België – Nederland. Oranje Boven
De Belgische ekonomie kromp beduidend sterker dan de Nederlandse om vervolgens minder groei-elan te tonen.
België en Nederland hoort men vaak in één adem vernoemen wanneer het gaat over de ekonomische bedrijvigheid. Het feit dat het niet alleen om buurlanden in dezelfde faze van hun ekonomische ontwikkeling gaat maar tevens om twee prototypes van het begrip “kleine, zeer open ekonomie”, bevordert natuurlijk dit denken in parallellismen. Voor de konjunktuurevolutie sedert 1992 geldt die strakke gelijklopendheid echter niet meer. Trends praatte erover met Ellen van der Gulik, Benelux-ekonome van de Morgan Guaranty Trust Company.
DE VERSCHILLEN.
Een eerste zeer opmerkelijk verschil tussen België en Nederland betreft de vaststelling dat onze noorderburen in 1993 geen echte krimp van het BBP hebben moeten verteren (zie bijgaande grafiek). België zag zich met -1,8 % gekonfronteerd, de zwaarste recessie sedert de Tweede Wereldoorlog. Ellen van der Gulik ziet hiervoor essentieel drie redenen : “Ten eerste bleef in Nederland de binnenlandse vraag veel beter overeind dan in België. Ten tweede, de staalindustrie en alles wat daarmee samenhangt, heeft in Nederland een sterke gerichtheid op de Angelsaksische wereld terwijl men in België veel meer afhangt van ontwikkelingen in Duitsland en Frankrijk. Zoals bekend deden de VS en Groot-Brittannië het in 1993 veel beter dan Duitsland en Frankrijk. Het derde element betreft de samenstelling van het industriële produktiepakket dat in Nederland meer gediversifieerd is dan in België. “
De industriële produktie van België bestaat voor grofweg 60 % uit halffabrikaten, voor de Nederlandse industrie ligt dit percentage op 40. “Bovendien, ” aldus Ellen van der Gulik, “richt zowat eenderde van de Belgische industriële produktie zich direkt of indirekt op de automobielindustrie die in haar aktiviteitsniveau een uitgesproken cyclisch karakter vertoont. Deze afhankelijkheid van de auto-sektor is voor Nederland een stuk minder uitgesproken. “
Een ander belangrijk aspekt inzake de grotere diversifikatie van het produktiepakket in Nederland betreft het belang van de voedselverwerkende industrie. Deze weegt bij onze noorderburen biezonder zwaar door daar ze 17 % van de totale produktie vertegenwoordigt. Vooral door de sterke vraag vanuit Oost-Europa groeide de voedselverwerking ook in 1993 nog met 1 % in volume.
Dat België met name in het eerste halfjaar van 1994 een snellere expansie kende dan Nederland (zie grafiek), volgt logischerwijze uit enerzijds de reaktie op de relatief gezien veel scherpere terugval van de aktiviteit in België in 1993 en anderzijds het gegeven dat de halffabrikaten het best gedijen in de eerste faze van een ekonomische heropleving. Het mag echter vrij ongewoon heten dat Nederland qua groeiritme België niet alleen snel weer bijbeende, maar ons land zelfs achter zich liet. Het Britse weekblad The Economist pollt regelmatig een twintigtal internationale konjunktuurvoorspellers en het gemiddelde van die predikties voor de ekonomische groei situeert zich voor België op 1,9 % voor 1994 en 2,7 % voor 1995. Voor Nederland liggen die cijfers op respektievelijk 2,2 % en 2,9 %.
TREKPAARD VAN GROEI.
Het is de binnenlandse vraag die in Nederland duidelijk de rol van trekpaard van de ekonomische groei heeft overgenomen van de export. Ellen Van der Gulik : “De bezettingsgraad van de produktiekapaciteit zit in Nederland nu reeds boven zijn trendniveau. Samen met het vertrouwen dat in zakenkringen prezent blijft en de stijgende bedrijfswinsten heeft men zo de noodzakelijke basisvoorwaarden om een forse heropleving van de investeringen te mogen verwachten. “
Voorts treden er in Nederland nog enige specifieke faktoren op die de interne dynamiek normalerwijze verder moeten aanzwengelen. De voornaamste hiervan zijn enerzijds een toename van de publieke investeringen die de Nederlandse overheid zowel met opbrengsten van het aardgas als van… privatizeringen zal financieren en anderzijds een stevige groei van de woningbouwinvesteringen. Ellen van der Gulik : “Geen van deze elementen is in België aanwezig, alhoewel het ergste inzake de bedrijfsinvesteringen nu wel achter de rug lijkt. Na de investeringsboom van het begin van de jaren negentig blijft er echter nog veel produktiekapaciteit beschikbaar. Van enige groei in de publieke investeringen kan gezien de toestand van de openbare financiën nauwelijks sprake zijn. “
Grootste domper op de Belgische konjunktuur blijft de houding van de konsumenten. Ellen van der Gulik : “De loonbevriezing in het kader van het Globaal Plan en de aanhoudende onzekerheid over eventuele nieuwe belastingen blijven zwaar doorwegen op de globale ekonomische aktiviteit in België. “
JVO
Onze noorderburen hebben in 1993 geen echte krimp van het BBP moeten verteren. België daarentegen zag zich met -1,8 % gekonfronteerd, de zwaarste recessie sedert de Tweede Wereldoorlog.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier