Ondernemingen zitten verlegen om personeel en scholen leveren jongeren af die geen werk vinden. Werkgevers vinden dat de vrije studiekeuze moet ingeperkt worden, scholen vragen lesgevers uit het bedrijfsleven.
2500 schoolverlaters staan bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) als jongere met een ‘kansloos’ diploma geregistreerd. Dat betekent dat ze over diploma’s beschikken die weinig tot geen kans op werk bieden. Die jongeren moeten onmiddellijk na hun schoolcarrière worden omgeschoold.
Eén op de vijf schoolverlaters uit het kunstsecundair onderwijs van de derde graad zoekt na een jaar nog een job. Wie een hogere opleiding volgt in de audiovisuele sector heeft een jaar na zijn afstuderen 30 tot 35 procent kans om in de werkloosheid verzeild te raken.
Het Vlaamse onderwijssysteem behoort tot de beste van de wereld, maar toch vinden veel schoolverlaters moeilijk een plaats te op de arbeidsmarkt. Toch blijven bedrijven steen en been klagen over het gebrek aan gekwalificeerd personeel. “De VDAB levert goed werk door werkzoekenden via opleiding naar knelpuntberoepen te loodsen, maar die dienst bevindt zich aan het einde van het traject”, zegt Wilson De Pril, directeur-generaal van technologiefederatie Agoria Vlaanderen.
“Kijk ook eens naar het begin van het traject: het onderwijs. De interesse voor de zogenaamde harde en technologiegerelateerde richtingen neemt af.” De Pril merkt deze evolutie zowel in het hoger als in het middelbaar onderwijs. “Goed 20 jaar geleden schreven zich nog meer dan 5800 generatiestudenten in voor een opleiding burgerlijk of industrieel ingenieur. Nu zijn dat er ruim 3000 minder.”
Uit onderzoek van de VDAB blijkt dat de interesse voor technische richtingen ook op het niveau van het technisch en beroepsonderwijs afneemt. Er studeren meer jongeren af in de zachte studiegebieden handel en personenzorg, en minder in het harde studiegebied mechanicaelektriciteit. Terwijl de tekorten op de arbeidsmarkt historisch zijn met grote vraag naar onder andere installateurs, lassers, elektriciens.
Geen onbeperkte vrijheid studiekeuze
Bovendien studeert een toenemend aantal jongeren na beroeps en technisch secundair onderwijs verder in het hoger onderwijs, niveau professionele bachelor, waardoor de instroom voor de technisch-uitvoerende knelpuntberoepen nog meer opdroogt. “Uiteraard is de toenemende doorstroming naar het hoger onderwijs positief, maar deze hooggeschoolden kunnen de knelpunten in de technische productie- en installatiejobs niet oplossen”, zegt De Pril.
“Er zijn ook tekorten voor hooggeschoolde technici zoals ingenieurs en ICT’ers. Uiteraard is de toename van het aantal schoolverlaters uit het studiegebied personenzorg een goede zaak omdat er ook in deze branche belangrijke knelpunten zijn, maar er zou toch een arbeidsmarktgerichte bijsturing moeten komen van de zesjarige opleidingen in het BSO.”
Voor De Pril het bewijs dat er iets schort met de studiekeuzes in Vlaanderen. “Niet alleen moeten we jongeren en ouders beter informeren over richtingen met toekomst. We moeten ons vragen durven te stellen bij de onbeperkte vrijheid aan studiekeuzes. Scholen zijn voorstander van meer en meer studierichtingen, want meer leerlingen betekent ook meer inkomsten. Ik denk dat hier toch een rationalisering nodig is met het oog op wat de arbeidsmarkt nodig heeft. Eigenlijk is een sturend studieadvies op basis van comptenties en talent een minimum.”
De topman van Agoria benadrukt dat iedereen mag studeren wat hij of zij “intellectueel verkiest. Maar er is ook een responsabilisering nodig van de studenten”. De Pril heeft hier een paar opvallende voorstellen klaar. Iedereen mag vrij zijn studierichting kiezen, maar als je in het eerste jaar niet slaagt, moet de volgende keuze beperkt worden tot richtingen die aansluiten op zijn talent en nuttig zijn voor de arbeidsmarkt.
In Nederland wordt dit systeem al een tijd toegepast om de instroom naar technische beroepen te stimuleren. De eerste studiekeuze is vrij, maar bij een falen volgt een bindend advies op basis van talent en competenties. “Wie een diploma heeft dat niet aansluit bij de noden op de arbeidsmarkt moet bij werkloosheid via opleiding in de richting van knelpuntberoepen worden gestuurd”, zegt De Pril. “Desnoods moet het sociale vangnet en dus de werkloosheidsuitkering kleiner worden voor wie met een kansloos diploma op de arbeidsmarkt komt.”
Enkelingen maken het verschil
Onderwijsspecialisten vinden de voorstellen om de studiekeuze te oriënteren een goede zaak, maar benadrukken dat het onderwijs mensen nooit volledig kan voorbereiden op een concrete job. Jongeren moeten ook in contact kunnen komen met het bedrijfsleven en de werkvloer. Als bedrijven zeggen dat ze hun vacatures moeilijk ingevuld krijgen, antwoorden de scholen dat ze liever zouden hebben dat de bedrijfswereld hen tegemoet komt in stageplaatsen, materiaal, didactische ondersteuning en het gebruik van nieuwe technologie.
Hier en daar gaat het al de goede richting uit. Zo bestaan sinds 2002 de regionale technologiecentra (RTC). Eerst in West-Vlaanderen, later in de rest van Vlaanderen fungeren zij als aanspreekpunt tussen bedrijfswereld en onderwijs. Ze worden gefinancierd via opleidingsfondsen en het ministerie van Onderwijs.
Het is een van de instanties die bedrijven helpen de meerwaarde van werkplekleren te kennen waarbij scholieren voeling krijgen met de werkvloer. “Scholen en bedrijven delen apparatuur en kennis en weten zo wat de meerwaarde is van werkplekleren”, zegt Ann Bulcaen, coördinator van RTC West-Vlaanderen. “De scholen beschikken via ons ook over apparatuur die te duur is om zelfstandig aan te kopen of te beheren.”
De Pril is vol lof over zulke initiatieven, maar waarschuwt voor overdreven optimisme. “De overheid heeft een goede visie over de toekomst van ons onderwijs. Ik denk aan het pleidooi van minister van Onderwijs Pascal Smet om techniek vroeger in het leertraject een volwaardige rol te geven. Dat mag gerust sneller, want de onderwijshervorming is pas voor 2020. Het onderwijs heeft een logge structuur en past zich traag aan. Ik zie te weinig gecoördineerde acties.”
Vaak maken enkelingen het verschil, zoals mensen uit het bedrijfsleven die besluiten naar het onderwijs over te stappen en vice versa. Maar er zijn weinig verhalen bekend van leerkrachten die een belangrijk deel van hun loopbaan buiten het onderwijs doorbrengen.
Pierre Pirard, die meer dan 20 jaar lang topfuncties bekleedde bij bedrijven als Procter & Gamble, ReckittBenckiser, Stanley Works, Family Service is er een van. Nu geeft hij les aan een school in Molenbeek (zie kader ‘Leraars en bedrijven leven op een andere planeet’).
Een ander voorbeeld is Raph Van Loocke, algemeen directeur van de Brugse hotel-, bakker-, slager- en voedingstechnologieschool Ter Groene Poorte in Brugge (1400 leerlingen) en vroeger actief in de voedingsindustrie. (zie kader ‘Wij zijn een zalmschool. Geen watervalschool’). Van Loocke en zijn staf leggen sterk de nadruk op werkplekleren om studenten op maat van de arbeidsmarkt af te leveren. De scholieren van Ter Groene Poorte doen ervaring op bij een dertigtal bedrijven in de voedingssector gaande van Campina over Ardo en Bavik tot Belcolade.
ALAIN MOUTON EN WOLFGANG RIEPL
“Desnoods moet de werkloosheidsuitkering kleiner worden voor wie met een kansloos diploma op de arbeidsmarkt komt” Wilson De Pril, Agoria
“De toenemende doorstroming naar het hoger onderwijs is positief, maar die hooggeschoolden kunnen de knelpunten niet oplossen” VDAB