Belasting geld voor glamourfuiven in Cannes
Gisteren, 12 mei, werd het Filmfestival van Cannes geopend. Hoe verkoop je daar Vlaamse films? Hoe positioneer je Jan Decleir tussen Jack Nicholson en Brad Pitt? En waarom gooit de Vlaamse overheid er nog steeds met plezier 100.000 euro belastinggeld over de balk?
Het kan: in 1999 kaapte een Belgische film de Gouden Palm weg op het prestigieuze Filmfestival van Cannes. Met Rosetta, een grauw portret van een meisje dat zich overeind wil houden in een verpauperd mistroostig milieu, bewezen de Waalse broers Luc en Jean-Pierre Dardenne dat je geen Kate Winslet of Brooke Shields nodig hebt om de hoogst gewaardeerde trofee in de filmwereld te winnen. Ze hadden zelfs nauwelijks een budget. Eén scène uit de huidige Hollywood-spektakelfilm Troy en de portefeuille van de Dardennes zou leeg geweest zijn.
Dat succes mag niet verhullen dat de Belgische cinema nog niet bepaald geschiedenis geschreven heeft. En dan hebben we het niet eens over de Vlaamse film. Het schrale heimattijdperk van de vloekende en ploegende boer is nu wel vervangen door kunstzinnige vlijt en af en toe een platte komedie, maar overtuigen doen ze zelden. Brad Pitt of Jan Decleir? De keuze lijkt vlug gemaakt, zeker als de koper alleen maar denkt aan de kassa. Want Cannes is niet zomaar een artistiekerig filmfestival, achter de glamour en glitter wordt bikkelhard onderhandeld over de verkoop en distributie van honderden aangeboden films. Cannes is vooral een filmmarkt.
“Ook in Cannes is er wel degelijk vraag naar acteur Jan Decleir en regisseur Stijn Coninx,” corrigeert Christian De Schutter. Als verantwoordelijke voor de promotie en communicatie van Flanders Image, een onderdeel van het Vlaams Audiovisueel Fonds ( VAF), moet hij dezer dagen de Vlaamse film op de Croisette in Cannes op de affiche zetten. Jarenlang was De Schutter correspondent voor het vakblad Screen International, vervolgens hoofdredacteur van Moving Pictures. Nu werkt hij met een promotiebudget van ongeveer 350.000 euro (een bedrag dat afgetrokken wordt van de 12,5 miljoen euro die het VAF dit jaar beheert). Bijna een derde van het promotiegeld gaat naar de aanwezigheid in Cannes.
Cocktail op de juiste plaats
Kleine regio, klein budget? Reageert De Schutter: “Het promotiebudget van Nederland is het dubbele van het onze. Denemarken spendeert jaarlijks meer dan een miljoen euro.” Gelukkig hoeven de origineelste ideeën niet altijd de duurste te zijn. Of kan je het geld beter besteden dan op die dure palmboomboulevards aan de Côte d’Azur? “Cannes is zonder meer de belangrijkste filmmarkt van het jaar. Er zijn niet alleen de kopers, maar ook de sales agents, de filmfestivals, de televisiestations en er is interesse voor zowel het populaire als het kunstzinnige product.”
Voor alle duidelijkheid: Flanders Image is geen verkoper. De deals worden gesloten tussen de Belgische producent en de koper. Christian De Schutter en zijn team leggen de contacten, ze spelen go-between. Maar hoe rooi je het met zowat 100.000 euro in Cannes? Eén receptie en het budget is op? Flanders Image kan voor zijn stand in het festivalpaleis en zijn activiteiten rekenen op sponsors als Coca-Cola en Interbrew (zie kader). De promotiefilm, vertoond op een groot plasmascherm, wordt verzorgd door ACE Digital House. Cannes betekent ‘gezien worden’. Met één affiche op de Croisette (kostprijs ongeveer 25.000 euro) val je niet op. Hoe dan wel? De Schutter: “We sluiten overeenkomsten met de vakbladen om de screenings van onze films aan te kondigen. Dat kost al gauw 5000 tot 6000 euro voor een pagina. De grootste zichtbaarheid halen we evenwel via een cocktail in samenwerking met Interbrew, dat een groot paviljoen heeft op het Carlton-strand: de meest strategische plek op de Croisette.”
Alleen de kassa overtuigt
Af en toe valt een film bijna vanzelf op. Dat dank je ofwel aan stars op de affiche of aan de uitstekende kassaresultaten op de lokale markt. Van dat laatste moet De Zaak Alzheimer (geregisseerd door Erik Van Looy naar de gelijknamige thriller van Jef Geeraerts) kunnen profiteren. Producent Erwin Provoost verkocht de film al aan Frankrijk, Nederland en Duitsland. Nu heeft hij die klus overgedragen aan het Britse The Works, een agentschap dat optreedt als sales agent. Zo’n agent strijkt een royale commissie van pakweg 20 tot 30 % (exclusief kosten) op, maar zijn contacten zijn dan ook onbetaalbaar.
Ook het focussen op een niche kan een filmmaker spontane interesse opleveren. Dat wordt alvast verwacht van Bavo Defurne, die met zijn korte films een begrip is in het wereldwijde gay-circuit en binnenkort uitpakt met zijn eerste speelfilm.
Bij een film als Team Spirit 2, in de markt omschreven als local comedy, moet de interesse zelf opgewekt worden. De Schutter zet zijn strategie uiteen: “Hier concentreren we ons op televisiestations en thematische filmfestivals. In het kader van de Europese voetbalcompetitie zijn er steeds festivals en tv-omroepen die rond het thema voetbal een reeks organiseren. Doorgaans starten we, al van bij de productie van de film, met het aanschrijven van onze contacten. Zelden of nooit wordt een film gekocht op basis van het scenario. Ook een trailer volstaat niet om een Belgische film te verkopen. Het wordt dus cassettes opsturen (via de producent) en screenings op festivals organiseren.”
De selectie van een film in een festivalcompetitie helpt ook. Dit jaar zit de kortfilm Flatlife van Jonas Geirnaert in de officiële competitie in Cannes. De Schutter: “Omdat we de stand delen met onze Waalse collega’s, komt zo’n selectie ook hen ten goede, net zoals wij al konden profiteren van de belangstelling voor de broers Dardenne.”
Recept voor succes
Maar wat wordt een succes? “Bijna onvoorspelbaar,” meent Christian De Schutter. “De filmgeschiedenis is bezaaid met kleine producties die een megasucces kennen en groots opgezette publieksfilms die roemloos ten onder gaan. Wij kennen onze buitenlandse contacten en weten wie in wat geïnteresseerd kan zijn of welk product waar beter in markt ligt. Dat is ook een taak die de sales agent verder op zich neemt. Hij kent de trends en de gevoeligheden per land. Zo kan hij de producent suggereren om bepaalde cuts te maken, omdat bijvoorbeeld een personage in dat land negatief overkomt, of omdat een bepaalde scène in een ander land geen interesse opwekt.”
Buitenlandse filmfestivals en filmmarkten, leuk en boeiend, maar wat levert het nu écht op? Het VAF en Flanders Image werken met overheidsgeld en krijgen niet eens een percentage van de verkoop. Alleen de binnenlandse box office komt het VAF ten goede. Filmsubsidies zijn immers een soort lening. Als de film uit de kosten komt, moet de lening terugbetaald worden. Als de film flopt, komt het geld niet terug. Van de meeste films wordt niet verwacht dat ze winst maken. De thuismarkt is te klein en er heerst geen klimaat om een ware filmbizz uit te bouwen. Het VAF recupereert een deel van de opbrengsten van de producent als hij winst maakt, geld dat meteen geïnvesteerd wordt in nieuwe producties. En scoren kán, denk maar aan Rosetta.
Piet Goethals
Hoe valt een film op? Dankzij ‘stars’ op de affiche of uitstekende kassaresultaten op de lokale markt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier