Belast en beladen
De regering-Di Rupo heeft begin dit jaar de bevrijdende roerende voorheffing van 25 procent ingevoerd. De premiebelasting van tak21- en tak23-producten werd opgetrokken. Spaarboekjes en de meerwaarde van aandelen blijven buiten schot.
Sinds begin dit jaar is de belasting op financiële producten sterk vereenvoudigd door de invoering van de algemene bevrijdende roerende voorheffing van 25 procent. De vroegere regeling, met een niet-bevrijdende voorheffing van 21 procent en een extra belasting voor wie per jaar meer dan 20.020 euro aan roerende inkomsten had, was op heel wat verzet van de banken en de beleggers gestuit, omdat ze nodeloos ingewikkeld was. De verhoogde belasting van 25 procent is van toepassing op alle intresten van termijnrekeningen, kasbons, obligaties en zichtrekeningen en op dividenden van aandelen. Beleggers hoeven die inkomsten niet meer op te geven bij hun belastingaangifte voor het inkomstenjaar 2013.
Spaarboekje blijft favoriet
De regering-Di Rupo heeft niet durven te raken aan de voordelige fiscaliteit van de Leterme-staatsbons, die werden uitgegeven tussen 24 november en 2 december 2011. Ook spaarrekeningen, de favoriete belegging van de Belgen, bleven buiten schot. De eerste schijf van 1880 euro intresten per spaarder is belastingvrij (bedrag geldig voor het inkomstenjaar 2013).
Een voorbeeld. Stel dat een koppel 200.000 euro op een spaarrekening zet tegen een rentevoet van 1,5 procent per jaar. Na een jaar brengt die belegging 3000 euro op (200.000 x 1,5 %). Die intrest wordt niet belast, omdat het bedrag lager is dan 2 x 1880 euro (3760 euro). Als het koppel 400.000 euro stort op een spaarrekening met een rente van 1,25 procent per jaar, komt de intrest van 5000 euro (400.000 x 1,25 %) wel uit boven het vrijgestelde bedrag van 3760 euro. In dat geval wordt alleen het bedrag boven de vrijgestelde schijf (5000 – 3760 = 1240 euro) belast tegen een verlaagd tarief van 15 procent, of 186 euro (1340 euro x 15 %).
Geen meerwaarde op aandelen
De meerwaardebelasting op aandelen en andere beursproducten zoals opties en ETF’s komt ter sprake bij elke nieuwe begrotingsonderhandeling, maar toch werd ze nog altijd niet ingevoerd in België voor verrichtingen die binnen het normale beheer van het privévermogen vallen. Voor de opbrengsten van speculatieve beleggingsactiviteiten daarentegen geldt een belasting van 33 procent.
Om te bepalen wat binnen het normale beheer van een vermogen valt, wordt vooral gekeken naar het systematische karakter van de verrichtingen, de verhouding tussen het ingezette kapitaal en de rest van het vermogen en het even-tuele gebruik van leningen om de aankoop van effecten te financieren. Het is voor particulieren dus niet verboden een goede zaak te doen.
De invoering van de algemene bevrijdende roerende voorheffing van 25 procent heeft ook de VVPR-strips nutteloos gemaakt. Die maakten het mogelijk de belasting op dividenden van sommige beursgenoteerde bedrijven te verlagen. De dividenden die vastgoedbevaks uitkeren, zijn niet langer fiscaal vrijgesteld, maar zijn onderworpen aan het verlaagde tarief van 15 procent.
Taks op beursverrichtingen
Beleggingen op de beurs — zoals aandelen, ETF’s, obligaties en derivaten — zijn onderworpen aan de taks op beursverrichtingen (TOB). Die heffing wordt berekend op het brutobedrag van roerende verrichtingen. Die belasting is alleen verschuldigd als de verrichting wordt aangegaan en uitgevoerd in België. Als de verrichting plaatsvindt op een andere markt, worden er mogelijk andere kosten aangerekend.
Het tarief van de Belgische taks op beursverrichtingen hangt vooral af van het type belegging:
• 0,09 procent op het brutobedrag (geplafonneerd op 650 euro) voor obligaties op de secundaire markt, certificaten van buitenlandse bedrijven met een notering in België, beursgenoteerde distributiefondsen en trackers, en gemeenschappelijke beleggingsfondsen;
• 0,25 procent op het brutobedrag (geplafonneerd op 740 euro) voor aandelen, warrants, vastgoedcertificaten, turbo’s, sprinters en speeders;
• 1 procent op het brutobedrag (geplafonneerd op 1500 euro) bij de aankoop of de verkoop van beursgenoteerde kapitalisatiefondsen en op de verkoop van niet-beursgenoteerde kapitalisatiefondsen.
Beleggingsfondsen
Beleggingsfondsen die zijn belegd op de beurs, kunnen op verschillende manieren worden belast, boven op de taks op beursverrichtingen. De periodieke stortingen van een distributiefonds zijn onderworpen aan de roerende voorheffing van 25 procent. Fondsen met een Europees paspoort die voor meer dan 25 procent zijn belegd in obligaties worden ook belast op de meerwaarde bij de verkoop. De meerwaarde wordt bij de uitstap belast tegen 25 procent op het deel van de portefeuille dat werd geïnvesteerd in obligaties.
Levensverzekeringen
Niet alleen spaarrekeningen zijn populair bij de Belgen, ook het uitstaande bedrag van de levensverzekeringen is de laatste jaren voortdurend gestegen. Maar bij de voorbije begrotingsonderhandelingen zijn de tak21- en tak23-levensverzekeringen niet gespaard gebleven: de belasting op de gestorte premies werd verhoogd van 1,1 naar 2 procent.
Tak21-producten zijn wel gevrijwaard gebleven van de verhoogde roerende voorheffing. Wie zijn geld langer dan acht jaar op de rekening laat staan of een contract met een overlijdensdekking van minstens 130 procent van de gestorte premies heeft, hoeft geen roerende voorheffing te betalen. Tak23-producten worden niet belast als bij de ondertekening van het contract geen gewaarborgd rendement wordt beloofd.
Het is altijd nadelig als de houders van een tak21-contract hun geld geheel of gedeeltelijk opvragen voordat acht jaar zijn verstreken. Het belastbare deel wordt berekend op basis van een forfaitaire rentevoet van 4,75 procent, maar dat stemt niet langer overeen met de marktrealiteit. Dat deel wordt belast tegen 25 procent.
FRÉDÉRIC DINEUR
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier