkomen en banen. Dat zijn geen hamburgerbanen : tachtig procent van de nieuw geschapen werkgelegenheid in de jaren tachtig bestaat uit banen voor midden- en topkader.

FINLAND INVESTEERT OPNIEUW.

Finland is dit jaar waarschijnlijk kampioen investeren. Dat is niet iets om trots op te zijn, want de ekonomie komt uit een heel diep dal. Geen enkel westers land heeft sinds de oorlog zo’n diepe val meegemaakt als Finland. De ellende was een kombinatie van mismanagement, pech en konjunkturele neergang.

Mismanagement slaat op de deregulering van de financiële wereld. Nadat de banken de kredietkraan hadden opengezet, schoten de beurskoersen en de grondprijzen omhoog en de banken zelf spekuleerden vrolijk mee. Het vervolg is voorspelbaar : banken moesten door de staat van het faillissement gered worden. Ze durfden nauwelijks nog geld uit te lenen. Daar kwam het ineenstorten van het sovjetimperium bovenop, waardoor de Finse export met vijftien procent daalde.

Tenslotte zat Finland op dat moment ook in een konjunkturele neergang. De kombinatie was dodelijk : het BNP daalde tussen 1991 en 1993 met 12 %. De werkloosheid schoot omhoog van 3,5 % in 1990 tot ruim 18 % in 1994.

Gelukkig is het ergste nu achter de rug. Een Fins bedrijf als Nokia, de op één na grootste producent van draadloze telefoons ter wereld, investeert alweer volop in eigen land. Als duwtje in de rug stemden de Finnen vóór toetreding tot de Europese Unie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content