BEDRIJF ZKT. ALI (M/V)
Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, bond vorige week de kat de bel aan door zijn pleidooi voor ‘praktijktesten’ tegen racisme op het werk. Dit keer trapte hij op zere tenen door openlijk kritiek te uiten aan het adres van de VLD. “Stop met partijpolitieke spelletjes te spelen,” was de prompte reactie van de premier.
De PS wil dat de praktijktest – die een allochtoon bijvoorbeeld toelaat te solliciteren bij een bedrijf dat verdacht wordt van racisme, om na te gaan of dit klopt – er zo snel mogelijk komt. De VLD is tegen. De liberalen spreken van ‘nepsollicitaties’ en vrezen voor een ‘heksenjacht’. Als de test er komt, kan die hoogstens door beëdigde ambtenaren of wetsdienaars worden afgenomen, aldus de partij.
Voor alle duidelijkheid. Discriminatie op de werkvloer is wel degelijk een probleem. Werkzoekenden worden gewikt en gewogen – en dus vaak ook afgewezen – op basis van hun gelaatskleur, ras, etnische of culturele achtergrond. Een aanwerving is geen 100 % objectief proces. Gevoelsmatige criteria, waaronder xenofobie, spelen inderdaad mee.
Wat ook meespeelt, is het fundamentele aanwervings- en ontslagrecht van een werkgever. De patron van een onderneming kan niet verplicht worden een bepaalde sollicitant in dienst te nemen. Sterker nog, als hij gedwongen wordt om iemand op basis van zijn ras aan te werven, is de kans even zo groot dat hij hiermee iemand anders op basis van geslacht, leeftijd, handicap of seksuele geaardheid benadeelt, zo stellen juristen.
Ook Jozef De Witte ziet de heikele kantjes van dit probleem. Zo noemt hij quota een blind en onge- nuanceerd instrument. De discussie over het opleggen van die quota werkt volgens hem verlammend, omdat het draagvlak bij de werkgevers te klein is. “Beter zo laat mogelijk invoeren en zo vroeg mogelijk afschaffen,” zegt hij. Maar waarom überhaupt een maatregel invoeren, als die eerder verstarring dan verandering in de hand lijkt te werken?
De voorstanders van de praktijktest maken de vergelijking met de strijd tegen sociale of fiscale fraude. Ook die strijd kan niet gevoerd worden zonder een sociale of fiscale inspecteur op pad te sturen. Dat klopt. Maar een optimaal opgeleide overheidsambtenaar op controle sturen, is iets heel anders dan eender welke sollicitant zelf de test laten doen.
Sinds vorig jaar zijn er 220 sociale inspecteurs opgeleid om discriminatie bij bedrijven en organisaties te controleren. Ze zijn daarvoor goed getraind en hebben de nodige scenario’s en werkmethodes meegekregen om knelpunten op dat gebied in de praktijk aan te pakken, zo liet een topman van de Algemene Directie Toezicht op Sociale Wetten in augustus 2005 trots weten. Waarom wordt daar nu met geen woord meer over gerept?
Het optreden van deze sociale inspecteurs was het eerste uitvoerende sluitstuk van de antidiscriminatiewet van 2003. In dit verband kunnen we twee conclusies trekken. Ofwel levert de dienst goed werk, en dan zou het leerrijk zijn om eens na te gaan of er op het vlak van discriminatie stappen vooruit worden gezet en of er lessen uit kunnen worden getrokken.
Ofwel levert de dienst geen goed werk – misschien doordat de ambtenaren overbelast zijn of omdat er andere (operationele) knelpunten optreden – en dan moet dáár eerst een mouw aan gepast worden. Door nu alleen te focussen op het tweede sluitstuk, de invoering van de praktijktest door middel van een Koninklijk Besluit, dreigt de overheid half werk af te leveren.
Voka, Unizo en VBO hebben de plicht voor eigen deur te vegen. Zij moeten hun leden aansporen in eigen boezem te kijken. Net zoals bedrijven mystery clients inschakelen om na te gaan of hun filialen aan de kwaliteitsnormen voldoen, zou de werkgever ook moeten nagaan of het eigen aanwervingsbeleid in alle afdelingen aan alle criteria blijft voldoen.
Knelpuntvacatures zijn geen tijdelijk probleem meer. Werkgevers die blijven geloven dat ze alloch-tone sollicitanten links kunnen laten liggen, geloven in sprookjes.
Piet Depuydt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier