Belastingkartel

Marc De Vos © Marc De Vos

Er is gejubeld over het Amerikaanse initiatief voor een wereldwijde minimale vennootschapsbelasting van 15 procent, gekoppeld aan een regime dat de grootste en meest winstgevende bedrijven deels wil belasten in de landen waar ze omzet draaien. Tegelijk ontstond ophef, omdat een rapport aantoonde hoe Amerikaanse miljardairs gemiddeld slechts 16 procent inkomstenbelasting betalen. Nochtans bedraagt de belastingvoet voor die miljardairs 37 procent.

De moraal van het verhaal: niet de nominale, maar de reële belastingvoet telt. Als de G7 een universele minimumbelasting wil, moeten de landen wereldwijd een overeenkomst bereiken over de belastingbasis, inclusief de aftrekposten, de achterdeurtjes en de uitzonderingen. De G7 omarmt de postglobalisering. In plaats van handelsbarrières af te bouwen wil ze die optrekken. Alle landen hebben hun favorieten. Het Verenigd Koninkrijk wil de financiële sector vrijwaren, Frankrijk en Italië de mode-industrie, andere landen de groene-energiesector, Polen en Hongarije willen integraal de dans ontspringen. Dat zijn slechts de eerste reacties.

Gezonde belastingconcurrentie en een aantrekkelijk investeringsklimaat zijn troeven voor wereldwijde vooruitgang.

De voorgestane hervorming impliceert niet alleen een minimale belastingvoet die de race naar de bodem van de belastingparadijzen moet stoppen. Voor de Verenigde Staten is ze ook pasmunt om de race naar de top in digitaksen te stoppen. Diverse landen experimenteren met nieuwe belastingen op de – vooral Amerikaanse – techgiganten. Als Biden slaagt, gaat dat opbod de prullenbak in en krijgt Silicon Valley wereldwijd een maximumbelasting. Niet te verwonderen dat ze zich daar positief opstellen.

Het G7-voorstel betekent belastingzekerheid voor de grootste en meest winstgevende bedrijven. Die hebben hun thuishaven in de G7 zelf: tachtig van de honderd grootste bedrijven komen uit de G7 of kleine Europese landen, de rest vooral uit Azië. In verhouding zullen grote rijke landen met grote thuismarkten meer belastinginkomsten kunnen recupereren dan arme of kleine landen, die zelf ook minder armslag zullen hebben om zich als investeringslocatie te ontwikkelen. Dat is regressieve belastingrecuperatie, verpakt als progressieve belastinghervorming.

De Verenigde Staten willen van twee walletjes eten. Achter de façade van een belastinghervorming schuilt een herverdelingsoperatie die vooral de Amerikaanse koffers zal vullen en de internationale concurrentie voor investeringen door Amerikaanse multinationals tempert ten voordele van de Amerikaanse thuishaven. En wat Amerika kan op wereldvlak, zullen Duitsland, Frankrijk en Italië kunnen in de Europese Unie, ten koste van kleine lidstaten. En dat is nog maar het begin. Internationale belastingcoördinatie valt samen met de terugkeer van een industrieel beleid en overheidssturing van de economie. De uitgaven die overheden via investeringen en subsidies op het bedrijfsleven loslaten, zijn belangrijker dan de belastinginkomsten die ze heffen. Zwitserland heeft al aangekondigd dat het elk concurrentieverlies door een universele minimumbelasting zal compenseren met subsidies. Overal doen staten hyperactief aan relance. Dat trekt de bedrijven alweer spontaan naar waar de grootste thuismarkten en de grootste geldpotten zijn: de grote landen.

Ik heb weinig sympathie voor belastingparadijzen waar gladde multinationals miljarden kunnen parkeren. Daar is de slinger doorgeslagen en is interventie nodig. Maar gezonde belastingconcurrentie en een aantrekkelijk investeringsklimaat zijn troeven voor wereldwijde vooruitgang, en vaak de enige competitieve voordelen van kleine landen. De G7 ontpopt zich als een belastingkartel dat vooral zichzelf bedient. Als de inkt droog is en de fiscalisten zijn uitgedokterd, dreigen de winnaars van vandaag de winnaars voor altijd te worden.

De auteur is decaan aan de Macquarie University in Sydney en visiting fellow bij de denktank Itinera. @devosmarc

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content