Belastingvermindering voor overwerk: verrassende interpretatie

Jan Van Dyck

Een paar jaar geleden heeft de wetgever enkele fiscale maatregelen genomen die het overwerk aantrekkelijker moeten maken. De bedoeling was dat de ‘overwerker’ netto meer overhoudt in het loonzakje en dat het overwerk de werkgever minder zou kosten. Daartoe werd ten behoeve van de ‘overwerker’ een nieuwe belastingvermindering in het leven geroepen. De werkgever kreeg op zijn beurt het recht een gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing bij zich te houden.

Koken kost geld. Daarom werd de fiscale aanmoediging beperkt tot 65 overuren. Wat de gedeeltelijke vrijstelling betreft van de verplichting om de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de schatkist, zegt de wet uitdrukkelijk dat zij per werknemer slaat op de eerste 65 uur overwerk.

Bij de belastingvermindering in hoofde van de ‘overwerker’ wordt deze beperking anders toegepast. De vermindering wordt niet zonder meer toegekend voor de eerste 65 uur. Zij wordt – zodra het aantal overuren hoger is dan 65 – verhoudingsgewijs berekend op basis van 65 uur.

Om een en ander goed te begrijpen, moet men weten dat ‘overwerkers’ de overwerktoeslag waarop zij recht hebben, normaal gezien in geld ontvangen. Maar onder bepaalde voorwaarden kunnen zij er ook voor opteren om deze toeslag om te zetten in bijkomende inhaalrust. Zij krijgen dan geen bijkomend loon.

De vraag is dan, wanneer de belastingvermindering speelt. Geldt zij enkel als de ‘overwerker’ de overwerktoeslag effectief laat uitbetalen? Of geldt zij ook als hij ervoor opteert de overwerktoeslag niet daadwerkelijk te laten uitbetalen, maar hij het equivalent ervan opneemt in de vorm van inhaalrust?

Volgens de wet wordt de belastingvermindering berekend op basis van het loon dat als berekeningsgrondslag heeft gediend voor de overwerktoeslag. Normaal gezien zou dit betekenen dat geen belastingvermindering wordt toegekend als de werknemer ervoor opteert om de overwerktoeslag waarop hij recht heeft, volledig om te zetten in bijkomende inhaalrust. Er is dan immers geen overwerktoeslag waarvoor de belastingdruk verminderd moet worden. Het zou tegelijk betekenen dat er slechts van een belastingvermindering sprake kan zijn als er effectief een overwerktoeslag wordt uitbetaald.

Volgens de wet moet de belastingvermindering, zodra er meer dan 65 overuren worden gepresteerd, verhoudingsgewijs berekend worden. Hoe? Door op de berekeningsgrondslag voor de belastingvermindering (die overeenstemt met het loon waarop de overwerktoeslag wordt berekend) een breuk toe te passen. Het gaat om een breuk met in de teller ’65’ en in de noemer het ‘totaal van de uren die als overwerk zijn gepresteerd’. De toepassing van de breuk heeft tot gevolg dat er ook hier geen belastingvermindering is, als niet daadwerkelijk een overwerktoeslag wordt uitbetaald (de breuk wordt dan immers toegepast op een onbestaande berekeningsgrondslag). Zij heeft vervolgens tot effect dat de belastingvermindering verhoudingsgewijs stijgt naarmate de overwerktoeslag voor meer overuren effectief wordt uitbetaald. De maximale belastingvermindering (berekend op het loon van ten hoogste 65 overuren) wordt dan bereikt, zodra de overwerktoeslag voor alle overuren – hoe hoog hun aantal ook is – effectief wordt uitbetaald en niets van de overwerktoeslag wordt omgezet in bijkomende inhaalrust.

Op het eerste gezicht ziet dit stelsel er logisch uit. Bij nader inzien, is het dat toch weer niet. De proportionele berekening moet slechts gebeuren als het aantal overuren de grens van 65 overschrijdt. Iemand die 65 overuren presteert, en de overwerktoeslag effectief laat uitbetalen, heeft recht op de maximale belastingvermindering. Iemand die dubbel zoveel overuren presteert (130) en de overwerktoeslag voor de helft (65) effectief laat uitbetalen en voor de andere helft (65) opneemt in de vorm van bijkomende inhaalrust, zou daarentegen slechts recht hebben op de helft van de maximale belastingvermindering. Nochtans presteert hij veel meer overwerk, en krijgt hij daadwerkelijk evenveel overwerktoeslag als in het eerste voorbeeld uitbetaald.

Blijkbaar is het onder meer deze tegenstrijdigheid die de belastingadministratie inmiddels heeft doen besluiten de nieuwe regeling volledig anders toe te passen. In een recente omzendbrief heeft zij laten weten dat het niet langer van belang is hoe de overwerktoeslag wordt opgenomen. De overuren geven recht op de belastingvermindering zodra zij ‘in principe’ recht geven op de overwerktoeslag waarin de arbeidswetgeving voorziet. Ongeacht of deze toeslag in geld, dan wel in bijkomende inhaalrust wordt opgenomen.

De proportionele berekening was oorspronkelijk bedoeld om de belastingvermindering verhoudingsgewijs te beperken zodra er meer dan 65 overuren zijn, en de overwerktoeslag minstens gedeeltelijk wordt omgezet in bijkomende inhaalrust. Na de voormelde omzendbrief is er van een dergelijke beperking gewoon geen sprake meer.(T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content